Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 22
(2006)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd18[Brief van Jan van Rijswijck aan Virginie Loveling 32835-14]Ga naar eind(1) Antwerpen 3 mei 1898.
Lieve Juffrouw Loveling,
Is het niet echt jammer voor ons dat we niet hebben kunnen komen? Ik hoopte elken dag dat de mij immer omgevende wolk van drukte en amb[t]sbeslommering eene opening zou vertoonen, met in het verschiet, de Gentsche bloemen tentoonstelling en uwe vriendelijke verschijning daar te midden. Es hat nicht sollen sein, es wäre zu schön gewezen! En ik heb mij niet eens verontschuldigd zoo talrijk waren de redenen en zoo kort de tijd om die op te teekenen. Zie, daar maakt gij, gelukkige, u geen idée van. Maar aan goedheid hebt gij een onuitputtelijken voorraad en daar maak ik nu gebruik en misbruik van en hoop weer te beteren wat ik heb verkorven. U moet weten, lieve Juffrouw, dat ik van s'morgens zeer vroeg tot s'avonds zeer laat, altijd, altijd of in mijn kabinet gezeten ben - met gestadig iemand tegenover mij die vraagt of klaagt - of op mijn kantoor of in den schoot eeniger commissie, of in den Raad, of op het gerechtshof... maar daar heet het niet zitten, wel staan, zijn man staan, vechten altijd maar door. Die éene goede eigenschap zult gij | |
[pagina 208]
| |
mij wel toekennen, nl: dat ik vredelievend ben. Dus kunt gij u verbeelden hoe weinig plezier een lui, vredelievend mensch aan dit gestadig krakeel beleeft en hoe gaarne ik Adolfine, de beide Adolfines, want ook de jonge zou mee, naar Gent hadde gevoerd om met haar een beetje deelachtig te worden aan uwe gemoedsrust, aan de kalme atmosfeer die u omgeeft en waarin men zoo heerlijk, vreedzaam ademt en verademt. Toe lieve Mejuffrouw Loveling, help mij een weinig klagen! En helpt mij een weinig hopen, want hopen doet leven, dat ik ondanks alles toch een dezer dagen komen zal! - Nu vooreerst niet. Er zijn weer kiezingen ophanden. En tusschen 12 en 20 mei ga ik naar London, met de Belgische Burgemeesters. Maar zoo nadert zachtjes, zachtjes of liever heel gauw de komkommertijd en de groote vakantie. Dan! ja dan! wis en zeker nemen we er het onze van. Onze oudste komt dan terug uit den Haag, uit haar pensionaat. Dan is alles in vacantie, ook de politiek, ook het bestuur en er volgen voor ons wittebroodsweken. O ik zou zoo gaarne, zoo gaarne - met u eenige dagen doorbrengen, hier bij ons, want Adolfine snakt er zoo naar en het zal aan onze dikke Doka zoón goed doen! Wij komen u met ons drieën halen als het moet, als het mag. Lieve Juffrouw Virginie, nu moet ik nog eene grove zonde belijden, de grofste voor t' eind, natuurlijk. Ik heb van u in maanden niets meer gelezen en zeker hebt ge wel iets geschreven, waar ik, laaggezonkene niet eens den naam van ken. Ik reclameer een exemplaar. Wanneer het boek daar zoo voór me ligt, zal ik niet weerstaan, dat weet ik. -. Van die bloemententoonstelling heb ik wonderen gehoord. Ik heb geen beetje rouw wel, dat we u niet bezocht hebben. En ik moest u toch wel zeer uitdrukkelijk ook vanwege Adolfine bedanken en om verschooning bidden. 'k Geloof dat ik gezegd heb dat het al lang geschied was! Wees genadig tot het einde toe, verklap mij niet en schenk mij al spoedig in drie hartelijke regels uw vergiffenis. Uw-u immer eerbiedig verkleefde vriend. (gd) JVanRijswijck. |
|