Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 22
(2006)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 224]
| |
33[Brief van Virginie Loveling aan Jan en Adolphine van Rijswijck. AMVC L863] Gent 25 december '00.
Lieve Vrienden,
Ik wil niet wachten tot nieuwjaardag om u te schrijven. Op dat tijdstip krijgt gij te veel correspondentiën, de mijne mag in den hoop niet verloren gaan. Ik wilde u zeggen, dat ik u met het begin der eeuw heel veel geluk wensch, of liever het behoud daarvan, want ik acht u zoo gelukkig als men het hier op aarde kan wezen. Vaak denk ik aan u allen met groote vriendschap. Ik zie u in uw huis, in uwe gansche omgeving, in uw werkkring en genotskring. Er ligt voor mij niets dan goed in de herinneringen aan u verbonden; daarom is 't mij een behoefte en een vreugde ze herop te wekken, bij mij zelve zoo, wanneer ik alleen zit. Ik had gehoopt Doca hier met mevrouw Rooses en een Hollandsche juffrouw te zien. Waarom ik teleurgesteld ben geworden, begrijp ik niet. Misschien wordt het plan toch uitgevoerd. In September laatst ben ik met de familie Bergmann een dag in Antwerpen geweest. Ik had u wel willen goeden dag zeggen maar in gezelschap is 't moeielijk. Waarschijnlijk waart gij ook afwezig. Elk gaat op dat tijdstip weg. Het was zoo heerlijk op Nazareth.Ga naar eind(1) Mij dunkt het wordt nog alle jaren mooier, grooter, groener. Vervolgens ben ik nog met de laatste zomerdagen naar Knocke geweest. En nu ben ik hier weder, zeer tevreden; zeer tevreden in de blijde - en waarschijnlijk belachelijke - illuzie, dat het leven aangenaam heenvliedt in 't midden van den winter met zijn gezelligheid. Och, is het beste niet, lieve vrienden, geen wensch te vormen naar hetgeen men niet heeft, maar de waarde te overdrijven van hetgeen de lotsbestemming ons schenkt? Nochtans gaat alles niet naar wensch: ziekten, ongevallen, tegenspoed, sterfgevallen, zijn om mij heen geene zeldzaamheden geweest. | |
[pagina 225]
| |
Ik heb vernomen dat Jan thuis is en goed vooruit gaat, dat Doca even lief is als immer en Elsa een engeltje van beminnelijkheid blijft. Dat verheugt mij zoo zeer. Uw naam, lieve vriend, zie ik veel in de dagbladen, telkens staat uw beeld en dat mijner lieve Adolfine - want in mijn genegenheid kan ik u niet scheiden - voor mij op en in phantasie zend ik u allen eene vriendschapsgroete, zooal[s] ik 't nu werkelijk op het papier doe. Zie, ik houd niet van het nieuwjaar en nieuwjaar-wenschen in 't algemeen, maar in 't bijzonder wel omdat het mij tot gelegenheid wordt u van mijn oprechte verkleefdheid te spreken. Virginie Loveling. |
|