5
Paul Wijnants aan Willem Rombaut
[Ongedateerd]
Waarde Heer Rombaut,
Gij hebt goed gedaan prof. VercoullieGa naar eind(1) te raadplegen; maar ik meen dat hij nu wat overdrijft in zijn richting. Wel heeft hij gelijk - ik voel vaak de behoefte soms heele zinnen om te keeren, of woorden of uitdrukkingen door te halen; doch ik meen dat dat ons werk niet is en dat gij best zoudt doen bij B. niet te veel aan te dringen op zijn stijlfouten - B. vertelt maar stelt niet - hij is geen stylist - en ik ben overtuigd dat wij er zouden aan verliezen moest hij zich gaan inspannen om heel correct te schrijven - dat kan hij niet. Ik zou haast zeggen spreek hem daar niet van - of anders wordt het ‘weten van slecht schrijven’ bij hem een obsessie.
Laten wij B. maar vertellen - wij zullen het ál te erge vermijden in spelling en bouw - maar voor de rest moeten wij B. maar laten B. zijn - hij zal nu niet meer veranderen en een verandering ware misschien een verlies.
Overigens prof. V.'s theorie over mannelijk en vrouwelijk is naar mijn oordeel gewaagd - daar mogen wij ons niet aan bezondigen. Niet doen zooals prof. Hugo De VriesGa naar eind(2) schrijft -... den blauwen golf (golf) dan als golf vrouwelijk is.
Wel zegt men rond Amsterdam: de koe, hij staat daar.
Moeder? hij is daar - enz. doch wij doen dat niet.
Toch is er uit zijn consultatie iets te profiteeren - en zijn oordeel komt het mijne sterken en verbeteren.
We mogen toch die voldoening hebben dat - bevat Typen nog fouten van verschillenden aard - er toch een groote kuisch is gedaan.
Die zal ook plaats hebben in ‘Uit de bron’ - maar ik herhaal - B. laat ik schrijven zooals hij wil wat bouw betreft - taalfouten of andere al te stomme dingen verbeter ik, maar ik mag en kan mij niet stellen in zijn plaats.