‘Een hoogst onaangenaam geschenk’
Hendrik Logeman en Cyriel Buysse tegen de von Bissing-universiteit in Gent(1916)
ingeleid en geannoteerd door Joris van Parys
I
Na haar eerste kennismaking met de man die een jaar later haar tweede echtgenoot zal worden vraagt de Haagse weduwe Nelly Dyserinck (1863-1944) in een brief aan Virginie Loveling: ‘Vertelde Dientje Logeman U dat het mij zooveel genoegen deed Uw neef Cyriel Buysse te ontmoeten?’Ga naar voetnoot(1) De gemeenschappelijke vriendin van Nelly en Virginie is Dina van der Willigen (1864-1925), echtgenote van de Nederlandse taalkundige Hendrik Logeman (1862-1936) die na zijn promotie aan de universiteit van Utrecht in 1888 is benoemd tot docent aan de volledig verfranste universiteit van Gent. Zowel Dyserinck als Logeman zijn geboortig uit Haarlem, en via een aangetrouwde tante is Nelly zelfs familie van Dina.Ga naar voetnoot(2) Cyriel Buysse moet het echtpaar Logeman hebben leren kennen via tante Virginie, die zelf met hen bevriend is geraakt via haar neef Paul Fredericq, hoogleraar in Gent met tal van connecties in Nederland. In het midden van de jaren 1890 waarin de jonge Buysse bedolven wordt onder schampere kritiek op zijn onzuivere taal, is Logeman een van de weinigen van wie hij steun ondervindt. In een briefje aan zijn Haagse uitgever schrijft
hij in 1895: ‘Dezen morgen was ik te Gent, ten huize van mijn vriend Henri Logeman, die mij, niet zonder eenige veront- | |
moeilijk toegankelijk’ is.Ga naar voetnoot(8) Dat die reputatie een zeer eenzijdig beeld van zijn persoonlijkheid geeft bewijst onder andere dit briefjeGa naar voetnoot(9) uit 1910 van zijn vrouw aan Lode Baekelmans over diens pasverschenen Sinjoorkens:
[..] Ik vind het amusant dat U zoo verbaasd is dat mijn man er ook van geniet! Zeker is hij streng. Als allen waren zooals hij is, als allen evenzeer ijverden om de Gentsche Universiteit hoog te houden + geen ezels door een examen te laten dat zij niet naar wensch - volgens de eischen - hebben afgelegd, dan zou de Univ. niet alleen steeds in gehalte toenemen, maar dan zou het geheele onderwijs, vooral het middelbare, hier in België er op vooruit gaan. Amen.
Maar strenge leeraars kunnen toch ook wel oor + oog hebben voor de eigenaardigheden van de taal, vooral als een strenge leeraar nog eens phoneticus + philoloog is? En een strenge leeraar kan toch wel zooveel kunstgevoel hebben dat hij het talent van een dichter + schrijver bewonderen = genieten kan? Nietwaar? Mijn man heeft bovendien veel gevoel voor humor + die geeft U ook ons te genieten [..]
Ook dank voor de exlibris. U zooveel moeite te geven! Waarom bent U uit de Week?Ga naar voetnoot(10) Heeft U nog een nummer over met het Koppen stuk van Cyriel Buysse?Ga naar voetnoot(11) Ik gaf 't mijne weg + mijn man wou 't houden.
|
-
voetnoot(1)
- Nelly Dyserinck aan Virginie Loveling, Den Haag 5.10.1895 (afschrift UB Gent, hs 3426F); zie brief 3, noot 1 in deze aflevering. In een gesprek met Johan Demaegt (‘Bij Cyriel Buysse’, Den Gulden Winckel, sept. 1929, p. 240) vertelt Buysse: ‘Ik heb haar, die mijn vrouw worden zou, ontmoet te Gent, bij prof. Logeman’. Dat de eerste kennismaking mogelijk in Den Haag en niet in Gent plaatsvond valt indirect af te leiden uit de brief van Nelly: ‘Het was zoo erg prettig de vrienden L. weer eens bij me te hebben en de vriendschapsband nog sterk te voelen.’
-
voetnoot(2)
- Een Aletta Maria van der Willigen is in 1872 in Haarlem getrouwd met Hendrik Dyserinck sr. (1838-1906), de broer van Nelly's vader die van 1888 tot 1891 Minister van Marine is.
-
voetnoot(3)
- Cyriel Buysse aan Jacob Funke, Nevele 8.10.1895 (LM, B9962.B1); bedoeld is het stuk ‘Fransch-Belgisch, maar géén Vlaamsch en géén Nederlandsch’ in De Nederlandsche Spectator (5.10.1895) waarvan de anonieme auteur schrijft dat Buysse er goed aan zou doen zijn boeken te laten corrigeren door zijn tante Virginie Loveling.
-
voetnoot(5)
-
Bibliotheekgids, 15.1.1926, p. 19. Vgl. Dina Logeman-Van der Willigen aan Max Rooses (mede-oprichter van De Vlaamsche Gids), 13.11.1907: ‘Ellen Key schreef een artikel over den dichter Emile Verhaeren. Wilt u dat door mij vertaald misschien in Uw Gids overnemen? Het spijt mij dat wij den laatsten tijd schijnbaar zoo weinig belangstelling toonden. We waren lang in Noorwegen + hebben 't altijd even onzinnig druk.’ (AMVC, L706). Hendrik Logeman vertaalde o.a. een toneelstuk van de Noorse Nobelprijswinnaar Björnson (Op Storhove, Haarlem 1903). Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat Cyriel Buysse het aan de Logemans te danken heeft dat in 1897 in kranten in Göteborg en Stockholm een (anonieme) vertaling van zijn verhaal ‘De weddenschap’ verschijnt.
-
voetnoot(6)
- Zie E. Blancqaert, ‘Hendrik Logeman’, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, Leiden 1935-1936; idem, Rijksuniversiteit te Gent. Liber Memorialis 1913-1960, Gent 1960, deel I, p. 86-92.
-
voetnoot(7)
- Zie H. Logeman, ‘Filologiese toekomstmuziek’, in: Gedenkboek A. Vermeylen (1932), p. 350: ‘Nog steeds is de Universiteit er verre van af te zijn [..] een Wetenschappelike instelling, één welke het in de eerste plaats om de Wetenschap zelf te doen is’.
-
voetnoot(8)
- René Derolez, ‘Hendrik Logeman’, in: Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 11, Brussel 1985, p. 454-459. De dood van zijn vrouw Dina in 1925 betekent voor Logeman een klap die hij niet meer re boven zal komen; de laatste jaren van zijn leven moer hij doorbrengen in een instelling voor zenuwzieken.
-
voetnoot(9)
- Dina van der Willigen aan Lode Baekelmans, Gent 4.12.1910; AMVC (L706).
-
voetnoot(10)
-
De Week: vrijzinnig Antwerps weekblad (1909-1912), opgericht en uitgegeven door Victor Resseler, zwager van Lode Baekelmans.
-
voetnoot(11)
- Bedoeld is het satirische stuk ‘Mijn kop’ (in: De Week, 1.10.1910; overgenomen in Amsterdamsch Weekblad, 20.11.1910; VW 7, 315-317) dat Buysse schreef na lezing van de bundel Twintig Vlaamsche Koppen (Roeselare 1901) van Hugo Verriest. Cyriel Buysse aan Lode Baekelmans, Afsnee bij Gent 3.8.1910: ‘Ja, ik wil wel eens een artikel schrijven voor de Week. Het zal waarschijnlijk getiteld zijn ‘De Negentiende Kop’, maar daarvoor heb ik ‘Twintig Vlaamsche Koppen van H. Verriest noodig, en zou u dankbaar zijn als u mij dat boekje voor enkele dagen in bruikleen wildet afstaan.’ (AMVC, B995)
|