Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 20

17

Nevele 8 april 1874.

Waarde Vriend,

Ik houd er aan nog iets bij mijn artikeltje over Andersen te voegen⁽¹⁾ denk dat het best is U zulks dadelijk op te sturen, opdat Gij dan uwe stof voor de aflevering, waarin Gij het opstelletje opneemt, zoudt kunnen gereed maken. Gij zult aan den volzin, die boven op het blad staat, licht zien waar ik deze regelen wensch tusschen te stellen. Ik vertrouw dat Gij mij de proeven zenden zult, het is mij om het even in welke aflevering Gij het artikeltje opneemt.

Wij zijn heel tevreden dat Gij zoo goed zijt ons afdrukken te zenden. Ik dank U van harte voor degenen, die ik ontvangen heb. Ik geloof dat het niet mogelijk zal zijn onze gedichten bij Brockhaus uit

(1) Zie hiervóór, brief 13 aant. 3.

[p. 87]

te geven. Wij hebben er geene genoeg en daarenboven zouden wij niet gaarn het recht van eigendom afstaan.

Over het uitgeven der novellen zouden wij nog eerst den heer Heremans⁽²⁾ willen raadplegen, welke thans in Parijs is. Ik zal U, zoodra wij met hem gesproken hebben, bescheid geven.

Ik hoop dat het met U allen goed gaat, dat Uw dochtertje genezen is en dat Uwe lieve vrouw en uw kleinste meisje zich goed bevinden.

Met mijne moeder en mij gaat het goed maar mijne zuster is sedert eenigen tijd ongesteld en het schijnt niet te willen beteren.⁽³⁾

Voor eenige jaren is ons eens eene fransche vertaling van een boek van Stuart Mill in de hand gevallen, den titel heb ik vergeten, maar het handelde over de miskende rechten der vrouw.⁽⁴⁾ Mijne zuster was destijds voornemens eenige punten daarvan te weerleggen en ik weet niet hoe het kwam, dat zij het opgegeven heeft. Hebt gij dat boek of kunt gij het U zonder moeite bezorgen? In dit geval zoudt Gij haar zeer verplichten het haar eens te willen leenen. Ergens eene vertaling ervan ware ook goed, maar ik bid U geene rekening van deze vraag te houden indien Gij U het boek niet heel gemakkelijk bezorgen kunt.

Wij hebben het huis vol gasten met den vacantietijd, daarom moet Gij mij verontschuldigen indien er door de haast waarmede ik schrijf, wat weinig samenhang in mijnen brief is.

De twee afleveringen der Bibl.⁽⁵⁾ Zal ik U eerstdaags weerzender en Andersen met uw verlof nog eenige weken houden.

Hartelijke groete van Virginie Loveling.

(2) De Novellen zullen uiteindelijk verschijnen bij de Algemene Boekhandel van Ad. Hoste te Gent, met ‘een woordje van inleiding’ van Prof. J.F.J. Heremans. Over Heremans, zie hiervóór, brief 14 aart. 1.

(3) Rosalie Loveling zou op 4 mei 1875 sterven. Ze is dan 41 jaar oud en is dus meer dan een jaar ziek geweest.

(4) Het laatste prozastuk die Rosalie schreef, ‘Het meesterschap’, is een reactie op het traktaat The Subjection of Women van John Stuart Mill (1869). De schrijfster gaat in tegen Mills zeer negatieve beeld van de positie van de vrouw door erop te wijzen dat de vrouw in theorie (en volgens het burgerlijk wetboek) weliswaar geen rechten heeft en dus zeker niet de gelijke is van de man, maar dat ze in werkelijkheid wel degelijk een belangrijke rol speelt, onder meer bij de opvoeding van de kinderen. Zie hierover L. Stynen, Rosalie en Virginie, p. 95-96; en zie vooral Barbara Christiaens, ‘Van De eerste opvoeding tot Het meesterschap’, in MCBG, XV (1999), p. 139-202. De tekst van ‘Het meesterschap’ werd pas in 1968 uitgegeven door A. van Elslander in MCBG, II (1986), p. 21-29.

(5) De bibliotheek, zie hiervóór, brief 13 aant. 5.