Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 27
(2011)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |||||||
Een leven in dienstbaarheid
| |||||||
[pagina 194]
| |||||||
straat zou ‘kasseien’, maar bij de toenmalige burgemeester Pieter-Frans de Baere vingen ze bot. De burgemeester was molenaar op de Molenheuvel achter de kerk van Deurle en had andere prioriteiten dan de Broekstraat.Ga naar voetnoot(1) Zijn ‘ketser’ (molenaarsknecht) moest dagelijks de zandige Kerkstraat (nu Dorpsstraat) op- en afrijden om bij de boeren het graan op te halen en het gewonnen meel af te leveren, en de molenaar-burgemeester zorgde liever dat deze weg werd bestraat. Pas in 1891 werd ook de Broekstraat over de hele lengte een steenweg. Deze korte schets van Deurle rond 1900 toont aan onder welke moeilijke omstandigheden de dorpelingen in die tijd leefden. Om als vrouw te ontsnappen aan het zware boerenleven zat er weinig anders op dan te ‘gaan dienen’ op een kasteel of bij de gegoede burgerij. En zo kwam Netje op prille leeftijd terecht in het naburige Nevele, in het statige herenhuis van het fabrikantengezin Buysse in de Tieltstraat - de tegenwoordige Cyriel Buyssestraat. Waarschijnlijk werd het meisje kort voor of na de dood van fabrikant Louis Buysse (1903) in dienst genomen en heeft ze onder toezicht van de weduwe Pauline Loveling de stiel van dienstmeid grondig aangeleerd. Na het overlijden van moeder Buysse in 1909 kwam Netje op haar 26ste te Afsnee in dienst als huishoudster op het buitengoed Maison Rose van de oudste zoon: Cyriel Buysse. | |||||||
In Maison RoseEen werkdag van het huispersoneel in die tijd was hard en lang. Er was altijd wel iets te doen en iedereen leerde van iedereen. De bovenmeid ging in de leer bij de keukenmeid, die zelf vaak het klappen van de zweep had geleerd van een oudere zus of van haar moeder. De dag begon ook heel vroeg. Het huis moest verwarmd worden en er diende dus met steenkool gesjouwd om de kachels aan te maken. Er moest koffie worden gemalen, brood gesneden, enzovoort. Zorgen dat op tijd en stond verse etenswaren werden aangekocht was | |||||||
[pagina 195]
| |||||||
Cyriel en Nelly Buysse met Netje in de deuropening van het Roze Huis.
een taak voor de keukenmeid - een benijdenswaardige taak, want dienstboden kregen bij de leverancier weleens een fooi toegestopt. In Afsnee werkte Netje zich snel op tot hoofd van het huispersoneel. Zij vervulde haar taak met brio en hield 's zomers ook toezicht op het personeel van het Haagse stadshuis van Cyriel en Nelly Buysse dat meekwam naar Afsnee, met name de kamermeiden Nella en Leentje. Bovenmeid Nella heette eigenlijk ook Nelly, maar om verwarring te vermijden met Buysses echtgenote werd ze aangesproken als Nella. Het moet een bont gezelschap geweest zijn in de zomermaanden. Er waren immers ook nog Frau Knopp, een protestantse keukenmeid, en vooral de Haagse binnenknecht en butler Willem, die bij elke maaltijd in een andere dienstkleding verscheen. Het wit-rood gestreepte jasje van 's middags werd 's avonds omgeruild voor een tenue de soiree die bestond uit een zwarte outfit met hagelwit hemd, witte handschoenen en zwarte schoenen. Willem bleek ook een bon vivant die zich zelf een heer van stand waande wanneer hij op vrije dagen naar Gent fietste en er aan het station de bewaker van de | |||||||
[pagina 196]
| |||||||
fietsenstalling een fooi kon geven.Ga naar voetnoot(2) Tijdens feestelijke diners en soirées was het alle hens aan dek. Naast het vaste keukenpersoneel werden voor de gelegenheid enkele extra werkkrachten ingeschakeld: tuinman Georges Boone bracht zijn echtgenote Julia mee en chauffeur Eugène Dhuyvetter, die in Deurle woonde, hielp met zijn vrouw Suzanne eveneens mee om alles vlot te laten verlopen. Ongetwijfeld was het in de keuken een hele bedoening, waarbij Netje erop toezag dat de diverse schotels op het juiste moment konden worden opgediend. Zij was verantwoordelijk voor de goede gang van zaken en was met haar keukenstaf vaak dagenlang in de weer om de nodige voorbereidingen te treffen voor een geslaagd feestmaal. Haar status in Maison Rose is dus niet te vergelijken met die van haar naamgenote in Buysses roman 't Bolleken, het nichtje van de oude meid Mietje dat na het vertrek van Nonkelkens fatale Flavie als ‘tweede meisje’ in dienst komt bij meneer Vitàl.Ga naar voetnoot(3) | |||||||
Op de MolenheuvelVanaf 1911 werkte Cyriel Buysse van het voorjaar tot de herfst heel vaak op de Molenheuvel in Deurle, waar hij in 1913 zijn onvolprezen dagboek Zomerleven schreef. Daarin lezen we dat Netje ook voor Buysse zorgt in zijn ‘palenhuis’ of‘molenhuis’, de vroegere graanzolder van de molen die hij door de molenaar heeft laten ombouwen tot werkhuisje. Zo maakt ze zich op 14 mei zorgen om Fontje, het boerenzoontje dat dagelijks verse melk bezorgt op de Molenheuvel. Fontje weigert al enkele dagen de gulle fooi van Buysse, en Netje kan aanvankelijk niet achterhalen wat de reden is. Tot ze ontdekt dat Fontje de fooi weigert in de hoop dat Buysse hem zal uitnodigen voor een autoritje. En zo geschiedt. Buysse haalt de volgende dag Fontje op aan de schoolpoort en tuft met hem een half uurtje rond door het dorp om hem tenslotte aan zijn ouderlijke woonst af te leveren. Van op het balkon van zijn ‘molenhuis’ kon Buysse uitkijken over de Leiemeersen richting Ooidonk. In het zuiden kon hij bij helder weer zelfs de Kluisberg ontwaren, maar de plek bekoorde hem vooral | |||||||
[pagina 197]
| |||||||
omdat hij er in alle rust kon schrijven, terwijl hij in Afsnee om de haverklap werd gestoord door bezoek uit Gent. Meestal werkte hij er tot de middag en reed dan naar Afsnee voor het middagmaal, maar niet zelden bleef hij in Deurle overnachten. Het palenhuis was sober maar praktisch ingericht: een werktafel, een veldbed en een piepklein keukentje voor Netje, die zorgde dat haar meester niets te kort kwam. Onvermijdelijk waren er kwatongen die beweerden dat er een intieme relatie was tussen de schrijver en zijn dienstmeid, maar dat gerucht blijft een dorpsroddel. Een onmisbare factotum was Netje door haar toewijding en haar discretie in elk geval wel. Buysse was zich daar maar al te goed van bewust. In de inleiding van een interview met de schrijver in Deurle voor Het Laatste Nieuws schreef Johan de Maegt in 1929:
Netje is de familiemeid van Buysse, sedert vijfentwintig jaar. Zij is de bewaarengel van het verheven huis, bezorgster van het dagelijkse brood, archivaresse en bewaakster van de inboedel. Een Uilenspiegelse trek vliegt over het gelaat van Buysse en hij zegt: - Vertel aan de wereld hoe, met Netje, Deurle en ik zelf staan of vallen.Ga naar voetnoot(4)
De Maegt interviewde Buysse ook voor het Nederlandse maandblad Den Gulden Winckel, en ook daar laat de schrijver niet na te wijzen op de cruciale functie van Netje in zijn dagelijks bestaan:
Op het voorbalkon wachtte Netje. Netje is de ronde, kraakheldere zomermeid in het Molenhuis. Zij zorgt voor keuken en schoonmaak en zij is Buysse's archivaresse. - Met Netje staat of valt Deurle, en ik zelf! zei mijn gastheer. Zij is vijfentwintig jaar in den dienst der familie en kent mijn boekenkasten beter dan ik zelf. Zij is mijn toeverlaat.Ga naar voetnoot(5)
Naar aanleiding van zijn 70ste verjaardag kreeg Buysse in het najaar van 1929 op de Molenheuvel nog andere journalisten op bezoek, die hij op dezelfde manier kennis liet maken met Netje. In een interview door Fritz Francken voor de Antwerpse krant De Volksgazet zegt hij: | |||||||
[pagina 198]
| |||||||
Netje met Willem en Nella in de keuken.
Uit het familiealbum van Julia Boone (met dank aan Georgine Boone) Nu zul je kennis maken met Netje, onze meid... een brave, eerlijke, trouwe meid, zooals je ze nog zelden aantreft. Ze was reeds bij mijn ouders in dienst. Het is zoowat een familiestuk geworden. En binnentredend schelt Buysse en daar verschijnt Netje in hoogsteigen persoon, een lachende, bloezende, gezette vrouw, die klinkt als een bel, heel en al hartelijkheid.Ga naar voetnoot(6)
Na het interview wordt Francken door Buysses chauffeur Eugène naar het station in Gent gereden, en onderweg ontspint zich een pittoresk ‘gesprek met den chauffeur’ waaruit blijkt dat ‘Zeuntje’ zijn meneer niet minder onvoorwaardelijk toegedaan is dan Netje:
- Ik ben al zeventien jaar in dienst van Meneer Buysse. Zoo'n brave meneer als dat is vindt u nergens. U moest het werkvolk eens hooren dat in de fabriek van Meneer aan den gang is. Er zijn er onder hen die daar al jaar en dag den kost verdienen. Nooit een klacht. Nooit werd er | |||||||
[pagina 199]
| |||||||
iemand doorgezonden. Een patroon gelijk onze Meneer bestaat er op de wereld niet meer, zoo niks geen baas, weet u. - Heb je wel eens een boek van meneer Buysse gelezen? - Al zijn boeken. Ik ken al die menschen waar onze Meneer het over heeft. 't Is alles echt gebeurd, hoor, zooals Meneer het vertelt. Dat zijn niet van die leugens gelijk er zoo velen vertellen die boeken schrijven. - Of gazetten vullen, werp ik op. Zwijg me van de gazetten, Meneer, onderstreept de brave chauffeur, onschuldig. De leugens zijn daar schering en inslag. Ik heb gelukkig geen tijd om gazetten te lezen. Maar de boeken van onzen Meneer die lees ik wél. En graag ook. Het is alles daarin zoo plezierig verteld, hé, Meneer! Ge hoort er de menschen in spreken net of ze onder mekaar zijn. | |||||||
Huisverpleegster NetjeNetje heeft ook de schoonheid van de Rivièra mogen proeven. In januari 1932 reisde Cyriel Buysse met zijn zus Alice per trein naar Zuid-Frankrijk, waar de ernstig ziek geworden schrijver hoopte te herstellen van wat hij beschouwde als oververmoeidheid. Omwille van die gezondheidsperikelen reisde Netje mee als huisverpleegster. Vanuit hun hotel op de Mont Boron kon ze meegenieten van het prachtige uitzicht over de oude stad, die zich 's avonds met zijn duizenden lichtjes als een sprookjeswereld aandiende in hun vensterraam. Maar naast het avontuur in een voor haar magische omgeving, was er de permanente zorg voor haar oude meester. Toch scheen er reden tot hoop te zijn, want na enkele weken in Nice kwamen zijn krachten terug en waagde hij zich zelfs aan de aanzet van een nieuwe roman waarvoor hij De opvolgers koos als titel. Na het verkwikkende verblijf in Nice zag Netje de gezondheidstoestand van haar meneer al snel opnieuw verslechteren. Deurle bezocht hij enkel nog op betere dagen. Wanneer hij zich goed genoeg voelde, liet hij zich door chauffeur Eugène 's morgens naar de Molenheuvel rijden, waar hij tot rond de middag probeerde te werken aan zijn nieuwe roman. Maar stilaan verloor hij zijn laatste krachten en werden de steile trappen naar zijn werkhuisje een onoverkomelijke hindernis. Bij zijn laatste vertrek uit Deurle zei hij tegen Netje: ‘'k ga naar Afsnee om te sterven.’ In zijn laatste levensmaanden was Netje meer nog dan zijn zus Alice zijn naaste toeverlaat, en toen hij in de avond van 25 juli overleed, | |||||||
[pagina 200]
| |||||||
was het niet zijn vrouw, zijn zus of zijn zoon maar Netje die de meest urgente zaken regelde.
Vóór het Roze Huis: v.l.n.r. Julia Boone, Netje, Nelly en Willem in Afsnee
Uit het familiealbum van Julia Boone (met dank aan Georgine Boone) Zij legde de overledene af en zij ondertekende de overlijdensaangifte. In Het Laatste Nieuws schreef Abraham Hans over zijn laatste bezoek in Maison Rose, twee dagen na de dood van de schrijver: ‘Maandagavond zei hij tot zijn trouwe dienstbode Netse Wagenaer, die al 30 jaar in de familie dient: “- De Vlaamsche schrijver is er morgen niet meer.” [...] Op de gang drukte Netse, de trouwe dienstbode, ons weenend de hand. Het nieuws, dat haar goede meester dood is, kan nog niet in haar geschokt gemoed bezinken. Zij vertelt | |||||||
[pagina 201]
| |||||||
van zijn laatste oogenblikken en er komen zooveel herinneringen bij haar op!’Ga naar voetnoot(7) Helaas heeft Hans achteraf niets opgetekend van wat Netje hem toen heeft verteld. | |||||||
Hoe het verder gingNa de dood van Cyriel Buysse werd Maison Rose verkocht. Tuinman Alfons Boone overleed in 1933 en zijn weduwe verhuisde met de kinderen naar Nevele. Julia werd er dankzij Alice Buysse conciërge in het ouderlijk huis, dat het kantoor van de cichoreifabriek was geworden. Ook voor Netje en Eugène was Afsnee een definitief afgesloten hoofdstuk. Eugène werd als tuinman in dienst genomen door Buysses zoon René, die na zijn spaak gelopen huwelijk met Germaine Rolin hertrouwde met Maddy Nerinckx, de dochter van Germaines oudste zus Marguerite. Tussen Netje en Eugène bestonden er eveneens familiebanden, want Eugène werd in 1896 in Deurle geboren als zoon van Urbanus Dhuyvetter en Clemence de Waegenaere (Deurle 1868-1943), een jongere zus van Netjes moeder Marie Amelie de Waegenaere. Volgens Marnix Dhuyvetter, de zoon van Eugène, was zijn grootvader Urbanus Dhuyvetter een uit Kruishoutem afkomstige boomkoper die voortijdig stierf nadat hij tijdens zijn werkzaamheden onder een omvallende boom terecht was gekomen. Clemence moest alleen verder en trok in bij broer Petrus de Waegenaere (Deurle 1865-1939), in de volksmond beter gekend als Peetje Waegeneire. Zelfs op het rouwprentje wordt hij zo genoemd. In Deurle werd Clemence nooit aangesproken als weduwe Dhuyvetter, omdat ze daar voortaan direct werd geassocieerd met de familie De Waegenaere. Vandaar dat ook haar zoons Eugène en Arthur in het dorp bekend stonden als Zeun en Tuur Waegeneire en zelden of nooit met hun echte familienaam werden aangesproken. Toen later de zoon van Eugène als jonge motorcrosser enige bekendheid verwierf, sprak de pers met lof over Marnix Waegeneire, niet over Marnix Dhuyvetter. Marnix Dhuyvetter (Deurle 1931) heeft zijn moeder nauwelijks gekend. Suzanne Verdonck leed aan een ernstige longziekte en werd na de geboorte van haar zoontje opgenomen in het sanatorium van Lemberge, waar sinds 1923 veelal ongeneeslijk zieken (vooral tbc-patiënten) werden verzorgd. De reddende engel was Netje, die zich ontfermde over de kleine Marnix. Na het overlijden van Suzanne | |||||||
[pagina 202]
| |||||||
in de lente van 1933 trok Netje in bij haar neef Eugène. Marnix Dhuyvetter vertelt daarover het volgende:
Na de dood van mijn moeder in 1933 komt Netje bij ons inwonen om te zorgen voor mijn vader en mijzelf, toen nog een peuter van nauwelijks twee jaar oud. Vermits Maison Rose werd verkocht en zij daardoor haar post kwijt was in Afsnee, had zij op die manier niet alleen een nieuwe taak maar ook een nieuwe woonst. Zij kookte en poetste ons huis en zorgde ervoor dat ik een goede opvoeding genoot. Daarnaast werkte zij ook voor René Buysse, die in 1936 een villa liet bouwen op de Molenberg. Vanuit Eugènes woning was er een telefonische verbinding met de villa. Op afgesproken tijdstippen werden warme maaltijden naar de villa gebracht.Ga naar voetnoot(7)
Vanaf 1942 baatte Eugène Dhuyvetter een fietsenzaak uit in zijn woning in de Dorpsstraat. Netje bleef ongehuwd en zorgde voortaan voor de opvoeding van Marnix, zoals zij haar hele leven had gewijd aan de zorg voor anderen. Toen ze op 26 mei 1955 overleed, werd ze opgebaard in de voorkamer van Eugènes woning. Haar graf op het kerkhof van Deurle is niet bewaard gebleven maar dankzij Cyriel Buysse is de herinnering aan haar dat wel, samen met die van Eugène Dhuyvetter, molenaar Serafien de Baere en diens dove zuster Rosalie. Eugène overleefde Netje bijna dertig jaar. Op 9 april 1984 overleed hij in een ziekenhuis in Deinze op de gezegende leeftijd van achtentachtig jaar.Ga naar voetnoot(8) Met hem verdween niet alleen een van de laatste dorpstypen van Deurle maar na Netje ook de laatste figuur uit de naaste omgeving van Cyriel Buysse in het Leiedorp dat hij in zijn Zomerleven heeft vereeuwigd. | |||||||
[pagina 203]
| |||||||
Butler Willem houdt het portier open voor Netje; links Eugène Dhuyvetter en de kleine Bianca, het dochtertje van Buysses stiefdochter Inez Tromp; rechts het vrouwelijk huispersoneel uit Den Haag.
| |||||||
DankwoordDeze bijdrage zou nooit tot stand zijn gekomen zonder de medewerking van Marnix Dhuyvetter en Joris van Parys.
Marnix Dhuyvetter maakte mij wegwijs in de families Dhuyvetter en De Waegenaere en vertelde mij honderduit over Netje en over zijn vader Eugène Dhuyvetter.
Heel veel dank ben ik verschuldigd aan Joris van Parys. Hij gaf mij tips waar ik meer informatie kon vinden over mijn onderwerp en zijn onvolprezen Buysse-biografie zette mij op weg om het verhaal van Netje grotendeels te reconstrueren.
Met dank ook aan Georgine Boone, die het fotoalbum van haar moeder Julia Boone-Bytebier met de hier afgedrukte kiekjes toevertrouwde aan Joris van Parys. | |||||||
[pagina 204]
| |||||||
Geraadpleegde bronnen
|
|