Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 27
(2011)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 188]
| |
Het afsterven van Cyriel BuysseGa naar voetnoot(4)
| |
Het begin van het eindeOp 12 Juli keerden we terug... Men had ons geseind, dat Buysse's toestand plots verergerd was. De zon schitterde over het Leieland, de zon waarnaar hij zoo verlangd had. Maar Buysse zat niet buiten. Hij lag te bed... Soms was hij bewusteloos. Dan weer klaarde de geest op. Hij wilde dan naar buiten. Het was de natuur, die hem riep, en het werk... Hij zat vaak nog voor het raam... en staarde in het park. Maar hij voelde zich zoo moe... - Zou dit sterven worden? vroeg hij toen aan mevrouw Buysse. | |
[pagina 189]
| |
Abraham Hans en Cyriel Buysse. 1932
Men bemoedigde hem. Maar mevrouw Buysse zei ons, dat het sterven werd, en het een kwestie van dagen was. De geneesheeren konden geen hoop meer geven. Cyriel Buysse is altijd ijzersterk geweest. Zijn arbeidskracht was verbazend, maar taai, toonde zich ook in het reizen, het wandelen en met kloeken zwaai roeide hij zijn boot over de Leie. En steeds werkte zijn geest. Zijn rake opmerkingsgave straalt door al zijn geschriften heen. En zoo heeft zijn lichaam nog krachtig tegen de kwaal geworsteld. 72 jaar... met die lange werkperiode... het is zeer zeker [e]en ouderdom, die tot berusting stemmen moet. Toen we op 12 Juli het landgoed verlieten zat Buysse voor het raam terwijl de zon goud weefde tusschen het prachtig geboomte... Buiten vroegen landlieden ons: ‘Hoe is het nu met mijnheer Buysse?’ Hij was er zulk een gaarn geziene figuur, die men zeer missen zal. | |
[pagina 190]
| |
Het eindeVeertien dagen heeft dat verscheiden uit het leven geduurd... Buysse lag op zijn groote bovenkamer, met de vele hooge ramen, die uitzien op het park. Nu rijden we weer naar Afsnee... - Buysse stervend - heeft een telegram ons gemeld. Het greep ons aan, al verwachtten we dat bericht. We volgen den smallen weg naar de Leie. De zon is door de wolken gebroken. In een weide graast rustig het vee. Wat verder ontmoeten we twee boerenmeisjes, den wijden stroohoed op het hoofd en met pofmouwen over de armen om straks in het graan te werken, dat gepikt wordt. 't Zijn ons als twee meisjes, die recht uit een boek van Buysse gestapt zijn. De wind ruischt in het geboomte, en takken wuiven over de haag. De zon werpt er groote lichtplekken door. Blanke wolken varen boven de vlakte... Rechts rijzen de torens van Gent... Een kasteel duikt uit het groen op. Een vrouw zwaait ons waarschuwend toe, dat we over een onbewaakten overweg moeten. Een landman en zijn echtgenoote zetten graan in stuiken en kinderen spelen op het stoppelveld. Allerlei beelden uit Buysse's boeken verschijnen daar in leven voor ons. En we voelen het zoo tragisch, welken grooten geest Vlaanderen thans verliest. Dicht geboomte! Angstig gluren we er door. Dadelijk hebben we zekerheid. Het groote huis staat daar met gesloten luiken. Cyriel Buysse is gestorven... We rijden om het landgoed heen en stoppen bij het kerkje van Afsnee, dat door de Leie bespoeld wordt. Een blond kind staart ons met zijn groote, blauwe kijkers aan. - Ze hebben vandaag gezegd dat mijnheer Buysse dood is, vertelt het naïef. En dat treft ons. Zoo wordt het nieuws nu verhaald op de hoeven en in de huisjes van het Leieland, daar waar hij zoo vertrouwelijk binnen stapte en het kernachtig dialekt der streek sprak. Even poozen we nog buiten. Kalm vloeit de Leie tusschen het wuivend riet. En we denken er plots aan, hoe roerend Buysse het sterven van schilder Claus beschreef, ‘zijn broeder in Vlaanderen’. We hebben onlangs zijn laatste boek gelezen. Zulk een veelomvattend onderwerp, meesterlijk volgehouden. De vrucht van een zeventigjarigen geest... Is het niet wonderbaar, nu we dat goed overwegen? En toch leek het ons zoo heel gewoon. We waren het gewend, elk jaar een frisch, | |
[pagina 191]
| |
boeiend boek van Buysse te lezen... Dat is nu gedaan... voor altijd gedaan. We voelen het zwaar verlies hier al bijzonder scherp... Stil gaan we door de poort, langs bloeiende rozen... De wind zingt door het park samen met de vogelen en met het beekje, dat door het landgoed naar de Leie kabbelt. In de keuken drinkt de postbode een glas melk. - Och, wij, die mijnheer Buysse dagelijks zagen, zooveel jaren lang, hebben het einde al een heelen tijd zien komen, zegt hij. Vroeger moest ik hier op mijn ronde van mijnheer Buysse een glas bier drinken. Maar toen me dat zoo niet meer beviel, zei hij mij, dat ik melk moest gebruiken... Hij was altijd zoo minzaam met ons... Een eenvoudige getuigenis, maar zoo veelzeggend, zoo teekenend voor de oprechtheid van Buysse's gansche werk, waar hij de zijde kiest van den zwoeger, de wroeter, den kamper om het dagelijksch brood, die soms in opstand komt maar meestal berust. De bediende meldt ons aan en we stellen het zeer op prijs, dat mevrouw Buysse ons kan ontvangen, al buigt de smart haar neer. Maar zij spreekt zoo gaarne over hem en over zijn werk. | |
Bij het doodsbedWe hebben reeds meegedeeld, hoe het verscheiden toch kalm is geweest en Buysse Zondagavond tot Netse, de trouwe dienstmaagd, in half wakenden toestand murmelde: ‘De Vlaamsche schrijver is er morgen niet meer.’ Zoo was hij blijkbaar in zijn laatste uren nog van zijn werk vervuld. Maandagmorgen vroeg hij fluisterend om een stukje papier. Dacht hij misschien aan zijn niet voltooid werk ‘De Opvolgers’, waarin hij ons zou vertellen over landbouwers, die als uit hun bedrijf en hun tijd waren gegroeid? - Ik ga sterven, mompelde hij dan weer... En 's avonds overleed hij. - Een paar dagen geleden teekende hij nog in op het werk van Roemans over Vlaamsche schrijvers, vertelt ons Netse. Dat is zijn laatste schrift geweest. Ik heb het aan zijn zoon gegeven. Ik begreep toen al, dat hij nooit meer schrijven zou. Dertig jaar heeft Netse Wagenaer hem met oude Vlaamsche trouw gediend. - Nu ga ik niet meer naar hem zien, snikte ze in haar smart. Ik wil het levend beeld van mijn meester bewaren... | |
[pagina 192]
| |
We hebben het reeds verteld, hoe rustig Buysse daar ligt, als op een bed van rozen. Het is een groot leven geweest en Cyriel Buysse laat zijn volk een schat na in zijn werk. Hij sprak ons een maand geleden over oude, stoere Vlamingen, die verdwijnen. - Zoolang ge leeft, onderhoud ik u van tabak, had hij over jaren tot zijn vriend, den 102-jarigen Vermeersch te Poezele, gezegd. Hij bezocht Vermeersch nog, toen de goeverneur den grijsaard ging begroeten. Buysse had het leven van den honderdjarige willen beschrijven.Ga naar voetnoot(5) Hij bezat nog zooveel werklust. De dood heeft hem op het veld van den arbeid verrast. Vermeersch is zijn 103de jaar ingetreden. Hij zal nu ook met ontroering den trouwen vriend gedenken, die zulk een eerbied had voor zijn stoer volk en het heerlijk heeft gediend in zijn schitterend letterkundig werk. |
|