Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 22
(2006)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 212]
| |
21[Brief van Virginie Loveling aan Jan van Rijswijck. AMVC L863] Gent 15 juni 1898
Waarde vriend,
Gisteren morgen al vroeg werd ik aangenaam verrast door uw brief en de drie portretten. Het uwe schijnt mij wel gelijkend. Jan herkende ik nog dadelijk ofschoon ik hem veel kleiner in mijn herinnering staan heb en het helder gelaat van Adolfine Doca met zijn zonnige levensblijheid verkwikt mijn hart. Dank voor dit alles en ook uw lieven langen brief. In de gegeven omstandigheden was dàt te krijgen eene echte weldaad voor mij. Ik heb namelijk zoo veel geleden in deze laatsten tijd sinds ik u schreef: mijn beste, oudste vriendin is gestorven den 11 mei - 39 jaren intimiteit zonder éene wolk op den hemel onzes omgangs!Ga naar eind(1) - en gij zult begrijpen wat het was en is voor mij. Ineens weggerukt op het oogenblik dat ze zich bereidde naar haar buiten te vertrekken. Ik heb ze enkel nog stervend gezien. Den ganschen winter waren wij hier te Gent veel samen en des zomers verbleef ik weken op haar landgoed. Zij was zulk een eedele natuur: drie jaren geleden heeft ze een Rusthof, geschikt voor brave, bejaarde werklieden, gesticht waar ze tien huisjes had laten bouwen met elke een tuintje en een inkomen dat ze hun gaf. Zij genoten er volkomen vrijheid en aldus bleef man en vrouw of moeder en dochter samen. 's Anderdaags stierf mijn andere goede vriendin, mevrouw Cogen-Ledeganck! Door een zonderling toeval werden ze bijna naast elkander denzelfden dag begraven.Ga naar eind(2) Ik heb zoo een indruk alsof alles om mij instortte. Daarom doet het mij zoo zalig aan te weten dat mij trouwe harten overblijven. Ik reken vast op uw bezoek met Adolfine en al de kinderen in den loop van dezen zomer nog. Ik schik voor een poosje naar ZwitserlandGa naar eind(3) te gaan en zal u schrijven zoodra ik terug ben. Vergeet uw belofte niet. Wat gij in de Gids indertijd gelezen hebt moet zijn ‘Een dure Eed’, hoewel uw aanduidingen aan juistheid te wenschen laten.Ga naar eind(4) Dat boek hebt gij overigens in uw huis als inschrijver op het ‘Willemsfonds’. Hiermede ‘Het Land der Verbeelding’Ga naar eind(5) benevens eenige overdrukjes om u een denkbeeld te geven van mijn bedrijvigheid van den laatsten tijd. Het verheugt mij dat gij er belang | |
[pagina 213]
| |
in stelt. Een schrijver heeft belangstelling noodig om tot werkzaamheid aangezet te worden en waardering vinden bij een man als gij is opwekkend. [V.L.] |
|