Wel Ed. Achtb. Heeren
van de Regeering van de stad B....
Zonder roem na waarheid, diend deze tot informatie, dat onze familie bestaat uit man, vrouw en zoon; wij zijn ruim 40 jaren; de zoon, de fleur onzer jonkheid, de kragt onzer lendenen, de stut onzer bejaarde dagen, is 20 jaren oud, en meester glazenmaker en verwer, en meesten tijd ondermeester, een jongeling des geluks, fris en wel geformeert, en regt van leden. Zoo UEd. Achtb. een wel gedresseert schoolmeester en voorzanger van doen of van noden hebt. God geve UEd. Achtb. wijsheid en voorzigtigheid in de electie van zoodanig een persoon: of wat het ook zij, verzoeke UEd. Achtb. aangaande mijne kunsten en weetenschappen eens aan te merken; dezelve bestaan uit de volgende dingen of weetenschappen, n.l.: Italiaans- of scheepsboekhouden, de wijnroeiers-konst stuurmans- en landmeetskonst, zonder roem, dog het is Gods gave, extra ordinaire puik overheerlijk schoon zingen, als het God belieft. Zoo UEd. Achtb. begeerig bent aan te hooren, tot verwondering, ja zelfs verbaasdheid, en wat iets meer zij, dat een zoo teeder ligchaam in lezen en zingen zoo een geluid kan geven. Ik ben op de vierde verandering van domicilium; alle figuren op het konstigste door ovaal rondsgewijze met de passer te halen, alle de zonnewijzers te vormeeren, Italiaansche Romeinsche letters, ja tot 50 diversche standen te schrijven, capitaal links en regts door te haalen, met de panseel te schrijven en te vergulden, en diergelijke weetenschappen en kapaciteiten meer; mede de veerdigheid der pen, in dewelke ik voor niemand hoef te wijken; de roem buitengeslooten, ik ben verzekert dat UEd. Achtb. nog beter zult ondervinden, wanneer ik het met de pen durf exprimeren; wanneer UEd. Achtb. gelieven te hooren of te zien, hebt maan tot UEd. Achtb. te recommandeeren, of door iemand te laaten afhaalen; de distantie tusschen beide is 9 of 10 uuren; mijn vrouw is de allerbeste in haar huishouden, in het adsisteren van mijn schoolij anfijn, van de hoofdschedel af tot de voetzoolen toe ben ik een schoolmeester.
N.B. Wijn of sterken drank word van mij nimmer gedronken. Ziet ook voor het laatst, ja voor het laatste zeg ik, en koort UEd. Achtb. zullen nog beter ondervinden, aangaande mijn comportement.
P.S. Per eerste occazie antwoord verwagtende van te komen of niet: zoo UEd. Achtb. op zoodanige conditien niet geliefde te hooren of zien, gelieft dan maar de goedheid te hebben van mijn paier met den eersten terug te zenden; dan hoop ik dat UEd. Achtb. den Hemel wil geven eendragtigheid en liefde, ja zelfs concordantie tot in de electie van een goed, braaf, eerlijk en bejaard en deugdzaar man; de Heer zegene UEd. Achtb. en de waarde broeders der gemeente in het electriseeren van een ander persoon van het vaceerande ampt uwer schoolmeesters en voorzangers ampt. Blijve na hertelijke salutatie en prezentatie van mijn onderdanige dienstpresentatie aan UEd. Achtb. met de broederen der gemeente.
Uwen onderdanigsten dienaar
S.J.V.
Schoolmeester te O.
17 1-5 54.
Hierbij geeft Hartog den volgenden commentaar: ‘Deze brief heeft eene geschiedenis, waarvan ik hier in 't voorbijgaan nog iets moet zeggen. In 1856 ga de Navorscher deze brief uit met de opmerking, dat hij waarschijnlijk thuis behoorde in de eerste helft der achttiende eeuw. Anderen meenden toen ter tijd, dat hij in 1806 of 1816 opgesteld zou zijn, verdicht om, zooals de heer J. ter Gouw het in DE OUDE TIJD, bl. 333 uitdrukt, de “verbeteede onderwijzers” dier dagen eens ten koste der “oude schoolmeesters” wat op te vrolijken.
Laatstgenoemde schrijver vond denzelfden brief in den “Oprechten nieuwen Utrechtsen Almanack” van 1777 en trok uit de bijzonderheid, dat de namen van den schoolmeester en van de plaats verzwegen worden, het besluit, dat de brief in 1777 nog van jonge dagteekening was en denkelijk niet veel ouder dan 1770. Deze gissing blijkt onjuist te zijn, aangezien de brief het eerst voorkomt in DE PHILANTHROPE van 1758, waaruit hij in 1777 in dien Utrechtschen Almanak overgenomen is. Volgens de Heer ter Gouw was de naam van den Schoolmeester SIMON JANSZ. VERWEIJ, en de betrekking naar welke hij dong, te begeven door, te begeven door de regeering en den kerkeraad van Zalt-Bommel.’
In DE NAVORSCHER was het eerst de aandacht op dit merkwaardig document geves-