Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 18
(2002)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| ||||||||||||||||
Middelburg 1872
| ||||||||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||||||||
strekt van 1849 tot 1913. Boeken waarin zeer gedetailleerd wordt bijgehouden wie welke opvattingen verdedigde en met welke argumenten. Hoe anderen daarop reageerden. Welke besluiten uiteindelijk geformuleerd werden. Een blik op de inhoud van gelijk welk van deze delen, toont je het sérieux van deze Vlaams-Nederlandse bijeenkomsten, van de wil tot samenwerking. De congressen waren intellectuele hoogdagen waarop het kruim van de Nederlandstalige culturele scène elkaar ontmoette, een forum vond om van gedachten te wisselen over spellingkwesties, over theatersubsidies,... Eén blik op de ruggen, enkele uren diagonaal lezen in deze duizenden bladzijden notulen, en je hebt een beeld van de ernst waarmee de sprekers hun zaak verdedigden, van de argumenten die in de debatten heen en weer flitsten. Minder makkelijk is het om een beeld te krijgen van wat er buiten de vergaderzalen gebeurde, de informele contacten, de deining die zulk congres veroorzaakte in de afwisselend Vlaamse en Nederlandse stad waar het plaatsvond, het feestelijke aspect ervan. Voor 1872 is een glimp daarvan zichtbaar in het uitgebreide verslag dat Désire van Spilbeeck liet verschijnen in De Vlaamsche SchoolGa naar voetnoot(5). Van het congres van datzelfde 1872, én van het randgebeuren, maakte Buysses neef Paul Fredericq dus een schriftje vol aantekeningen, 55 pagina's, en daarbij nam hij geen blad voor de mond. Een ooggetuigenrelaas dat de moeite van een editie waard is.
Maandagmorgen, 2 september 1872, vertrekt Fredericq samen met o.a. J.F.J. Heremans, Camille Vander Cruyssen en Ecrevisse naar Terneuzen. Hij lijkt lukraak te noteren wat hij ziet, wat hij zich hier en daar herinnert, wat hem overkomt. In de beslotenheid van zijn schriftje spaart hij geen reputaties, hij trekt het zich blijkbaar absoluut niet aan dat anderen er ooit wat in zouden kunnen lezen. Nochtans krijgen velen het boekje al snel in handen, al is het maar omdat ze hem zien tekenen, of omdat ze zelf hun naam zetten bij het | ||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||
portret dat de jonge congresganger van hen tekende. Paul Fredericq tekende op wat hem de moeite waard leek, zowel grote lijnen als flarden debat en persoonlijke bedenkingen, die laatste in een taal die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Een zakelijk verslag schrijven, kan dus niet zijn bedoeling zijn geweest, daarvoor zijn de aantekeningen te vluchtig en te disparaat. Veeleer wellicht wilde hij zijn indrukken vastleggen, en dat doen wanneer het hem uitkwam. Te oordelen naar het handschrift zijn slechts enkele gedeelten van de tekst aan een normale schrijftafel tot stand gekomen, het grootste gedeelte mogelijk tijdens herbergbezoek, zittend in zijn bed of luisterend naar een muziekuitvoering of een declamatie. Over het algemeen geeft hij een chronologisch relaas, een enkele keer komt hij later ergens op terug. Zo schrijft hij pas na zijn relaas van de dinsdag over het feestelijke inhalen van de congresgangers op maandagavond. De grotere afstand heeft zijn enthousiasme geenszins aangetast. De aantekeningen verduidelijken niet alleen wie om welke reden slechts een halve zaal toehoorders kreeg, er is ook ruim aandacht voor het randgebeuren en voor de rijtoer die de congresgangers maakten door Walcheren, het bad in zee en de prijs en ellende van badsteden. Het valt op dat de informele contacten een prima middel waren om vooroordelen uit de weg te ruimen. Terwijl, niet alleen in Vlaanderen overigens, liberalen en (ultramontaanse) katholieken hoe langer hoe verder uit elkaar groeidenGa naar voetnoot(6), kan de liberale Fredericq het goed vinden met Dr. Schaepman, ‘volbloed ultramontaan, priester en toch mensch.’ Dat eet- en drinkgelagen, ook een aspect van het randgebeuren, een mens zwaar kunnen laten afzien, blijkt ten overvloede uit de laatste bladzijden van Paul Fredericqs verhaal. De zieke Anton Bergmann inspireerde hem trouwens tot een tekening van Tony op zijn sterfbed. Om daar, zoals Coppens doet, aan vast te knopen dat de eerste symptomen van de ziekte die de schrijver van Ernest Staas twee jaar later op korte tijd naar zijn graf | ||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||
zou voeren, zich al in Middelburg manifesteerden, is meer dan speculatie.Ga naar voetnoot(7) Paul Fredericqs aantekeningen over het congres eindigen pas op 9 september, drie dagen na het sluiten der zittingen. Een onverwachte extra dag in Middelburg gaf hem tijd voor poëtische commentaren en een schertsstuk over de dode vrienden Tony en Paul. Als hij de negende september in de trein zit ten slotte, gaan zijn gedachten nog steeds naar de ervaringen van de voorbije week.
In de hier volgende editie van een fragment van Paul Fredericqs Reisaanteekeningen volg ik nauwgezet de spelling, inclusief de fouten, van het manuscript. In zijn haast maakte Fredericq nogal wat fouten: hoofdletters, namen, seleri i.p.v. céleri,... In geval van verbeteringen in het manuscript geef ik telkens meteen de laatste versie; ik verwijs slechts naar een eerdere wanneer dat inhoudelijk relevant is. Tussen vierkante haken worden de pagina's van het manuscript alsook de aard van de tekeningen aangegeven; door Paul Fredericq onderstreepte woorden werden gecursiveerd. Het later geschreven relaas van de stoet aan de vooravond van het congres is op de chronologisch correcte plaats tussengevoegd. Het door elkaar halen van de gebeurtenissen van 3 september bleef in de volgorde van het dagboek aangezien de auteur zelf een opmerking maakt over de volgorde. Zoveel als mogelijk is getracht om de vermelde personen biografisch te duiden en/of te verduidelijken wat hun situatie was ten tijde van het congres. Hiervoor werd hoofdzakelijk een beroep gedaan op encyclopedieën en biografische woordenboeken. Af en toe slechts kon naar een ander, recenter werk verwezen worden. Hier en daar bleef een identiteit (voorlopig?) onopgelost. | ||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||
Uitstapje naar Zeeland
| ||||||||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||||||||
Te Vlissingen loopen wij wat rond. Standbeeld van Michiel [2:] de RuyterGa naar voetnoot(12) en verder niet veel. Groote schepen en doks. Het Vlissingsch en Middelburgsch bruinbier gelijkt naar eene décoction de seleri. Op het omnibus naar Middelburg (in den bijwagen). Prachtige overlommerde weg tot aan Middelburg, schoone buitens en weiden, twee of drie eigenaardige dorpjes. Te Middelburg komen wij aan midden eene groote beweging van volk op straat. De wagen zet ons af vóór het stadhuis. Zeer schoon. Het herinnert aan Leuven en Oudenaerde, maar is eenvoudiger. Wij loopen naar de abdij en krijgen er een klein kamerken. Deceptie en vervloekingen. Wij loopen naar het stationsgebouw en komen er wat te laat, de stoet stelt zich in beweging en wij sluipen er binnen. | ||||||||||||||||
[17:] Middelburg 2 Sept. 72De avond is gevallen. De stoet vormt zich aan het station. Vooraan fakkeldragers en een muziekkorps; dan maatschappijen met hunne vaandels en dan de congresleden. Ik noem dat een stoet! Hier heeft men daar niet het [18:] minste begrip van. Het volk woelt en joelt en krioelt op onzen doortocht en mengt zich met ons. Het is een zeer schilderachtige bagarre; de zeeuwsche boerinnekens met bloote armen loopen lachend en gillend midden in de witgedaste ernstige congresleden. Zoo trekken wij voort langs de binnengrachten, die het kenmerk der hollandsche steden zijn. Overal steekt men aan deuren en vensters bengaalsche vuren aan; rood, groen, blauw, geel; de zwarte reusachtige schaduwen teekenen zich op de muren van den overkant fantastisch af. En daarbij het gejuich der uitgelaten menigte die de klanken der fanfaren verdooft. Langs de kronkelstraten trekken wij [19:] voort. De oude eigenaardige gevels komen magisch op den donkeren hemel, zoo als ze in alle kleuren schitteren. | ||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||
Zoo komen wij, na eene aggravation de bagarre, in het Schuttershof. De burgemeester spreekt een hartelijk woord. DelcroixGa naar voetnoot(13) en Van DriesscheGa naar voetnoot(14) (in naam van het Vl. volk.) Vandaar gaan wij naar de societeit op de markt waar Tony wit bier ontdekt. Geuzen, ZweepGa naar voetnoot(15) enz. Discussies over BenoitGa naar voetnoot(16) enz. Veel enthusiasm en leven. | ||||||||||||||||
[3:] Dinsdag 3 Sept. 72
| ||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||
voor belgische studenten zouden gesticht worden.Ga naar voetnoot(19) Zeer praktische, zeer vruchtbare gedachte! Op voorstel van Max RoosesGa naar voetnoot(20) wordt er besloten ééne beurs alzoo te stichten. Dan komt priester SchaepmanGa naar voetnoot(21) op met eene voordracht over da CostaGa naar voetnoot(22). M. Rooses, die nevens mij zit, zegt mij dat het wel de beste levende dichter van Nederland is. Hij is lyrisch. De man overigens is een dikke sympathieke geestelijke met valsche oogblikken gelijk die van eenen sluwen kalkoen. Van aangezicht gelijkt hij naar eene bleeke ongezooien mossel. Hij leest verduiveld slecht en [4:] heeft afgrijselijke neusklanken. Hoe kan men zich inbeelden dat zoo een slechte declamator goede verzen maken kan. Als hij eenige verzen gedurende zijne redevoering leest, dan leest hij die als of hij ze niet | ||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||
verstond. Overigens is zijne redevoering zeer keurig geschreven. Prose poétique zegt Max Rooses. Hij besluit met de woorden ‘Maar, zal men mij tegenwerpen, da Costa genoot nooit de populariteit. Er is, mijne Heeren, in de letterkunde iets hooger dan de populariteit: het is de onsterfelijkheid!’ [in de marge:] Een buikspreker, zegt mij Hans Michelsen van Schaepman. Dan wordt de zitting gesloten.
Op het begin der zitting ontstaat er eene korte bespreking over het wereldberoemd voorstel van Dr. A. Vande Linde: verbod van geschrevene redevoeringenGa naar voetnoot(23). BeetsGa naar voetnoot(24) komt er weer tusschen met zijn humour. Hij stelt voor de gelezene voordrachten toe te [5:] laten mits herkenning aan het publiek van, zooals in Engeland geschiedt, bij tijds te mogen roepen: Too long! Dezen morgen hadden wij eene groote gang van den voorzitter der voorl. commissie de Jonge van EllemeetGa naar voetnoot(25). Hij zit goed voor, maar hij hield eene pitoyable redevoering. Hij wilde ook van geen politiek hooren op het Congres.Ga naar voetnoot(26) | ||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||
Daarna begaf men zich naar de afdeelingen. Ik ging naar de 3e Tooneel. Bureel sameng. uit HofdijkGa naar voetnoot(27), Max Rooses, Martinus NijhoffGa naar voetnoot(28) en RogghéGa naar voetnoot(29). Zagerij van van Driessche over de tusschenkomst van den staat in de tooneelzaak. Hij schreeuwt onverstandig over de centralisatie en spreekt weer machtspreuken van allen aard uit, zoo banaal en opgeblazen als het maar zijn kan. Hij beweert onder [6:] anderen dat de tooneelletterkunde in België tot op 1860 goed was; maar dat alsdan het staatsbestuur zich meester wilde maken van het tooneel en de premieën instelde om eenen politieken invloed te kunnen uitoefenen!!!Ga naar voetnoot(30) Rooses antwoordde hierop dat Vanden PeereboomGa naar voetnoot(31), als hij de premieën instelde, geene bedoeling van dwang had, aangezien de leeskomiteiten, die uit onafhankelijke personen bestonden, souverein beslisten. Maar KervijnGa naar voetnoot(32), om het tooneel te belemmeren, stelde een ministerieel veto in en maakte er gebruik van. Ten anderen deed Rooses uitschijnen dat bij ons het tooneel buiten de tusschenkomst | ||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||
van staat en stad niet bestaan kan.Ga naar voetnoot(33) Hiermee werd de afdeelingszitting gesloten en men ging [7:] naar het station om te Souburg het gedenkteeken van MarnixGa naar voetnoot(34) te gaan onthullen. 'S namiddags had de algemeene vergadering plaats die hooger beschreven staat. Wij liepen dus naar het schoone station. Daar heerschte de grootste levendigheid. Een honderdtal geuzen van Antwerpen waren met hun schitterend vaandel afgekomen. Men toonde mij VandertaelenGa naar voetnoot(35), PecherGa naar voetnoot(36) (!) enz. enz. Eindelijk vertrok de trein; hij was zeer lang en wij onthulden de linie. Veel leven onderwege. Te Souburg aangekomen werden wij door eene groote volksmenigte begroet. Zeeuwinnen groot en klein van allen ouderdom. Veel gejoel en gejubel. Wij vormen eenen stoet, het vaandel der geuzen vooraan met een muziekkorps. Veel groote [8:] gele immortellenkransen; de gentsche liberale vereeniging had er ook eene, door Rogghé gedragen. Wij treden door eene haag bekranste boomkens onder groene praalbogen tot op het kerkhof waar Marnix' obeliesk opgericht was en in eenen sluier gewikkeld. Men speelde en zong er het Neerlandsch bloed, het Wilhelmuslied, de Brabançonne, het waar | ||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||
kunnen wij nu beter zijn. Dan begonnen de redevoeringen: Vander Taelen, De GeyterGa naar voetnoot(37), de burgemeester van Souburg PaspoortGa naar voetnoot(38), PiccardtGa naar voetnoot(39) van Goes predikant veel succes de anderen zijn er schreeuwers bij, Rogghé, ScherpenseelGa naar voetnoot(40) (succes) [9:] MichielsGa naar voetnoot(41) van Antw. enz. enz. Men sluit de plechtigheid met de vaderlandsche liederen; zij worden dan door de schoolkinderen van Souburg gezongen. Het wilhelmuslied door die heldere kinderstemmekens op dat kerkhof gezongen dicht bij een huis dat het jaartal van 1500 en zooveel droeg, deed ons tranen in de oogen komen. Het graf van Marnix ligt eenige meters van het obeliesk. Het is een oude zark half onder het gras gedoken. Hij lag vroeger in de kerk die in 1832 afgebroken werd. Dan werd het graf van Marnix gedeeltelijk afgebroken en verder verwaarloosd. Op den zark die in een ijzeren hekje stond lag in het marmer een liggende krijger met een zwaard dat [10:] hij op het hart drukte. Tegen de kerkmuur daarnevens stond een gebeitelde steen met de vier jaargetijden en de leus van den wakkeren man: Repos ailleurs! In 1832 heeft men de kerk op zijn vandaalsch | ||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||
afgebroken, den steen in den muur en den marmeren krijger in den grafkelder geworpen, het ijzeren hekje verkocht als oud ijzer en de kerk ten gronde afgebroken. Nu zou men dat niet meer doen. De Geyter gaf ons deze détails met tragische woorden en gebaren. De grafzuil van Marnix is eenvoudig maar niet slecht. Een obeliesk met [11:] voetstuk. Tegen het voetstuk rust eene groote steenen immortellenkroon. Op de voorzijde van het obeliesk de wapens van Marnix [in afbeelding bijgetekend] en het opschrift Repos ailleurs!: Aan Marnix; aan de achterzijde: Antwerpenaren togen door Zeeland en richten [sic] deze grafzuil op aan hunnen grooten Burgemeester. 3 september 1872. Bergmann zegde terecht: Degenen aan wie men na hunnen dood eenen eerezuil opricht, zijn na tien jaren vergeten. Degenen die na hunnen dood vergeten in den vuilen hoek geworpen worden, richt men na 300 jaren eerezuilen plechtig en roerend op. [12:] Wij keerden terug van Souburg gelukkig en gezond. De trein was weer een type van wanorde en levendigheid. Men zat zoowel in eerste klas als in de beestenwagens. Indrukwekkend en toch parochiaal in het goed dorpje Souburg! Na de algemeene zitting gingen wij in de abdij dineeren. Aan tafel zag ik de schilders DillensGa naar voetnoot(42) en BourceGa naar voetnoot(43). Deze laatste, verzekerde mij Hans Michelsen, is Noordnederlander maar in Brussel gevestigd. Ook Chs De CosterGa naar voetnoot(44). Daarna gingen wij op het lokaal der societeit bij het wit bier zitten. Hans Michelsen teekende er [13:] eene verbindtenis om binnen | ||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||
de 8 maanden ten minste ééne novelle te leveren, naar aanleiding van GeetsGa naar voetnoot(45) notariële akt. Hans en ik rooken er een lekker pijpje. Van daar gaan wij naar het schuttershof St Sebastiaan. Eerst koor. Dan J.A. VrugtmanGa naar voetnoot(46) van Zutphen (onderwijzer) declameert eene brok uit Da Costa's CaïnGa naar voetnoot(47): het is merkwaardig maar niet uitstekend. Goede oogenblikken, twee drie prachtige: als de donder Gods de offers van Abel verteert en als Caïn zijnen broeder vermoordt. Daarna komt Mev. KleineGa naar voetnoot(48) van Amsterdam (actrice aan het stadstoneel) het stuk De dochter van Herodias van [14:] B. ter HaarGa naar voetnoot(49) declameeren. Prachtig. Het is eene groote tooneelspeelster in den volsten zin van het woord. Zeer weinig zwakke oogenblikken en daarentegen de prachtigste gebaren en stemgeluiden die elkander volgden en afwisselden en overtroffen. In Holland vergelijkt men haar met Mad. RistoriGa naar voetnoot(50). Die heb ik nooit zien spelen. Misschien is het ietwat overdreven. Nogtans is hare kracht en zelfbeheersching uitmuntend. Vooral munt zij uit in de coup de théâtre's; oogenblikkelijk vervormt zij zich: zij lachte, nu ijst ze. Prachtig. Daarbij | ||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||
eene schoone tragische prestance. Daar draagt men eene duurzame herinnering [15:] van mede. [Tekening van man met baard die op een vleugel speelt. Daaronder:] Andante van Mendelsohn-BartholdyGa naar voetnoot(51) (G mol) Dan draagt Van BeersGa naar voetnoot(52) den Zoon van den Metseldiender voor. Eerst nog al zwak. Altijd gerucht buiten in den tuin. Dan prachtig. Vooral het dramatisch slot. Dan Mev. Kleine met Beets prachtige Jan Janszen. Dit is haar triomf. Die naïviteit, dat volksgevoel, die sans-gêne weet zij uitmuntend te vertolken. men hong aan hare lippen, men volgde den arme Jan JanssenGa naar voetnoot(53) [16:] van het eene huis naar het andere, van het eene kind naar het andere, tot op het kerkhof, in de kamer onder het gras. En als Jan Janssen plechtig begraven was, stond de gansche zaal recht om de kunstenares toe te juichen. Beets gaat als dan, onder een oorverdoovend handgeklap, eenige verzen lezen aan Zeeland gericht. En Cats en Zevecote Zijn eeuwig bondgenooten enz. Dan het vlaggelied van HeijeGa naar voetnoot(54), muz. van VerhulstGa naar voetnoot(55), dat wezenlijk schoon is. met Tony ga ik dan in den hof wat rondwandelen. Aan een tafeltje vinden wij Heremans met Schaepman en andere sommiteitenGa naar voetnoot(56) | ||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||
half dronken. Zij hebben gedineerd bij den burgemeester en [17:] spreken overluid. In de donkere niet verlichte dreven slenteren wij een weinig. Tony gaat aan het vertellen van de vroegere société des Etud. te Gent. Vandaar gaan wij naar de markt waar een muziekkorps aan het spelen is. Het stadhuis is verlicht en om 11 uur wordt er de toren met Bengaalsch vuur verlicht. Wij zitten bij GramGa naar voetnoot(57) van den Haag en bij Dirksen van Leiden.
[fragment p. 17 tot 19, 2 sept., cf. hiervóór] | ||||||||||||||||
[19:] Woensdag 4 Sept. 1872
| ||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||
aan de rederijkerskamers hunnen gebouwen en fondsen ontnomen en aangeslagen juist als de zwarte goederen. Zoodus hebben wij recht op subsidie juist als de geestelijkheid recht heeft of zegt te hebben (volgens onze grondwet) op de bezoldiging van den Staat.Ga naar voetnoot(61) Men eindigt de bespreking met verscheidene voorstellen aan te bieden waarover gesproken maar niet gestemd wordt. [22:] Rogghé: veroordeeling van tusschenkomst van staat.Ga naar voetnoot(62) Ik: De 3de afdeeling, de zaak van den staatstusschenkomst in België aan de Zuidnederlanders overlatende, drukt den vurigen wensch uit dat het tooneelverbond in de beide deelen, vooral in het Zuidelijke deel der Nederlanden meer en meer ondersteuning bekome.Ga naar voetnoot(63) Van Beers: goedkeuring van staatsondersteuning, maar verbetering van die tusschenkomst. Daarna begint Scherpenseel zijne lezing over de stereotypie.Ga naar voetnoot(64) Zeer interessant doch de zaal is weer [23:] half ledig geworden als hij gezegd heeft dat hij 20 min. lezen moest. | ||||||||||||||||
Algemeene zitting van 's namiddags.Verslagen afgelezen en goedgekeurd Dichterlijke zaag van Muskeyn.Ga naar voetnoot(65) Ongeduld van het publiek, gemor, too long! Het is maar een muzeken, zegt Rooses. [Tekening van buste van Nicolaas Beets; ook door Beets zelf gesigneerd] VramboutGa naar voetnoot(66) komt binnen. Toejuichingen. Men benoemt hem tot eerevoorzitter [24:] van het Congres. Hij antwoordt in eenige flauwe | ||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||
woorden waarin de Westvl. tongval in doorschittert. Als men maar zoo spreekt, zou men beter zwijgen. [Tekeningen van Jan ten BrinkGa naar voetnoot(67) en prof. Vreede, door beiden gesigneerd] [25:] Bespreking van de vlaamsche grieven. PerierGa naar voetnoot(68) begint met eenen vloed van woorden over de rechterlijke grieven. Hij bestatigt heel veel.Ga naar voetnoot(69) [Tekening van De Jonge van Ellemeet] | ||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||
Périer verhaalt van gendarmen, verhaalt processen, enz. Hij heeft oneindig veel succes, en wordt met daverend tweedubbel handgeklap begroet. Wat al flauwe verwaande praat hij nogtans verteld heeft, weet God [26:] alleen. Ce garçon ne doute de rien. Verwarde discussie om te weten of het Congres over de vlaamsche taalgrieven wenschen kan uitbrengen, deze zaak slechts een deel van Nederland aanbelangend. Beets flauw tegen, ten Brink hard voor, krachtig ondersteund door mr Van EckGa naar voetnoot(70). De zaak wordt onder een daverend handgeklap aangenomen. 'S avonds concert door eene zeer goede militaire harmonie van Arnhem. (in het Schuttershof) Met Tony en den notaris GhyssensGa naar voetnoot(71) van Antw. ben ik op den drevelGa naar voetnoot(72). Deze laatste zaagt mij af met de Antwerpsche beweging van 1860 tot 1872. Dan maak ik de [27:] kennis van Dr Schaepman en van prof. van Helten en ook van M. Nijhoff. Schaepman is een type, volbloed ultramontaan, priester en toch mensch. In de Vereeniging op de markt kouten wij zeer vertrouwelijk. Daarna (middernacht) loop ik met Hans Michelsen een crapulair bal binnen, dat ongelukkiglijk juist gesloten wordt. Uitgesteld voor morgen. | ||||||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||||||
nisje staat. In het hout. Een lieve zeeuwsche wagen met boerinnekens in en beschilderd vooral langs achter. [half door het bovenstaande: een tekening van die wagen]
3e afdeeling. Zeer belangrijke mededeelingen van Maurits Van LeeGa naar voetnoot(73) over de Limburgsche ultramontaansche dagbladpers. Aanhalingen. Willem van Oranje is een filou voor l'ami du Limbourg opgesteld tegen Russel.Ga naar voetnoot(74) La noce LammensGa naar voetnoot(75) wordt er in besproken. ‘De [29:] gansche dagbladpers van Europa staat op tegen het burgerlijk huwelijk.’ [Twee bustes van M. Nijhoff bijgetekend; bijgeschreven: ‘slecht’] In de 1e afdeeling bespreking over de vlaamsche beweging.Ga naar voetnoot(76) Max Rooses neemt het woord. Eenige woorden over de letterkundige bew. die nagenoeg dezelfde is gebleven, verdere uitleggingen over de politieke. Prov. r. van Antw. en Gent. (Heremans) - gemeenteraden van Antwerpen. Ik dan over de Nederl. muziekschool. [30:] [tekening van Zeeuwse man en vrouwtje in klederdracht; buste van D. Delcroix, ook door hem gesigneerd] [31:] | ||||||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||||||
Algemeene vergadering van 5 Sept.Voordracht van LaurillardGa naar voetnoot(77) over woordspelingen in onze taal. Aanhalingen van voorbeelden. Geestige zetten en anecdoten. Kolossale memorie. Hij zegt alles van buiten en vertelt heel lief, heel heel lief. Hij eindigt met eene serie van calembours. Beets antwoordt er op, nog al wel. Desinit in piscemGa naar voetnoot(78). Zaag van de StoppelaarGa naar voetnoot(79) van Middelburg over eenige zeeuwsche dichters uit de middeleeuwen. Zulke bijdragen zouden op de Congressen niet mogen geduld worden. Schaepman komt aan het spreekgestoelte. Ovatie van luidruchtig handgeklap. Hij leest een verzenstuk over Nederland en zijne taal dat hij te Middelb. [32:] dichtteGa naar voetnoot(80). Nog al flauw, hier en daar bombast. Weeral oorverdoovend handgeklapt [sic]. Men bejuicht meer zijn karakter dan zijne verzen. Hij wordt door Beets de hand gedrukt. [buste van De Geyter bijgetekend. Die schreef er bij: ‘Ge vleit me’] Een voorstel van Périer over de rechterlijke vl. grieven wordt aangenomen.Ga naar voetnoot(81) [33:] Eene comissie wordt benoemd om eene reisbeurs te stichten voor Zuidn. aan de Noordn. hoogescholen.Ga naar voetnoot(82) Bitsige koortsige beraadslaging over het mededeelen aan Duitsche organen van hetgeen er op het Congres geschiedt.Ga naar voetnoot(83) Vreede werpt een | ||||||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||||||
blaam op Duitschland. Van Lee protesteert hevig. Bestreden onrechtstreeks door De Jonge van Ellemeet en Alberdingk ThymGa naar voetnoot(84). Heremans springt ook dapper in de bres. Onweder veroorzaakt door de hevige aanvallen van Vreede ten opzichte van Schleewijk en Elzas-Lorreinen. Het woord hem ontnomen. Scherpenseel roept ook [34:] eenige prussophobische woorden uit. Weeral onweder en sluiting. CosijnGa naar voetnoot(85) roept van uit zijne plaats: ‘Vreede, gij stoort de vrede!’ Mijn voorstel ten voordeele van het tooneelverbond wordt na eene kleine hevige discussie sur la position de la question. Ik sta recht gedurende verscheidene min. tegenover het publiek en verlies toch mijne tegenwoordigheid van geest niet. Mijn voorstel wordt eenparig aangenomen.Ga naar voetnoot(86) Voorstel van Max Rooses om het dagbladport tusschen België en Holland te verlagen.Ga naar voetnoot(87) [35:] Hij licht het toe in eenen breederen zin, hij drukt op de noodzakelijkheid van meer belangstelling in de belg. pers aangaande de hollandsche toestanden. Ook correspondanten. Discussie. Van Eck tegen het uniform dagbladport. Ik kom er tegen op en duid op het voorbeeld van Duitschland. Rooses komt op zijn voorstel terug. Keus van eene stad voor het volgende Congres; flauwe redevoering van Van Driessche, prachtige van De Geyter. Heremans, onzijdig, sluit zich bij hem aan. Andere redev. onder anderen van JottrandGa naar voetnoot(88). | ||||||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||||||
Onbeschrijfelijk tumult. Gevool en drift aan beide kanten. Scherpenseel maakt eenen [36:] droevigen fout. 91 voor Antw. - 58 voor Brussel hoor ik daar.Ga naar voetnoot(89) Ongelooflijk enthusiasm. Enthusiastische bedankingen aan den voorzitter. 'S avonds banket. Ontzachelijk veel volk, veel te veel. Al het eten is rot. Ellenlange speechen. ConscienceGa naar voetnoot(90) op den ‘gens Vrambout’. Ik ben niet wel en krijg het spleen. 'S avonds laat gaan wij naar het Molenwater midden in het gewoel der zeeuwsche boerinnekens en Middelburgsche dienstmeiden met lange jakken, /p. 37:/ [getekende buste van Schaepman en door hem gesigneerd] | ||||||||||||||||
Vrijdag 6 Sept. 1872In de abdij rijden wij vroolijk af voor den Rijtoer. (29) [38:] Vliedbergen. 13 wagens. honderdtal. Uitvaart uit Middelburg. Boerin komt op. Veere. Stadhuis. toren van Lier. Vlaggen. Balcon gemeenteraad Burgemeester Snijders aanspraak [onder deze op zijn minst verwarde woorden een tekening van een redevoerende burgemeester met naast zich de zgn. Beker van Maximiliaan] [39:] Antwoord van Delcroix. Wij hadden gerekend op een vriendenonthaal; wij hadden ons bedrogen: wij hebben een vriendenonthaal ontmoet. Jan ten Brink: Leve Veere! Welkomstgroet van zeeuwsche juffertjes op den trap van het stadhuis. [tekening van die juffertjes] | ||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||
zang van schoolkinderen. Oude pakhuizen; Klein Brugge. Oude groote kerk met dikken toren. Vrouwenpolder. Voor Neerland zonder [40:] Ontvangst bij de Jonge te OverduynGa naar voetnoot(91). Mooie meisjes. Musaeum Catsianum. Afteekenen op eene lijst. Eene freule zet zich aan de piano en speelt uit Judas Machabaeus en een der lieve stukken van Bach. Als men afscheid neemt prachtige aanspraak van Conscience; prachtige verzen van Beets. Odilon Périer stelt voor een phot.-album. Alles onder algemeen handgeklap. [41:] Buitengoed van Boddardt Westhoven, oud kasteel, schoone linde, brug, prachtige boomen.Ga naar voetnoot(92) Aankomst te Domburg. Militaire muziek Wilhelmus en Brabanç. Poetische wandeling met Tony Bergmann langs de duinen. Lekker bad. De duinen zijn hier prachtig. Alles is er schilderachtig, niets herinnert u aan de kwade zijden der badsteden. Hier zou ik graag komen om te blijven, maar het is verduivelsch duur. Wij gaan in het Kursaal eten en zitten aan tafel met Beets en ten Brink. Toasten door ten Brink aan Zuidned., door mij aan Noordned., door TonyGa naar voetnoot(93) aan Beets (zeer goed) schoon geroerd antwoord van Beets, enz. Toast van ten Brink aan de Jufv. LovelingGa naar voetnoot(94). Ik antwoord een paar woorden van bedanking. [42:] | ||||||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||||||
[getekende buste van Maurits H. van Lee, door hem gesigneerd, en in een hoekje ‘de vlucht der Limburgsche pers’, een graffiti-illustratie bij Van Lees mededelingen over de Limburgse ultramontaanse dagbladpers [28-29]] Uit Domburg vertrekken wij bij donkeren avond. Het muziek speelt het Wilhelmuslied. In den wagen zingen wij allen te samen oude en nieuwe liedjes. KonkelbergheGa naar voetnoot(95), Heremans [43:] en ik distingueeren ons daarin. 'S avonds ga ik in de societeit de vergenoeging de dagbladen lezen. Ik ben te moede om naar het bal te gaan in het Schuttershof. Om 2 uur komt Tony binnen. Ik word wakker en gevoel mij op eens ongemakkelijk. Ik ga beneden en zet pijnlijke peerdekens. Heer Jesus, ontferm u mijner! Die rotte visch van Domburg! | ||||||||||||||||
Zaturdag 7 September 1872.Tony heeft den afgang. Ik ga voor hem om laudanum. Wij zijn veranderd van hotel. De abdij met haren hennenstrondreuk hebben wij verlaten en zijn nu in het goede hotel de Flandre (No 2). Als ik nog naar Middelburg kom, moet ik die kamer hebben. Van Lee kom ik tegen in den gang en maak zijne charge. [44:] [tekening van een zich over een rioolkolk ontlastende Tony. Daaronder, als commentaar bij een buitentekstillustratie:] Congres van Middelburg De auteur der Rijnlandsche novellenGa naar voetnoot(96) om 2 uur 's nachts den vrijdag 5 Sept. 1872. [45:] | ||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||
[Nog twee brakenden figuren, de ene herkenbaar Tony, de andere, met veel minder talent en dus misschien door Bergmann getekend en met bijschrift: ‘Vriend Paul, dichter-nachtgezicht’] Tony is ziek. Wij loopen achter eenen dokter. Eindelijk vinden wij er eenen. Weer bemoedigd. Rijtuig naar het station. Komen er juist aan als de trein vertrokken is. Tony vloekt gelijk een ketter en rijdt wanhopig met mij naar het hotel terug. Hij legt zich in zijn bed. Wij ontvangen er het bezoek van Ch. de Coster. [46:] [tekening van vrouw met kind aan de hand] Tony laat zich toch rap ontmoedigen. Alzoo moeten wij eenen dag langer in Middelburg blijven. Ik ben nu ziekendiener geworden. Telegrammen.
Hollandsche dreven
Te Veere stonden wij vóór het stadhuis;
Wij de zonen van Zuid en Noord
| ||||||||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||||||||
De vlaggen wapperden in de wind
Bij zangen en klokkengeluid
Wij dronken eendrachtig den eerewijn
Uit den beker van Maximiliaan
En menigeen die in het roode vocht
Liet vallen een stillen traan
Daar rezen statig in het rond
De oude tuignis onzer vroeger macht
De groote pakhuizen ledig en stil
En 't Stadhuis in zijn gothische pracht [47:]
Ach! heerscht hier ook nu de bleeke dood
Vervloog ook de welvaart hier als kaf?
Weemoedig noemden wij 't oude Veer
Een klein Brugge, een zwijgend graf.
Dan steeg ten hoogen een frissche lied,
Een lied dat dondert en lacht
En honderd borsten herhaalden dat lied
Met forsche klem en kracht.
Het was als of er een ‘tooverroed’
Die puinen opeens had geroerd
Het Wilhelmus zij de stad de hoop
Die naar betere toekomst voert.
Neen! Veere, dierbre Veere, Neen!
Gij zijt nog geen doode strand
Want gij bezit nog het geloof
In de deugden van 't Vaderland.
Eens zult gij rijzen uit uwen slaap,
Eens siert gij uw hoofd met de kroon:Ga naar voetnoot(97)
Dat roept U uit Zuid-Nederland
Een Artevelde zoon.Ga naar voetnoot(98) [48:]
| ||||||||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||||||||
Telegrammen.De Geyter Roosendaal adres stationchef aankomende trein drie uur. Trein gemist. Tony gansch hersteld. Komen morgen. Tony bedankt. Paul Fredericq Mevrouw BergmannGa naar voetnoot(99) Lier Nazareth Prov. Antwerpen. Trein gemist. Ik kom waarschijnlijk morgen. Groetenissen van Paul. Anton Bergmann
Programma der plechtige ter aarde bestelling der H.H. Tony Bergmann en Paul Fredericq, overleden te Middelburg, waar zij door vaderlandsliefde en verkleefdheid aan de moedertaal gedreven [49:] de zittingen van het Ned. taal- en letterkundig congres waren komen bijwonen. Orde van den stoet
| ||||||||||||||||
[pagina 170]
| ||||||||||||||||
Redevoeringen zullen op het graf worden uitgesproken door de Heeren De Jonge van Ellemeet als voorzitter van het Congres, door Conscience in naam der lett. van Zuid Ned., door Ten Brink in naam [51:] der lett. van Noord Ned., door Heremans als oude professor en vriend, door de Geyter als vriend. Eene inschrijvingslijst is in omloop om eenen nederigen gedenkzuil aan de twee strijders voor de moedertaal op te richten. Men teekent in bij Altoffer en CieGa naar voetnoot(101), boekh. lange Delft te Middelburg. Vrienden en kennissen, die geene uitn. zouden hebben ontvangen, worden verzocht deze als zoodanig te beschouwen. R.I.P. [en doodshoofd met beenderen daaronder getekend] [52:]
'S avonds komen wij in het hotel der grand laboureurGa naar voetnoot(102) te Antwerpen slapen. Zeer goed. [tekening van Tony op sterfbed, twee kaarsen en een kruisbeeld ernaast] [53:] | ||||||||||||||||
[pagina 171]
| ||||||||||||||||
[naast de tekening van de dode Tony, volgende later bijgeschreven aantekening:] Die hachelijke teekening deed ons te Antwerpen, Tony en mij, gulhartig lachen. Eilaas! nu is zij bewaarheid: Tony ligt op 't kerkhof.... Arlon 22 mei 74 [54:]
Aan Tony
Gij dien ik in mijne armen sloot
op 't Middelburgsche strand
En dien 'k ontrukt heb aan den dood
Die grinnikte in 't verschiet,
Gij dien ik medicijnen bracht
In 't treurig lijdensuur
Welke ik u met een' lepel zacht
In uw bang keelgat goot
Gij dien ik gekoesterd en bewaakt
Heb als een ziekenbroêr;
| ||||||||||||||||
[pagina 172]
| ||||||||||||||||
Dat ik te Gent goed ben geraakt
Dat meld ik u bij dees
Zooveel in een apothekerij
ooit pillen zijn gedraaid
Zooveel maal groet ik u hierbij,
Afgaande boezemvriend.
| ||||||||||||||||
9 Sept. 72In den trein naar Mechelen (Geets) [55:] Gij zijt niet dood want uw ziel leeft nog
't Is uw lichaam slechts dat zwijgt
Hij komt al spoedig, de dag, dat U
De Voorspoedzonne beschijnt
Dan zal het grijze Veere weêr
Zich laten tooien als een vrouw
Die lang naar den bruidegom heeft gewacht
Den bruidegom van haren trouw.
De handel is die bruidegom;
Daar komt hij reeds in het verschiet.
Zing weere zingt nu ter zijner eer
Het dondrend Wilhelmuslied!
| ||||||||||||||||
9 Sept. 72Ik moet ook nog een Wilhelmuslied dichten, een lied dat in Noord en Zuid kan gezongen worden. |
|