Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 20
(2004)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd7Nevele 13 April 1871.
Waarde heer De Cort,
Uw brief stelt ons een weinig in verlegenheid niet omdat Gij te veel vergt maar omdat Gij schijnt te vergeten hoe weinig wij geven kunnen. Als ik u sprak van iets te schrijven dat Gij misschien in Uwe Toekomst zoudt kunnen opnemen, dacht ik aan geen lang, moeilijk opstel maar veeleer nu en dan eens eene gedachte over opvoeding of onderwijs zoo kort mogelijk uit te drukken. Nu gij echter meer van ons te verwachten schijnt, moet ik U met spijt waarschuwen dat Gij U teleurgesteld zoudt kunnen vinden, niet, ik herhaal het U, omdat het ons aan goeden wil maar wel aan bekwaamheid ontbreekt. De Annales parlementaires kunnen wij ons gemakkelijk bezorgen. Wij hebben de laatste discussiën van de Kamer over het onderwijs in huis maar ik heb nog den tijd niet gehad die daarin te lezen.Ga naar eind(1) Ik zou U niet kunnen beloven daar op een bepaald tijdstip een artikel over te schrijven, het zal dus het zekerste zijn dat Gij het zelf doet. Al de brochures die gij ons gezonden hebt, zullen wij met aandacht lezen, daartoe behoort echter eenigen tijd. Indien ik Uwen brief goed | |
[pagina 77]
| |
versta, is uw wensch niet ons over dit of dat werkje een overzicht te doen schrijven, Gij beveelt er ons enkel de lezing van aan opdat wij op de hoogte van de quaestie zouden zijn. Is het zoo? Gij zegt van iets naar aanleiding van Schulze's brochuurGa naar eind(2) te schrijven, hoe meent gij dat? Al de werkjes zullen wij zorgvuldig bijeen houden en later terug zenden, gij moogt gerust zijn dat er geene van zullen verloren gaan. Nu nog iets: indien het nog mocht gebeuren dat Gij een pakje met den ijzeren weg te zenden haddet, wees dan zoo goed hetzelfde te Landeghem te doen bestellen, dat is onze naaste statie, Hansbeke is verder en ongelegen, daardoor krijgt Gij mijn antwoord later dan ik gewenscht had. Mijn laatste brief behelst geene épigramme en nooit zou ik vermoed hebben dat Gij mijne woorden zoo nadeelig voor U zoudt uitgelegd hebben. Ik herinner mij niet dat wij ooit lang op een antwoord van U gewacht hebben en zoo Gij op sommige onzer brieven niet geantwoord hebt dan was het omdat het geval zulks niet vereischte. Wij zouden wel ondankbaar zijn indien wij u eenig verwijt toestuurden aan U dien wij altijd zoo bereid gevonden hebben ons allen dienst te bewijzen. Ik wensch dus dat Gij niets aan uwe handelwijze ten onzen opzichte zoudt veranderen maar blijven zoudt wat Gij zijt. Het kan in de poëzy zeer schoon zijn als de gedachten wat verbloemd of niet duidelijk uitgedrukt zijn maar in den omgang of briefwisseling met vrienden kan ik het niet goedkeuren; denkt Gij niet met mij dat het veel beter is alles rechtuit te zeggen dan eene verborgen meening onder onze woorden te doen schuilen? Ik doe dat laatste nooit en hoop dat Gij zulks van mij niet meer denken zult. Veel groetenissen van mijne zuster en van mij.
V. Loveling. |
|