Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 30
(2014)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
Realia uit Drongen en Meigem in het verhalend proza van Cyriel Buysse
| |
[pagina 110]
| |
de driesprong vóór het kasteel, waar op een graspleintje een klein wit kapelletje stond onder drie oude linden, aarzelde zij tussen het nemen van een kleine omweg over de velden of rechtdoor te lopen langs de lommerweg van het kasteelpark. Zij koos deze laatste, kortste weg.Ga naar voetnoot(3) In zijn belangrijke studie uit 1994 wees Wouter Verkerken er terecht op dat de herberg De Floncke op het grondgebied van Drongen ligt en nog steeds bestaat.Ga naar voetnoot(4) Deze herberg, gelegen ten oosten van het dorpscentrum langs de weg naar Landegem, op het kruispunt van de Varendrieskouter met de Halewijnkouter, de Varendriesstraat en de Rabouwstraat, staat nu al enkele jaren leeg en zal misschien worden afgebroken. Dat zou bijzonder te betreuren zijn want de herberg is eeuwenoud. De Floncke komt reeds voor op een in 1683 op last van de overheid opgestelde ‘lijste van de herbergen ende tavernen’ binnen de parochie van Drongen en werd op die lijst al omschreven als ‘alwaermen van menschen gedencken heeft bier ende wijn vercocht’.Ga naar voetnoot(5) Dat deze herberg onder dezelfde naam verder ononderbroken werd uitgebaat wordt aangetoond doordat De Floncke eveneens wordt vermeld in een inventaris van drankgelegenheden die in uitvoering van het Edikt van 21 juli 1779 van keizerin Maria Theresia werd opgesteld. De omschrijving van dat jaar luidde onder meer: ‘[...] paelende vande noortsijde jegens den heirwegh van Gendt naer Nevel ende vande suijtsijde den heirwegh naer Drongendorp [...] dat hun huijs bekent is voor herberge misschien den tijdt van beth de 200 jaeren’.Ga naar voetnoot(6) Gelegen langs de heerweg, had de herberg tot doel om reizigers naar Gent gelegenheid tot overnachting of verpozing te bieden en de paarden te laten uitspannen. Buysse situeert in de roman Uleken de herberg De Floncke in het dorp Akspoele.Ga naar voetnoot(7) In Het recht van de sterkste (1893) is het ook op Akspoelekermis - en dus niet in Brakel (een pseudoniem voor Nevele)Ga naar voetnoot(8) - dat Maria Beert wordt verkracht, meer bepaald bij het verlaten van de | |
[pagina 111]
| |
herberg de Oret.Ga naar voetnoot(9) In een voetnoot verklaart de verteller zelf dat deze benaming wellicht afkomstig is van het Franse ‘arrêt’,Ga naar voetnoot(10) wat opnieuw wijst op een logementhuis of een afspanning voor voerlieden. Het is dan ook verleidelijk om aan te nemen dat Buysse in Het recht van de sterkste (1893) dezelfde herberg voor ogen had die hij veel later in Uleken (1926) onder zijn ware naam De Floncke heeft beschreven, temeer daar in beide romans na het verlaten van de herberg een gelijkaardig gestructureerde verkrachting- of verleidingsscène volgt.Ga naar voetnoot(11)
Herberg De Floncke in Drongen.
Toch is met deze laatste hypothese de grootste voorzichtigheid geboden. Niet alleen omdat De Floncke in Uleken een ‘grote landelijke herberg’Ga naar voetnoot(12) wordt genoemd, terwijl de Oret in Het recht van de sterkste maar een ‘kroegje’Ga naar voetnoot(13) was. Ook in Buysses vroegste, onvoltooid gebleven | |
[pagina 112]
| |
roman De levenskring (ca 1888-1889) woont Roberts lief Emmatje op een afgelegen wijk in een klein herbergje met als naam den Hôret of den Oret.Ga naar voetnoot(14) In het eerste deel van De levenskring wordt daarnaast ook even verwezen naar een herberg De Floncke,Ga naar voetnoot(15) zodat er minstens in dit vroege werk geen sprake kan zijn van een identificatie tussen De Floncke en den Oret. Bovendien heb ik na een lange speurtocht gevonden dat er ook een herberg In de Horet werkelijk bestaan heeft, zij het slechts gedurende een heel korte periode, vanaf het begin van de jaren 1880 tot 1894. Maar laat dat nou net de periode zijn waarin Cyriel Buysse al eens een herbergbezoekje placht af te leggen en waarin ook De levenskring en Het recht van de sterkste geschreven werden. Het werkelijk bestaande kroegje In de Horet lag inderdaad op een uithoekje, echter helemaal niet in Drongen maar in Meigem.Ga naar voetnoot(16) De krant De Deynsche Burger vermeldde op 19 november 1883 de herberg In de Horet bij Charles Van De Walle. In de bevolkingsregisters van Meigem 1881-1890 treft men op het adres Meulebroecken 10 (thans Meulebroeckstraat) in een dan wellicht nieuw gebouwd huis aan: Karel Louis Van De Walle, werkman, en zijn echtgenote Rosalia De Roose. Charles Van De Walle overleed te Meigem op 31 maart 1885 op 65-jarige leeftijd. De overlijdensakte vermeldt dat hij herbergier was. Vermoedelijk was hij in de eerste plaats ‘werkman’, maar ook ‘herbergier’ in bijberoep, zoals baas Wieme, de vader van Emmatje, in De levenskring. Zijn weduwe zette de zaak verder. De Gazette van Deynze signaleerde op 16 juni 1889 een ‘prijskamp met de krulbol bij weduwe Van de Walle’. De echtgenoten Van De Walle-De Roose hadden ook twee dochters. De oudste, Marie Romanie (o2 februari 1860), in de bevolkingsregisters van 1881-1890 ingeschreven als kantwerkster, huwde te Meigem op 31 mei 1882 met Camille Coppens, werkman. Het jonge paar bleef in het herbergje inwonen. In de bevolkingsregisters van Meigem 1891-1900 is het Camille Coppens, die werd aangeduid als herbergier. De jongste dochter, Marie Sidonie (o16 april 1863) huwde te Meigem op 2 mei 1888 | |
[pagina 113]
| |
met houtzager Edouard Martens en verhuisde na haar huwelijk naar Vinkt. In mei 1894 verlieten ook de andere familieleden de woning te Meulebroecken 10. Er is geen enkele aanwijzing dat hier later nog een herberg werd uitgebaat. Het toenmalig bestaan van een herbergje In de Horet in Meigem strookt met andere, door Joris van Parys vastgestelde biografische gegevens. Volgens de nadrukkelijk als geromantiseerde autobiografie gepresenteerde Roman van de schaatsenrijder uit 1918 was de verteller niet ouder dan achttien jaar toen hij kennis maakte met zijn eerste echte liefde, die hier Tieldeken van Meilegem heet. Hoewel Meilegem de naam is van een deelgemeente van het Zuidoost-Vlaamse Zwalm aan de Schelde, verwijst het toponiem in deze context duidelijk naar Meigem bij Deinze.Ga naar voetnoot(17) Net als Emmatje in De levenskring was Tieldeken de dochter van een tapper. De biograaf wijst er verder op dat het hoofdstuk over Tieldeken in De roman van de schaatsenrijder enkele bladzijden bevat met direct herkenbare varianten van taferelen met Emmatje in De levenskring en dat een lange biechtbrief aan Max Rooses uit 1892 het bewijs oplevert dat deze penibele situaties een concrete autobiografische achtergrond hebben.Ga naar voetnoot(18) Nu blijkt ook de herberg den Hôret in De levenskring te kunnen verwijzen naar een gelijknamige, werkelijk bestaande herberg in Meigem... Maar laten we terugkeren naar Uleken en Drongen. Verkerken stelde dat het in het gehucht De Floncke gesitueerde kasteel van meneer Santiel, de toekomstige burgemeester van de gemeente,Ga naar voetnoot(19) een fantasietje van Buysse is.Ga naar voetnoot(20) De leden van de heemkundige kring Dronghine bezorgden mij nochtans een gouden tip.Ga naar voetnoot(21) Op slechts vijf minuten wandelafstand van de herberg De Floncke ligt op de wijk Varendries aan de St. Gerolfstraat 32 (vroeger de Kapellestraat, Kapeldreef of Keuze) het kasteel Kapellegoed. Het betreft een zeer oude nederzetting; hiervan getuigen de aanleg van de dreef en de dubbele omwalling. Het goed werd reeds vermeld in de Gentse schepenregisters van 1398.Ga naar voetnoot(22) | |
[pagina 114]
| |
Vóór het kasteel, op een driehoekig aarden pleintje, ligt de St. Gerolfskapel, zoals Buysse het ook beschreven heeft. Indien je de kasteeldreef er bij telt, zoals Buysse doet, kom je inderdaad aan een driesprong. In 1948 werd deze kapel in opdracht van de toenmalige pastoor van Drongen vergroot. Uit een foto vóór deze verbouwing blijkt dat de kapel inderdaad door drie linden werd omgeven. Weliswaar was deze kapel niet in het wit geschilderd. Verder onderzoek leerde mij dat het kasteel vanaf 1837 tot 1890 eigendom was van de familie Stalins, een zeer oude en vermogende patriciërsfamilie, afkomstig uit het graafschap Vlaanderen, met generaties van eminente juristen die zich vooral in Oudenaarde en Gent verdienstelijk hebben gemaakt.Ga naar voetnoot(23) Het kasteel werd rond 1870 dan ook ‘Campagne van Stalins’ genoemd.Ga naar voetnoot(24) De kasteelheer in Ulekenheet meneer Santiel, wat verdacht veel lijkt op de reële bewonersnaam Stalins. In de negentiende eeuw was de familie Stalins door wederzijdse ontervingen intern verscheurd. Vanaf 1882 was het ganse voorouderlijk vermogen, inbegrepen het kasteel, in handen van één overgebleven naamdrager, de ongetrouwde jonkheer François Theodore Stalins (oGent 19 augustus 1815). Hij overleed te Drongen op 8 juli 1890. Op 28 maart 1891 werd de erfenisaangifte ingediend. De nalatenschap was reusachtig: 123 ha 79 a 78 ca gronden, 62 hoeven met een gezamenlijke oppervlakte van 783 ha 55 a 25 ca (de totale oppervlakte van zijn onbebouwde en bebouwde onroerende goederen bedroeg aldus 906 ha 35 a 03 ca), daarenboven 14 huizen met een geschatte waarde van 107.614 BEF, het kasteel geschat op 82.000 BEF, een woonhuis te Drongen geschat op 58.000 BEF en een residentie in de Sint-Pietersnieuwstraat te Gent geschat op 110.000 BEF, daarnaast tal van schuldvorderingen en obligaties, een stoomschip genaamd ‘de Lei’, enkele vis- en andere boten, een locomobiel, paard en rijtuigen enzovoort. In de aangifte werd de totale nalatenschap anno 1891 geraamd op 6.000.000 BEF (148.736,11 EUR).Ga naar voetnoot(25) | |
[pagina 115]
| |
Na het overlijden van jonkheer Stalins bleek dat hij dit ganse ontzaglijke vermogen bij eigenhandig testament van 20 april 1885 en mystiek testament van 1 april 1889 had nagelaten, niet aan zijn neven en nichten, maar aan de Drongense brouwer Polydore Colle (oDrongen 7 juni 1843). Stalins koesterde een warme sympathie - eufemistisch uitgedrukt - voor mevrouw Colle, geb. Mathilde De Grave (Laarne 17 mei 1851 - Gent 30 augustus 1916), en kwam haar bijna dagelijks zijn liefde betuigen.Ga naar voetnoot(26) De wijze waarop Polydore Colle en zijn echtgenote de bejaarde François Stalins, schatrijk maar totaal vereenzaamd, in de watten hebben gelegd om hem te doen besluiten zijn vermogen aan hen te legateren, is gedurende vele generaties op de gemeente Drongen onderwerp van gesprek geweest.Ga naar voetnoot(27) Een bron bevestigde mij nog: ‘Het onderwerp was niet taboe, maar de zaak werd verteld met achterdocht en soms met vrolijkheid, zoals men van bandieten en een geslaagde overval vertelt’. Een adellijke nicht van François Stalins liet het hier niet bij. Zij stelde een vordering in voor de rechter tot nietigverklaring van deze testamenten, waarbij de aanduiding van Polydore Colle als begunstigde gebeurde op grond van bedrieglijke beïnvloeding van de wil van de erflater. Na een hevige juridische strijd, die vijf jaar duurde en die ook in de dagbladen heel wat aandacht kreeg, won Polydore Colle dit proces. De testamenten bleven overeind en Polydore Colle verkreeg in één klap de status van puissant rijke grootgrondbezitter. Hij werd de eigenaar van tientallen grote pachthoeven, vaak op hun beurt omringd door kleinere doeningen, zoals in Uleken de ouders van het hoofdpersonage het door hen bewoonde boerderijtje van meneer Santiel in pacht hielden. Colle stopte zelf met brouwen en besloot van zijn rente te leven. Sinds 25 oktober 1881 zetelde hij al ononderbroken in de gemeenteraad van Drongen. Precies zoals meneer Santiel in Uleken, zou hij nu weldra burgemeester worden. Op 19 februari 1896 legde hij de eed als burgemeester af en zou de sjerp blijven dragen tot aan zijn overlijden op 5 juni 1917.Ga naar voetnoot(28) Hij werd | |
[pagina 116]
| |
een gezapige, ietwat verwaande burgervader, wiens daadwerkelijke verwezenlijkingen miniem waren maar die voldoende populair bleef door regelmatig rondjes te geven in de herbergen. Het echte werk liet hij over aan zijn trouwe secretaris. Vanaf 1902 verbleef hij trouwens gedurende het ganse winterseizoen in zijn residentie in de Sint-Pietersnieuwstraat 22 te Gent; in het zomerseizoen nam hij vanaf 1908 zijn intrek in het kasteel Kapellegoed.Ga naar voetnoot(29) Na de dood van Polydore Colle kwam het kasteel toe aan zijn zoon Alfred Colle (Drongen 31 oktober 1871 - Gent 22 december 1927). In de roman Uleken werd meneer Santiel opgevolgd door zijn zoon, meneer André, die zich een identiek gedrag aanmatigde maar die, gelet op de veranderde tijden, door de jeugd veel minder gevreesd en gerespecteerd werd. Alfred Colle had aanvankelijk de ambitie om de burgemeesterssjerp van zijn vader over te nemen. Maar toen hij het bij de verkiezingen van 24 april 1921 moest afleggen tegen Adolphe Matthijs, gaf hij de brui aan de gemeentepolitiek en werd enkel voorzitter van de Koninklijke Handboogmaatschappij ‘de Leie’. Alfred Colle was beduidend minder populair dan zijn vader; omwille van zijn stugge houding en zijn grote rijkdom werd hij in de Drongense volksmond ‘het Gouden Kalf’ genoemd.Ga naar voetnoot(30) Alfred Colle trad op 20 januari 1903 te Kortrijk in het huwelijk met Augusta Verschoore (Kortrijk 9 augustus 1882 - Drongen 29 juni 1956). Het echtpaar Colle-Verschoore en hun dochter Simone (oDrongen 9 februari 1906) woonden op het kasteel Kapellegoed vanaf mei 1915. Augusta Verschoore was een zuster van Paul Verschoore senior (Kortrijk 18 februari 1884-1926) die te Gent op 11 april 1912 huwde met Madeleine Buysse (Gent 28 mei 1891 - 26 mei 1982), dochter van Cyriels broer Arthur Buysse en Augusta Beaucarne. De vader van Augusta en Paul Verschoore, Polydore Edouard Verschoore (Kortrijk 29 juni 1847 - Kortrijk 2 augustus 1914) was een Kortrijkse bankier. Hun moeder, Marie Louise Mathilde Nuyttens (Kortrijk, 1 oktober 1858) stamde af van een familie van Kortrijkse brouwers. Ook zij nam vanaf 1928 haar intrek op het kasteel Kapellegoed te Drongen bij haar dochter Augusta Verschoore, die op 22 december 1927 weduwe was geworden. Zij overleed te Drongen op 26 december 1946. | |
[pagina 117]
| |
Augusta Buysse, echtgenote van Arthur, met haar dochter Madeleine.
Madeleine Buysse was een nichtje van Cyriel. Nicole Verschoore, kleindochter van Paul Verschoore senior en Madeleine Buysse, deelde mij mee dat de Colles en de Verschoores uit Kortrijk geen omgang hadden met de Buysses en evenmin met haar ouders, op wie zij minachtend neerkeken. De Colles waren uitgesproken francofoon en bevriend met de Gentse francofone haute bourgeoisie. Zij waren geen intellectuelen en hadden geen belangstelling voor het Nederlands als geschreven taal.Ga naar voetnoot(31) Vele elementen wijzen er op dat ook Cyriel Buysse deze ganse geschiedenis, die tot het publieke gerucht van Drongen behoorde, min of meer kende: zijn vertrouwdheid met Drongen, de nabijheid van zijn zuster Alice, de aandacht voor het proces in de pers, de verre aangetrouwde verwantschap met het echtpaar Alfred Colle-Augusta | |
[pagina 118]
| |
Verschoore. Tussen hen en de Buysses bestonden geen hartelijke en intieme betrekkingen, wat de verteller in Uleken toeliet om de kasteelheren weinig sympathiek en met veel afstandelijke ironie voor te stellen. Terwijl de naam Santiel allicht een verwijzing inhoudt naar de oude edelman Stalins, lijken de personages van meneer Santiel en zijn zoon, meneer André, voor het overige getekend naar ‘les nouveaux riches’, de Drongense kasteelheer-burgemeester Polydore Colle en zijn ‘fils à papa’, Alfred Colle. Maar deze portrettering was niet historisch accuraat - daar was het Buysse helemaal niet om te doen - maar een heel vrije artistieke bewerking om het kernthema van Uleken, in de ondertitel zelf samengevat als ‘van oud en jong’, tot levensechte uitdrukking te brengen.
Cyriel Buysse met zijn peetdochter Madeleine.
|
|