| |
| |
| |
Huldiging Joris van Parys naar aanleiding van de bekroning van zijn Buyssebiografie
Gemeentehuis Stekene, 14 juni 2008
door Johan de Haes en Patrick Lateur
Dames en Heren,
Toen mij gevraagd werd om vandaag een korte inleiding bij de huldiging van Joris van Parys uit te spreken, heb ik niet geaarzeld en onmiddellijk ja gezegd. Mijn bewondering voor de biograaf Joris van Parys, de schrijver én de biograaf - want goede biografen zijn goede schrijvers, laat daar geen twijfel over bestaan - mijn bewondering voor Joris van Parys was al groot na de publicatie van zijn Masereelboek, en is na de lectuur van Het leven niets dan het leven alleen maar groter geworden. Daar komt nog bij dat Cyriel Buysse een speciale plaats in mijn eigen lezersleven inneemt. Daar wil ik straks wat over vertellen. Maar ik had me heel ondankbaar gevoeld, als ik niet op deze uitnodiging was ingegaan. Toen in januari bleek dat het boek zelfs niet op de longlist van de Gouden Uil 2007 voorkwam, stond ik verbaasd te kijken. Dit kon toch niet. Gelukkig is het boek nu bekroond met twee prijzen, als ik de tel heb bijgehouden: de Prijs van de provincie Oost-Vlaanderen en de prestigieuze ABN Amro Bank Prijs voor non-fictie. Bij een groot boek hoort een grote prijs. Justice est faite. En het siert een gemeente of een stad dat zij haar schrijvers eert, ook als zij nog springlevend zijn.
Een biografie is een levensbeschrijving. Doorgaans is de persoon over wie de biografie handelt overleden, maar vaak ook niet. We zullen het nu niet hebben over ‘celebrities’ voor wie een biografie statusverhogend is en veel publiciteit betekent. Ook van levende schrijvers verschijnen biografieën. ‘Authorized’ heten die dan, of ‘met de toestemming van de auteur’. Zonder de medewerking van de gebiografeerde is zo'n onderneming bijna altijd tot mislukken gedoemd. In zijn boek In search of J.D. Salinger vertelde Ian Hamilton hoe het verkeerd kon lopen, hoe zijn eigen onderwerp, de schrijver-kluize- | |
| |
naar J.D. Salinger, uit ‘biografenhaat’ hem van alle schriftelijke bronnen afsneed, hem het werk onmogelijk en het leven zuur maakte. Een andere, zeer recente en geruchtmakende biografie-bij-leven is The World is what it is, het boeiende maar ontluisterende levensverhaal van V.S. Naipaul, waarvoor de Nobelprijswinnaar aan zijn biograaf carte blanche heeft gegeven. Het boek werd genomineerd voor de prestigieuze Samuel Johnson prijs die volgende maand wordt uitgereikt. Maar met dat soort toestanden hoefde Joris van Parys geen rekening te houden. Cyriel Buysse is in 1932 overleden, en was tot nog niet zo lang geleden bijna vergeten, maar nakomelingen kunnen meer gevoelige en vooral langere tenen hebben dan de betrokkene zelf. Een biograaf, hoeft het nog gezegd, moet op eieren kunnen lopen.
Het leven niets dan het leven. Cyriel Buysse en zijn tijd. Laten we even naar die tweede zin kijken: ‘Cyriel Buysse en zijn tijd’. De grootste biografie aller tijden, enfin dat vinden de Engelstaligen toch en zij hebben de sterkste traditie, is The Life of Samuel Johnson van de Schot James Boswell. De titel van het lijvige boek uit 1791 is bekend, maar niet de zeer lange ondertitel, die zo eindigt: ‘En het geheel schetst een kijk op literatuur en op de schrijvers in Groot-Brittannië over een periode van bijna een halve eeuw, toen hij leefde’. Bedoeld worden de tweede helft van de 18de eeuw en doctor Samuel Johnson, de maker van het Grote Engelse woordenboek, dichter, essayist, Shakespeare-kenner, groot spreker en wat nog meer. Boswell had het allemaal bondiger kunnen formuleren. Hij had gewoon kunnen schrijven ‘Samuel Johnson en zijn tijd’. Grote biografieën schetsen niet alleen een man, een vrouw maar ook een tijd. Wat ik van deze biografie van Joris van Parys onthouden heb, is niet alleen de levensloop van een boeiende man, maar van een man in een bepaalde tijd gesitueerd: het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Een geschiedenis van de Vlaamse Beweging of van de ontvoogding van de arbeidersklasse in Vlaanderen is onmisbaar, maar hier wordt een man van vlees en bloed geschetst in constante wisselwerking met zijn tijd, met de ideeën die toen gistten en opborrelden (en om voorrang streden) en met de plek waar hij heeft geleefd. En geschreven. Dat brengt ons bij een tweede voorwaarde voor een goede schrijversbiografie, (of een derde element naast de man en tijd): het werk, de boeken die met dat leven onlosmakelijk verbonden zijn. Een biograaf moet vele touwtjes in handen houden. Een van de beste biografieën van de voorbije
| |
| |
jaren, waarin schrijver en werk op een subtiele en overtuigende manier aan elkaar getoetst worden is de biografie van Virginia Woolf door Hermione Lee. Cyriel Buysse en zijn tijd heeft mij meer dan eens aan dat boek herinnerd.
Cyriel Buysse heeft wat in mijn lezersleven betekend, zei ik zonet. Vandaag de dag hebben adolescenten de boeken van Bart Moeyaert of Anne Provoost om die moeilijke hindernis tussen het jeugdboek en de volwassen literatuur te nemen. Dit is ook een cruciaal moment in het leven van een lezer. Wie dan afhaakt, zal misschien zijn verdere leven dat magische leesavontuur moeten missen. Toen ik zelf midden de jaren zestig die sprong moest maken, van Arendsoog en Biggles zeg maar, naar Hugo Claus en Willem Frederik Hermans, was daar Cyriel Buysse. Op een dag lag er thuis op de eettafel een in zwart simili-leer gebonden omnibus van Cyriel Buysse, uitgegeven in de Reynaertbibliotheek van de christelijke arbeidersbeweging, wat aldus bekeken, voor Buysse en zijn Vlaamse publiek een late, meer dan postume doorbraak heeft betekend. Ik las het eerste verhaal, of was het een korte roman, ik meen De nachtelijke aanranding en was meteen verkocht. De directheid, de warme, boerse sensualiteit, het realisme - ik herinner me het woord ‘tandenharkje’ voor het vooruitstekende gebit van de jonge meid in het boek - de ironische beschrijving van een copieus begrafenismaal, het was allemaal zo echt en voor de naar hedendaagse maatstaven onschuldige puber die ik was, ook behoorlijk opwindend. Als ik later weieens de opmerking hoorde dat het Nederlands van Buysse te Vlaams of te Frans klonk, begreep ik dat niet. Ik had later meer last met de taal van Stijn Streuvels, maar dat is een ander verhaal. Ik verslond De nachtelijke aanranding, las gefascineerd de grote novelle Grueten Broos, leerde het woord heûvlakke, leerde wat dierlijke honger was en de blinde woede, aangescherpt door de goedkope jenever bij het overwerk in de kou, als het wekelijkse kleine stukje spek op het bord ontbrak, was geschokt door het geweld van Broos op zijn moeder en zijn vreselijke wroeging daarna. De wat sentimentele afloop in mineur kon
me niet meer storen. Uleken, Rozeke van Dalen, het rauwe naturalisme van Het recht van de sterkste, de ironie van 't Bolleken en Tantes, ik kon er nooit meer genoeg van krijgen. Hoe levendig, hoe echt allemaal. Er volgden nog een aantal omnibussen in dezelfde Reynaertreeks. Zelfs de natuurimpressies van een schaatsenrijdende oudere heer konden een veertienjarig lezertje bekoren. Ik hield van dit proza en moet ook wel
| |
| |
fier geweest zijn dat ik deze volwassen literatuur kon smaken. Het plezier van lezen, zeker op die leeftijd, is ook het plezier van obstakels overwinnen. Ik voelde mij een beetje volwassen. Wist ik veel.
Maar wie was deze Cyriel Buysse die mij leerde lezen? Ik herinner me een tentoonstelling en fotoboek, begin jaren '80, maar het was wachten op de biografie van Joris van Parys. Dat Cyriel Buysse in 1859 als zoon van een cichoreifabrikant werd geboren in het Oost-Vlaamse Nevele - nu, vrees ik, vooral bekend door de wielerfamilie Planckaert - wist ik al uit de monografie van Richard Minne, waar mijn vader mij kort na mijn ontdekking op attent had gemaakt. Ik vermoed dat hij stiekem blij was dat ik Arendsoog en Biggles van mij had afgeschud. Ook dat de tante van Cyriel, de liberale en vrijzinnige schrijfster Virginie Loveling de jonge schrijver tot grote steun is geweest was mij niet onbekend. Maar dat Buysses moeder, de zuster van Virginie, een vrome katholieke vrouw was gebleven, verklaart misschien het zachte begrip en de tolerantie van de toch wel overtuigd vrijzinnige die Buysse zelf is geweest. Hij was, zo leerde ik uit het boek van Joris van Parys, een liberaal met een afkeer van excessen. Buysse was geen scherpslijper. Zijn vrijzinnigheid was nooit rabiaat. Zijn sympathie voor het lot van de afgebeulde arbeider zal hem, ondanks het onverwachte succes van Het Gezin Van Paemel nooit tot socialistische partijpolitiek verleiden. Zijn keuze voor het Nederlands belette hem niet naar bepaalde hypocriete flaminganten, die thuis Frans spraken bij voorbeeld, hard uit te halen. Enkele ongelukkige uitspraken bleven hem, ondanks vele nuanceringen van zijn kant, lange tijd achtervolgen. Niet Buysse maar Streuvels werd door de katholieke zuil gesteund en gelauwerd. Cyriel Buysse vond literaire voorbeelden in Emile Zola en Guy de Maupassant, dat was geen verrassing, maar Joris van Parys wijst ook op zijn bewondering voor de unieke en geestige observator Jules Renard. En als het leerstellige naturalisme van Het recht van de sterkste naar een mildere maar ironische kijk op ‘kleine kooplui en buitenrenteniertjes’
evolueert, zoals in 't Bolleken, speelde de vriendschap met de Hagenaar Louis Couperus ongetwijfeld ook een rol. Cyriel Buysse was met een burgerlijke weduwe getrouwd, een Nederlandse. Hij zelf was ook een burger, maar hij bleef, zo schrijft Joris van Parys, een man van de Vlaamse buiten. Dat en het feit dat zijn schoolopleiding al bij al beperkt is gebleven, hebben hem in zekere zin behoed voor volledige verfransing, wat bij de pure Gentenaar Maurice Maeterlinck wel het
| |
| |
geval is geweest. En wat deed Cyriel tijdens die lange Haagse winters? Schrijven natuurlijk en soms wat sociaal vertier zoeken. Deze anekdote wil ik u niet onthouden. ‘Toen hij eerder de Vlaamse volksvertegenwoordiger Camille Huysmans introduceerde,’ schrijft Joris van Parys, ‘wist hij (d.i. Cyriel Buysse) nog niet dat de socialisten in ‘De Witte’ (een exclusieve Haagse sociëteit) per definitie ongewenst waren. Achteraf bleek dat Huysmans ‘per ongeluk’ was aanvaard, omdat niemand hem bij ‘De Witte’ kende. Zelf bezoekt Buysse de sociëteit één keer per maand, om de nieuwe afleveringen van tijdschriften in te kijken. Voor de rest komt hij er alleen in geval van nood, ‘pour déposer ma bicyclette et y aller pisser.’ Buysse kent zijn wereld maar wordt nooit het slachtoffer van zijn burgerlijke omgeving.
Cyriel Buysse was een liberaal met socialistische sympathieën, maar overtuigd ‘van de absolute onmogelijkheid om in een standenmaatschappij de kloof tussen hoger en lager te dichten’, schrijft Joris van Parys. Of in de woorden van Buysse zelf: ‘Ik heb liever onzen tijd te accepteren zoals hij is en te pogen uit het leven zelf en niet uit de verdelging van de hedendaagsche Maatschappij, het Geluk der Toekomst te scheppen.’ Het maakt hem tot een getuige, aandachtig, ironisch en mannelijk meelevend, maar geen revolutionair. Het leven, niets dan het leven is dan ook een passende titel voor dit rijk gestoffeerde leven van een toeschouwer die niettemin naar ‘het volle leven’ op zoek was. Hij deed dat van op zijn zomerse uitkijkpost in de molen in Deurle, als fervente roeier en schaatser, als vroege automobilist en als kritische reiziger naar de Verenigde Staten. Op een onbevangen en onbevooroordeelde waardering voor zijn werk heeft Cyriel Buysse vergeefs gewacht. ‘Vlaamse leeuwen drinken en brullen, maar boeken kopen!...dat is wat anders’ is de fijne opmerking van iemand die een andere taal koos dan die van zijn verfranste omgeving, dus alles behalve een Vlaamshater was. Misschien kwam het grootste compliment van die andere Oost-Vlaming, Richard Minne. Voor Minne heeft Cyriel Buysse voor de Vlaamse literatuur ‘de vrijheid van onderwerp en van behandeling’ veroverd. Of zoals Buysse het zelf met veel wijsheid formuleerde: ‘Een artiest moet volkomen onafhankelijk willen zijn ... of liever, hij moet het niet “willen” zijn, hij is het, absoluut vrij aan alle kanten, want als hij denkt dat hij het “moet” zijn, dan is het ook al weer niet zuiver.’
| |
| |
De bekende Britse biograaf Richard Holmes schreef misschien wel het mooiste boek over wat ik gemakshalve maar de ziel van de biograaf zal noemen. U kent het wellicht, het heet Footsteps, werd al lang geleden in het Nederlands vertaald, en bevat een viertal biografische essays over Britse en Franse schrijvers uit de 19de eeuw. Holmes gaat onder meer op zoek naar de jonge, nog sterk geëngageerde William Wordsworth, die nog een Frankrijk in volle revolutie bezocht. Maar de liefde van de dichter voor de revolutie was niet van zijn liefde voor een Frans meisje te scheiden. Hij verwekte een kind bij haar, waarvoor hij op een afstand bleef zorgen. Zijn Victoriaanse bewonderaars en vereerders mochten van niets weten. En de tocht van Holmes naar Frankrijk, in de voetsporen van de bewonderde dichter gebeurde in een ander revolutionair klimaat, dat van mei '68. Voor Holmes is de aandrift van een dichter, romancier of biograaf dezelfde. Heel intiem en heel persoonlijk. Maar waar een romanschrijver aan zijn verbeelding de vrije loop kan laten, is de biograaf verplicht een stap terug te zetten, terug naar de feiten, of laten we voorzichtig zijn: terug naar de documenten. Maar hij blijft wel een schrijver, de beoefenaar van een genre dat zijn twijfelachtige en serieuze beoefenaars heeft, maar in populariteit en relevantie de naoorlogse roman naar de kroon steekt. Een biograaf met andere woorden heeft inleving en verbeelding nodig. En er mag een hart kloppen in zijn boek.
Dames en heren, er klopt een hart in deze grote biografie. Er zit bewondering, medeleven, zelfs verontwaardiging in de toon waarmee Joris van Parys dit rijke en boeiende leven in al zijn volheid en met al zijn tegenstellingen heeft geschetst. Dat mag. Dat moet. Als de feiten maar het laatste woord krijgen. Een goede biograaf is een goede schrijver. Het leven niets dan het leven is een onmisbare biografie. Ik laat u zelf de conclusie trekken. Ik dank u.
Johan de Haes
Dames en Heren,
Een van de prijzen voor letterkunde 2007 van de provincie Oost-Vlaanderen was uitgeschreven voor essay en monografie. Aan de prijs was een bedrag verbonden van vijfduizend euro. De inzendingen voor dit genre zijn veelal beperkt. Acht werken kreeg de jury te
| |
| |
beoordelen, vijf typoscripten en drie boekpublicaties. Onder het voorzitterschap van mevrouw Andrea De Kegel, directie cultuur van de provincie, werden de inzendingen beoordeeld door een jury die bestond uit Sigrid Bousset, Anne Decelle, Dirk Vande Voorde, Marcel van Nieuwenborgh en Patrick Lateur.
Ik citeer nu even uit het beknopt maar sprekend rapport, geschreven door de administratie cultuur op basis van het verloop van de jurering : ‘Op voorstel van de jury kende de deputatie de prijs toe aan Joris van Parys uit Stekene voor zijn inzending Het leven, niets dan het leven. Cyriel Buysse en zijn tijd, volgens de jury een sterke, wetenschappelijk onderbouwde studie, een boeiende combinatie van biografie en historiografie, met stijl en zorg geschreven. Het is een boek dat onmiskenbaar een leemte aanvult. De jury vindt verder dat de bekroonde inzending doet hongeren naar het werk van Buysse, en dat is precies de manier waarop een biografie moet werken.’
Het bondig rapport haalt vijf elementen aan, die ik vanuit het juryoverleg nog even toe wil lichten.
Het wetenschappelijk karakter van de studie blijkt niet alleen uit de 30 bladzijden met bronnenmateriaal en de 150 pagina's voor het notenapparaat, maar vooral uit de kritische en omzichtige manier waarop Van Parys met dat indrukwekkend materiaal omgaat.
Het samengaan van biografie en historiografie is iets wat de recente schrijversbiografie kenmerkt. In de Buyssebiografie worden leven en werk van de auteur in duidelijk afgebakende periodes gesitueerd in een ruim tijdskader, waarin voortdurend politieke, maatschappelijke en culturele elementen worden verdisconteerd. Tegenover die brede context staat de petite histoire van 's schrijvers leven. In zijn zin voor het schilderend detail verliest de auteur evenwel nergens het geheel uit het oog.
Ten derde: de Buyssebiografie is met stijl en zorg geschreven. Uit het immense, deels ongepubliceerde bronnenmateriaal heeft Van Parys een verhaal weten te distilleren dat boeit en verteerbaar, dus leesbaar is. Wetenschap en literatuur gaan hier hand in hand. Ook de formele inkleding is niet onbelangrijk. Binnen de diverse hoofdstukken speelt de auteur met reeksen feuilletonachtige deeltjes die telkens een bepaald aspect uitwerken en ingeleid worden door een motto, dat de auteur haalde uit documenten van de auteur of tijdgenoten. Talloze citaten en fragmenten, soms ook als intermezzi gebruikt, verlevendi- | |
| |
gen het verhaal. Die structurele aanpak was ook een van de sterke kanten van de Masereel-biografie.
Dat Joris van Parys met dit werk een leemte heeft aangevuld, hoeft geen betoog: hij brengt hier een indrukwekkend beeld van een van Vlaanderens grootste en tegelijk lange tijd meest miskende schrijvers. Zijn biografie zal er ongetwijfeld ertoe bijdragen Buysse de juiste plaats binnen onze letteren te geven. In het licht van de discussie rond onze literaire canon is dat niet zonder belang.
Ten slotte: de Buyssebiografie doet hongeren naar het oeuvre van Buysse. Wanneer een biografie van een schrijver, componist, schilder, enzovoort niet het verlangen oproept opnieuw of voor het eerst kennis te maken met het oeuvre van de kunstenaar, dan heeft de biograaf op een of andere manier gefaald. Van Parys heeft velen, o.a. ook mij doen hongeren. Nog tijdens de lectuur greep ik terug naar Tantes en las ik voor het eerst (o, schande!) 't Bolleken. Nadien volgde nog o.m. Zomerleven, een atypische Buysse.
Om die vijf aangehaalde redenen, dames en heren, staat de Buyssebiografie van Joris van Parys m.i. op het niveau van de Louis Couperus van Frédéric Bastet of de Multatuli-biografie van Dirk van der Meulen.
Tot slot wil ik nog even benadrukken dat Het leven, niets dan het leven. Cyriel Buysse & zijn tijd bekroond werd toen het werk nog de status van manuscript had. Ongeveer gelijktijdig met de deliberatie verscheen het mooi verzorgde boek, waarvoor ik hier graag auteur en uitgever complimenteer. Het beeldmateriaal dat in het boek voorkomt, zou de aanzet kunnen zijn tot een gedocumenteerde biografie waarbij, in het spoor van wat Bastet achteraf met zijn Couperus heeft gedaan, tekstfragmenten uit het bekroonde boek naast een uitgebreide collectie foto's komen te staan. Het bijzonder actieve Cyriel Buyssegenootschap zou hier, mét Van Parys, werk kunnen van maken.
Dames en heren, de Provincie Oost-Vlaanderen mag zich, dankzij het levenswerk van Joris van Parys, gelukkig prijzen met dit grootse levensverhaal van een van haar belangrijkste schrijvers.
Patrick Lateur
|
|