Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 21
(2005)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||
Het recht van de sterkste:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||
einde van het naturalisme in La banquerotte du naturalisme.Ga naar voetnoot(7) In Frankrijk verschijnt in 1893 Le docteur Pascal, het laatste deel van Zola's romancyclus Les Rougon-Macquart. Hetzelfde jaar verschijnt Buysses Oost-Vlaamse naturalistische roman, Het recht van de sterkste, bij W. Versluys, de uitgever van De nieuwe gids. Alfons de Cock, die het werk reeds in december 1893 recenseert, en P.H.S. van Vreckem, die in 1956 een essay wijdt aan Buysses romandebuut, wijzen op overeenkomsten met het werk van Zola.Ga naar voetnoot(8) Buysse erkent zelf dat hij door Zola's romans is beïnvloed. Die kwestie behoeft geen verdere uitleg.Ga naar voetnoot(9) In dit essay zoek ik een antwoord op de vraag hoe een Vlaams plattelandsgezin, door het gebruik van opvallende woordvelden en/of beelden, in Het recht van de sterkste als locus horribilis en gedroomde locus amoenus wordt gepresenteerd. Het antwoord op deze vraag kan inzicht bieden in de stilistische en de inhoudelijke spanningen in Buysses debuutroman, en bijdragen aan een betere situering van deze roman in een lange literaire traditie, die niet bij Guy de Maupassant en Emile Zola is begonnen.Ga naar voetnoot(10) Zola heeft ook zelf benadrukt dat hij niets heeft uitgevonden, ‘zelfs niet het woord naturalisme’; hij ziet zichzelf als ‘staande in een lange traditie.’Ga naar voetnoot(11) | |||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||
Bij de beesten afIn 1846, ruim vóór Buysses geboorte, beschrijft Charlotte Brontë (1816-1855) in The professorGa naar voetnoot(12) de gelaats- en lichaamstrekken van Vlamingen. Na een studieverblijf in Brussel is ze van oordeel dat Vlamingen intellectueel inferieur zijnGa naar voetnoot(13), en ze brengt die inferioriteit in verband met erfelijke factoren en het milieu.Ga naar voetnoot(14) Een van haar protagonisten legt ze de volgende woorden in de mond: ‘[Vlamingen zijn] lastdieren.’Ga naar voetnoot(15) Ook Hendrik Conscience (1812-1883) vergelijkt nu en dan zijn romanfiguren met dieren. In De gierigaard (1852) beschrijft hij het personage Thijs als een slang, een serpent, een loeiende stier, een hyena en een wild gedierte.Ga naar voetnoot(16) Het is geen fraai beeld, maar het is toch minder bij de beesten af dan in de debuutroman van Buysse. Een van de opvallendste woorden in Het recht van de sterkste was en blijft beest met de vele varianten zoals dier, zwijn en varken, oude bok, teef, kattin, roofdieren.Ga naar voetnoot(17) Tot hetzelfde woordveld behoren ook: dierlijke drift, de werkwoorden klauwen en krabben, gebrul van een wild beest, kudde en beestengeilheid.Ga naar voetnoot(18) Ook in De biezenstekker gebruikt de verteller gelijkaardige woorden.Ga naar voetnoot(19) Hoewel beest vooral een mannelijke lading dekt, wijzen de woorden teef en kattin erop dat ook vrouwen nu en dan met dierlijk gedrag worden geassocieerd. ‘Reus’ Balduk - steeds op iconische wijze met een hoofdletter | |||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||
geschreven - verpersoonlijkt vanaf het eerste hoofdstuk de dierlijke drift. Dit beeld verdringt Reus' volledige naam, Kamiel Balduk, naar het eind van hoofdstuk VII. In Het recht van de sterkste heeft Buysse het leven in de Zijstraat beschreven. In deze beruchte straat wonen landarbeiders, wiedsters en stropers. Het leven is er onderworpen aan de brute kracht van de man. De hoofdpersoon is de breekbare en zuivere Maria, die door Reus wordt verkracht en met hem trouwt als blijkt dat ze ‘eraan’Ga naar voetnoot(20)(zwanger) is. Het huwelijk wordt vrij snel een hel, en Maria - die ooit van een gezin als locus amoenus heeft gedroomd - wordt in haar onderworpenheid geconfronteerd met het gezin als locus horribilis. Ze vindt slechts tijdelijk - en dan nog in beperkte mate - rust als Reus, na een groteske visvangst, in de gevangenis belandt. Deze uiterst bondige samenvatting gaat voorbij aan de vele scharniermomenten en aan de inbedding van het geweld en het gezin in een bredere maatschappelijke context, waarvan de Zijstraat en haar bewoners - ‘de heffe des volks, alles wat Brakel aan slecht en bedorven gepeupel telde...’Ga naar voetnoot(21) - slechts één facet vertegenwoordigen. De verteller confronteert de lezer aan de ene kant met brutale mannen - beesten - die hun instinctieve onderwerpings- en paringsdrang botvieren op meisjes en vrouwen die op een fatalistische manier het recht van de sterkste aanvaarden, en aan de andere kant met de breekbare zuiverheid van Maria (immaculata), de zachtaardigheidGa naar voetnoot(22) van Slimke (Theofiel) Snoeck en de razernij van Maria's moeder. Zoals andere in hun eer aangetaste vrouwen haalt ook Maria's moeder fysiek en verbaal uit naar haar dochter. Vrouw Beert doet me denken aan de rijke boerin Malivoire, die in De bekentenis, een verhaal van Guy de Maupassant (1850-1893), haar zwangere dochter scheldwoorden als slet en sloerieGa naar voetnoot(23) naar het hoofd slingert en haar bovendien nog een pak slaag geeft. Het verhaal is echter minder droefgeestig dan de roman van Buysse. Ook mevrouw Malivoire en haar dochter Céleste berusten na de scheldpartij in het gebeurde. Ze gaan er uiteindelijk op een utilitaristische manier mee om, en dat is heel wat | |||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||
anders dan het naturalistisch uitgangspunt dat de mens ‘synchroon en diachroon gedetermineerd is.’Ga naar voetnoot(24) Ongewenste en buitenhuwelijkse zwangerschap is in de Zijstraat heel gewoon. Nadat Reus Maria omver heeft geworpen, bespreken de wiedsters hun eigen ervaringen: Moeffe Vrieze is slechts twintig jaar oud en heeft drie kinderen. Ze was slechts veertien toen ze door een ‘oude [...] uit het klooster’ werd gelokt.Ga naar voetnoot(25) Oele Feeffe is dertig jaar oud en heeft één kind. Zij werd door een boer tot gemeenschap gedwongen. Muimme Taey is tweeëntwintig jaar. Ze heeft twee kinderen en is zwanger van een derde. Zij geraakte niet uit de ‘klauwen’ van het Slijperken.Ga naar voetnoot(26) Verool - een niet mis te verstane bijnaamGa naar voetnoot(27) - ontfermt zich alleen over haar vier kinderen. [...] Allen waren met geweld, met bedrog of door verrassing gepakt geweest; en wat ze daarvan onthouden hadden was geen spijt over 't verlies van hun eer, noch een walg voor de brutaliteit van de aanslag, maar wel een indruk van gefopt-zijn, gepaard aan een onbewust gevoel van eerbied voor de kracht van de man, van noodzakelijke onderwerping aan het recht van de sterkste.Ga naar voetnoot(28) Ook Maria legt zich neer bij het recht van de sterkste, maar zij geeft zich wel rekenschap van haar verlies. Zij beseft dat haar bescheiden droom van een gezin als locus amoenus, ‘ergens te lande, ver van de woelige, walgelijke Zijstraat’Ga naar voetnoot(29), na de verkrachting een onbereikbaar ideaal is. | |||||||||||||||||||||
Het recht van de sterkste: een andere ervaringNa een aaneenschakeling van gewelddadige scènes vraagt Reus Maria op een ongewone manier ten huwelijk. Op het eerste gezicht betekent het voorgestelde huwelijk een eerherstel, maar Maria stemt | |||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||
vooral met het huwelijksaanzoek in om het haar toegestopte geld, ‘dat haar en haar kind van de ellende zou redden...’Ga naar voetnoot(30) Ook zij verdringt haar gevoelens - haar onuitgesproken weigering - uit utilitaristische overwegingen. Deze ontwikkeling luidt een nieuwe fase in. Reus, het beest waarvan al eerder is gebleken dat het een ‘mensenstem’Ga naar voetnoot(31) heeft, wordt zachtzinniger, en de hoofdstukken waarin het huwelijk en de uitstap op de bruiloftsdag worden beschreven, zijn minder naturalistisch gekleurd. De burgerlijke - en de kerkelijke - huwelijksplechtigheid verloopt zonder veel ceremonieel en weerspiegelt de ongeletterdheid van de plattelandsbevolking. Alleen Maria zet ‘ontroerd, met trage, licht bevende hand, haar naam onder de akte.’Ga naar voetnoot(32) Een realistisch detail, zoals het ‘stroppen’Ga naar voetnoot(33) op de terugweg naar huis, verhoogt de waarachtigheid van de beschrijving. Dit gebruik, waarbij men met een over de straat gespannen touw de weg verspert, wordt ook schutten of schatten genoemd.Ga naar voetnoot(34) Met een traktatie kopen de jonggehuwden hun verbintenis bij de jonkheid af. Zelfs in de straat van het gepeupel worden bepaalde gewoontes gerespecteerd. Ook de uitstap naar Gent en het bezoek aan de Scheldewerken worden realistisch beschreven, zonder vergelijkingen en metaforen, tot Maria, onder de indruk van wat ze ziet, het recht van de sterkste intuïtief op een sociaaldarwinistische manier ervaart: Dat grootse werk had ook in zich iets overweldigende, iets verkrachtends, dat haar als de weerschijn van haar eigen lot voorkwam. Ook dáár was het zwoegen en lijden; ook daar heerste het ruwe recht, het recht van de sterkste en geenszins het eigen goedvinden noch de individuele wil.Ga naar voetnoot(35) Het recht van de sterkste krijgt plots een bovenpersoonlijke dimensie. Het labeur wordt een schakel in een lange genealogische reeks: | |||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||
Zó hadden haar vader, haar grootvader, al haar voorouders gezwoegd; zo zouden haar man, haar kinderen, al de afstammelingen van haar bloed ook hun leven lang moeten doen.Ga naar voetnoot(36) Deze overpeinzing, dit realistisch en tegelijkertijd naturalistisch inzicht contrasteert fel met de grote, wilde vaart in de vorige hoofdstukken. Deze stille bespiegeling is hét naturalistisch moment par excellence. Naturalistische schrijvers leggen vaak de nadruk op de ongedifferentieerde werking van natuurwetten als allesoverheersende mechanismen.Ga naar voetnoot(37) Aan de andere kant is Maria's onuitgesproken inzicht ook een scharniermoment en een noodzakelijk stilistisch intermezzo tussen ontucht, misère en braspartijen en nog groter onheil. Onheil is slechts onheil in vergelijking met harmonie, ontucht en dierlijkheid veronderstellen hun tegendeel. Het kwaad is ondenkbaar zonder het goede. In Het recht van de sterkste belichaamt de breekbare, zuivere Maria, ondanks haar afstamming en het fnuikend milieu waarin ze is opgegroeidGa naar voetnoot(38), het burgerlijk opvoedingsideaal van de verteller. Van dat ideaal vindt men ook een zwakke afspiegeling bij Reus, althans vóór hij volledig afglijdt naar een misdadige levensstijl. ‘De van zijn ouders geërfde traditie, door arbeiden zijn brood te verdienen, en een soort van ingeboren fierheid’Ga naar voetnoot(39) vormen voorlopig een dam tegen verder onheil. De aftakeling van zijn normbesef gaat, zelfs nadat hij heeft toegegeven aan de lokroep van het dievenleven, nog steeds gepaard ‘met een overblijfsel van schaamtegevoel [en] het besef van [Maria's] waardigheid en zijn verdorvenheid...’Ga naar voetnoot(40) | |||||||||||||||||||||
De verloren eer van Maria BeertEen tweede opvallend woordveld heeft te maken met (seksuele en maatschappelijke) eer en schaamte. Tot dit woordveld behoren o.a. | |||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||
eerlijkheid, afkeuring, preuts en deugden.Ga naar voetnoot(41) De verloren seksuele eer wordt uitgewist door het huwelijk, maar dit eerherstel betreft slechts één facet van de verloren eer. Het brutale gedrag van Reus, die eerst stroper wordt en daarna een gemene dief, ontaardt in mishandelingen van Maria ‘om het louter genoegen’ van het mishandelen.Ga naar voetnoot(42) Ook Reus' minnares, Witte Manse, deelt in de klappen. Reus geeft haar schoppen en slagen, ‘juist als aan een wettelijke vrouw.’Ga naar voetnoot(43) Het recht lijkt exclusief mannelijk te zijn, en het gaat in Het recht van de sterkste niet gepaard met even duidelijke plichten. Alleen de vrouwen lijken plichten te hebben - o.a. de plicht zich te onderwerpen en het onuitgesproken gebod voor het gezin te zorgen. Maria, die van een ideaal gezin heeft gedroomd, staat met de rug tegen de muur en is er erger aan toe dan Cecilia in De gierigaard van Conscience. Ook zij wordt mishandeld: [Thijs] trapte het meisje zoo geweldig op den voet, dat eene pijnlijke zenuwrilling over gansch haar lichaam liep. Zij sprak geen woord. Dan bewoog hij zijne ellebogen bij haar hoofd en stiet haar wreedelijk in het aangezicht, zonder dat echter eene klacht haren mond ontviel. Integendeel, zij kroop ineen en maakte zich klein, als iemand die zich aan lijden verwacht en het met machtelooze onderwerping aanvaardt.Ga naar voetnoot(44) Ruim veertig jaar vóór Maria ziet Cecilia het huwelijk als ‘de vernietiging van het vrouwelijke wezen’ - een ‘vernietiging door het goddelijk gebod, door het gevoel des plichts, door de onverbiddelijke noodzakelijkheid.’Ga naar voetnoot(45) Ongehuwd behoudt ze haar eigen wil. Als vrouw van Thijs moet zij zich onderwerpen aan zijn begeerte en zijn wil, hem ‘toebehooren als eene lijfeigene slavin!’Ga naar voetnoot(46) Na een groteske en mislukte visdiefstal, waarbij Reus zich tot leider van een dievenbende ontpopt, wordt Maria's precair eerherstel ongedaan gemaakt. De wonderbare visvangst is ook een scharniermoment. Het stoutmoedig avontuur herinnert aan de volksboeken over | |||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||
‘de beruchte benden van Baekeland en van Cartouche...’Ga naar voetnoot(47) De verteller onthult zelf de bronnen van de twee hoofdstukken waarin hij een ander taalregister opentrekt.Ga naar voetnoot(48) Dit intermezzo verdringt voor een korte tijd de huiselijke onvrede en de brutale beestengeilheid.Ga naar voetnoot(49)Nadat Reus en zijn bende veroordeeld zijn, breekt voor Maria een periode van relatieve - armoedige - rust aan, al probeert ook Slimke Snoeck ‘met zijn glimlachend meisjesaangezicht’Ga naar voetnoot(50) haar tot geslachtsgemeenschap te dwingen. Niet de wederzijdse intimiteit drijft hem naar Maria, maar de afwezigheid van Reus en de ‘goesting’.Ga naar voetnoot(51) De (dierlijke) drift onderdrukt kennelijk volkomen elke vorm van respect. Maria's verzet ontlokt hem de volgende reactie: ‘Wat kan het u schelen, nu gij er toch ‘aan’ [zwanger] zift: gij moet het toch niet laten voor zulk nen smeerlap van 'n man gelijk de uwe...’Ga naar voetnoot(52) De vastberadenheid van Maria brengt hem tot inkeer en een weinig later zinkt hij ‘ineens beschaamd en als verlamd, op een stoel neer.’Ga naar voetnoot(53) Voor Maria is de maatschappelijke oneer die gepaard gaat met ‘bedelen’ of ‘schooien’, haar laatste ‘reddingsmiddel’ in bittere financiële noodGa naar voetnoot(54), echter erger dan de aanval op haar seksuele eer. Slimke Snoeck kan ze zelf van het lijf houden, maar het geldgebrek en de hongersnood zijn taaiere, ongenode gasten. ‘Met van schaamte blakende wangen’Ga naar voetnoot(55) loopt ze, samen met andere vrouwen, bedelend door de straten. Deze maatschappelijke oneer, die zo haaks op haar levensideaal staat, blijft haar achtervolgen tot in het graf. Na de terugkomst van Reus verzet ze zich nog wel tegen diens ontuchtige handelingen met haar zus Lisa, maar zij heeft de strijd dan al verloren. Als bezegeling van haar ellendig lot wordt ze zonder veel plichtplegingen begraven in een waardeloze kist, die bij het dichtgooien van het graf | |||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||
openbarst. De grafdelver gooit na de eerste ‘vervroren klompen’Ga naar voetnoot(56) fijne aarde in de put... ‘als een herhaling van de afschuwelijke aanslag, waaronder Maria jaren tevoren, ginds in de zandweg, tussen Akspoele en Brakel, bezweken was...’Ga naar voetnoot(57) Ook bij het bewijzen van de laatste eer (oneer) wordt Maria ‘bezoedeld en verkracht.’Ga naar voetnoot(58) | |||||||||||||||||||||
De locus amoenus als element van het beschavingsoffensiefIn de Middelnederlandse literatuur verwijst de topos van de lieflijke plaats (locus amoenus) naar ‘de ontmoetingsplaats bij uitstek voor de beschaafde gemeenschap.’Ga naar voetnoot(59) De lieflijke plaats wordt er tegenover de natuur gesteld. Heil is enkel te vinden in een harmonische gemeenschap, en de bespiegelingen over natuur en cultuur zeggen, volgens Jozef Janssens, meer over de ‘statusgevoeligheid van een hofpubliek dan over een middeleeuwse visie op de natuur.’Ga naar voetnoot(60) De locus amoenus wordt in de middeleeuwse literatuur ook geassocieerd met de deliciae of genotselementen.Ga naar voetnoot(61) In de periode 1780-1850 is de topos een onderdeel geworden van het burgerlijk opvoedingsideaal. In die tijd krijgt het burgerlijk gezin een ‘naar binnen gericht gezicht.’Ga naar voetnoot(62) Het (ideale) gezin wordt geassocieerd met ‘huiselijkheid, moederliefde, kinderzorg, patriarchale rechten en plichten, een zekere kameraadschap, echtelijke liefde, maagdelijkheid voor het huwelijk, levenslange trouw en privacy.’Ga naar voetnoot(63) Het is precies in die zin dat ook Maria het huwelijk als een lieflijke plaats opvat. Haar ideaal is gebaseerd op zuiverheid, eer en respect, en het staat haaks op de open, lage cultuur van de Zijstraat. In die beruchte straat is het gezin een naar buiten gerichte ‘ontmoetingsplaats’. Maria's ideaal steekt schril af tegen de opvattingen van Reus, die vooral aan zijn rechten denkt.Ga naar voetnoot(64) Het ideaal is ook de absolute | |||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||
tegenpool van de utilitaristische visie die Thijs in De gierigaard verwoordt: Het [huwelijk] is de verbintenis van twee personen, die hun leven in gemeenschap leggen, om er meer voordeel uit te trekken. [...] Min noch meer dan twee kooplieden, die hun geld te zamen brengen, om grooteren handel te kunnen drijven.Ga naar voetnoot(65) Maria is echter meer dan een zuivere en breekbare vrouw, ze is een type. Ze is de incarnatie van het burgerlijk huwelijksideaal. Hoe ‘naturalistisch’ het woordgebruik ook mag zijn, de verteller laat in zijn kaarten kijken. Op de laatste bladzijde worden de laatste oneer en Maria's ideale bestemming in één zin samengeperst. Haar ‘heerlijk geschapen lichaam, geboren en gevormd tot het genieten van geluk en liefde’ wordt een laatste maal ‘bezoedeld en verkracht.’Ga naar voetnoot(66) In deze beschrijving, die een romantische visie verraadt, wordt cultuur - met de gepaste deliciae of genotselementen - ongenadig tegenover natuur geplaatst. Buysses antithetische benadering maakt duidelijk, dat hij geen vuilschrijver is. Wat de intenties betreft, sluit Het recht van de sterkste aan bij het schroomvallig realisme van o.a. Conscience en Domiep Sleeckx (1818-1901). Sleeckx heeft in 1862 het realisme verdedigd tijdens de eerste zitting van hetTaal- en Letterkundig Congres te Brugge: ‘Ik wil u spreken over het realismus in de letterkunde. Nog meer: ik wil ten voordeele van dit realismus eene lans breken.’Ga naar voetnoot(67) Tijdens die lezing verzet hij zich wel tegen de Franse realisten, die ‘in het zedelijke zoowel als in het stoffelijke, onderwerpen behandelen, die niet mogen behandeld worden...’Ga naar voetnoot(68) In 1878 heeft hij het over de ‘gewrochten’Ga naar voetnoot(69) van Victor Hugo, Balzac, George Sand en Zola. Omdat ze hun lezers in Parijs niet met zedelijk verheven werk kunnen behagen, nemen ze, volgens Sleeckx, hun toevlucht tot onzedelijke, ‘verderfelijke schrif- | |||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||
ten.’Ga naar voetnoot(70) Hij verwijt de Franse realisten ‘effectmakerij’Ga naar voetnoot(71), en Madame Bovary bestempelt hij als ‘een roman, waarin, benevens blijken van het onbetwistbare talent, overdreven realistische uitspattingen voorkomen...’Ga naar voetnoot(72) In een voetnoot bij de uitdrukking ‘realistische uitspattingen’ merkt hij op, dat de Franse realisten en naturalisten hun lezers vaak op ‘walgelijke dingen’Ga naar voetnoot(73) vergasten. In de besprekingen die Sleeckx’ collega's aan Het recht van de sterkste wijden, weerklinkt een echo van diens aanklacht tegen het Franse realisme en naturalisme - een aanklacht die men ook aantreft in het bericht waarmee Conscience op 15 november 1849 De loteling opent. Conscience belooft zijn lezers een ‘getrouwe afspiegeling’Ga naar voetnoot(74) van het leven in de Kempen, en hij stelt zijn eigen verhalen tegenover ‘de heerschende mode’: [Mijn verhalen] zijn geen mengsel van bloed, van dieventaal, van oneer, van overspel, van naakte ontucht, van spottend ongeloof, van vernielzuchtige moedeloosheid; zij doen bij den lezer het haar niet te berge rijzen uit schrik voor zijne eigene deugd en voor de toekomst van het menschdom.Ga naar voetnoot(75) Het dominante woordveld rond verdierlijkte drift is voor veel recensenten een ‘uitspatting’, al gebruiken ze een ander vocabulaire. In De gids heeft J.N. van Hall het over Buysses ‘gewilde grofheden en wildheden.’Ga naar voetnoot(76) Sleeckx' vroegere leerling aan de normaalschool in Lier, de Oost-Vlaming Alfons de Cock (1850-1921), heeft geen bezwaar tegen het realisme en het naturalisme, maar wel tegen een aantal te sterk gekleurde gesprekken: Doch, al behoor ik niet tot de preutschen, ik zag hier zekere ultranaturalistische gesprekken en toneelera liever minder gekleurd; het boek zou er enkel bij winnen en even waar zijn. Immers, de volstrekte, naakte waarheid kan in dergelijke gevallen nooit geschreven wor- | |||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||
den, want zatte boeren zeggen vaak meer vloekwoorden dan andere, en onze buitenmeisjes... voeren somtijds vuiler gesprekken, - ik hoorde dat met eigen oren - dan de heer Buysse haar in den mond legt...Ga naar voetnoot(77) De Cock, van 1869 tot 1904 onderwijzer in de Oost-Vlaamse dorpen Moorsel, Herdersera en Denderleeuw, kent de zeden en het taalgebruik van de plattelandsbevolking. Hij verzet zich tegen het ultranaturalisme uit artistieke overwegingen. Na het lezen van de recensie schrijft Buysse op 27 december 1893 een brief aan De Cock, waarin hij de recensent gedeeltelijk bijtreedt. Hij beklemtoont ook, dat hij zijn lezers geen zedelijke strekking wil opdringen: ‘Een ieder trekke uit mijn werk de moraal die hij wil of trekke er ook geene hoegenaamde uit...’Ga naar voetnoot(78) De morele les, die een lezer uit een roman kan trekken, is steeds persoonlijk gekleurd, maar Buysses stelling is een understatement. De korte romantische overweging in de slotfase van het boek doorbreekt de naturalistische opzet en maakt van Het recht van de sterkste een indirect pleidooi voor de idealen van het beschavingsoffensief. Het gezin als locus amoenus is het fundament van de beschaving. Een plattelandsgezin, zoals men dat in de Zijstraat - een naam met een symbolische lading - kent, staat haaks op het ideaal dat Buysse en vele anderen voor ogen staat. Zoals in Zola's romans, sluiten de determinerende factoren de ‘overtuiging van de veranderbaarheid van de maatschappij’Ga naar voetnoot(79) in Het recht van de sterkste niet uit. In de periode 1870-1880 maken de gezinnen in de echte Nevelse Zeistraat vaak deel uit van samengestelde huishoudens met een relatief losse en open structuur; ze wijken sterk af van het meer voorkomende conjugale gezin.Ga naar voetnoot(80) De Zeistraat (Zijstraat) mag dan al niet representatief zijn voor het Vlaamse platteland, Buysse heeft er zich alleszins door laten inspireren. De samengestelde huishoudens die hij er leert kennen, kunnen bezwaarlijk als locus amoenus worden beschouwd, maar de grauwe realiteit van die verpauperde buurt is geen alibi voor het gezin als locus horribilis. | |||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||
Een koppeltekenBuysse loopt niet hoog op met Zola's ‘wetenschappelijke tendenz, bijv. [...] de quaestie van de herediteit.’Ga naar voetnoot(81) In de tweede druk van Het recht van de sterkste schrapt hij dan ook een belangrijke passage. Op die manier dempt hij ‘de echo van de poëtica van Zola’ met zijn sterke nadruk op het ‘erfelijk karakter van de ondeugd.’Ga naar voetnoot(82) ‘De macht, de vitaliteit der erfelijke Ondeugd’Ga naar voetnoot(83) (met hoofdletter) is beheersbaar, en het gezin als locus amoenus is meer dan de vergeefse droom van de onteerde Maria. Aan die impliciete boodschap gaat de contemporaine kritiek voorbij. De recensenten staren zich blind op het woordveld waarin het mannelijk dier centraal staat. Ze beseffen wellicht niet, dat Conscience al eerder op een schroomvallige wijze aandacht heeft gevraagd voor de problemen die Buysse zo navrant heeft beschreven. Ik beschouw Buysses ‘Oost-Vlaanderschen naturalistischer roman’ als de aanzet tot een gesprek over het gezin als locus amoenus én als element van het beschavingsoffensief. Anne Marie Musschoot heeft erop gewezen dat Buysses naturalisme niet consequent is, ‘doordat de romantische component vaak zo sterk naar voren [komt] in zijn werk.’Ga naar voetnoot(84) Het recht van de sterkste is, evenals Germinal (1885) van Zola, geen zuiver naturalistische roman, want ‘the naturalist novel, as Zola portrayed it, is a theoretical construct.’Ga naar voetnoot(85) Deze (vast)stelling kan ook neutraler worden geformuleerd. Luger en Lodders hebben erop gewezen, dat de naturalistische roman vanaf de beginperiode een ‘hybridisch karakter’ heeft.Ga naar voetnoot(86) Buysses debuutroman, met zijn uitdagende woordveld rond menselijke beestengeilheid, bevat opvallende naturalistische elementen, maar de verteller doorbreekt steeds weer op impliciete en expliciete wijze de uitgangspunten van het naturalisme. Wat Van Deyssel over het werk van Zola heeft geschreven, geldt ook voor Het recht van de | |||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||
sterkste: ‘... onder de breede objektiviteit van Zolaas stijl, hoor ik dan den kunstenaar toch klagen en weenen.’Ga naar voetnoot(87) Buysses werk is geen eindpunt en geen beginpunt, maar een koppelteken in een lange reeks negentiende-eeuwse geschriften waarin de objectieve en de subjectieve drijfveren van het menselijk handelen steeds verder bloot worden gelegd. Deze ontwikkeling, waarbij de ene literaire code de andere geheel of gedeeltelijk verdringt, maakt deel uit van het vooruitgangsstreven waartoe ook het beschavingsoffensief moet worden gerekend. Het onderscheid tussen Buysses proza en het idealistisch of romantisch realisme is kleiner dan veelal wordt aangenomen. Buysse heeft de eenduidig positieve en negatieve romanpersonages van Conscience en andere - binnen- en buitenlandse - romanciers vervangen door mensen die soms verkeerde keuzes maken, maar ook Buysse volgt het spoor van het beschavingsoffensief. Ongeveer twintig jaar na Het recht van de sterkste verschijnt De nachtelijke aanranding (1912), een roman waarin de aandacht verschuift van de handeling op zich naar de plaatsvervangende of symbolische handeling. In De nachtelijke aanranding werpt Guust zich nog wel ‘als een wild beest’Ga naar voetnoot(88) op Marie, maar later ontdekt hij, samen met Péélzie, dat een handeling ook een symbolisch karakter kan hebben. Met Péélzie ontdekt hij ook het gezin als locus amoenus: ‘Péélzie hêt doar veuren gezurgd; z'hêt te goare mee Guustje, volgens de leerijnge van den wijzen Plato, noar den anderen helft van heur wezen gezocht...’Ga naar voetnoot(89). Twee veelvoorkomende historische situaties, die ook frequent in het oeuvre van Buysse worden beschreven - het definitief celibaat en het gezin als locus horribilis -, blijven in De nachtelijke aanranding, ondanks de naturalistische beginfase, opvallend afwezig. De hoofdpersonages zeggen ja tegen de bescheiden genotservaring van het gehuwd samenleven. | |||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||
|
|