Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 17
(2001)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Onbekende verhalen van Cyriel BuysseVoorafDe vier onbekende verhalen die het Cyriel Buysse Genootschap in deze Mededelingen kan presenteren, dateren uit de laatste levensjaren van de schrijver en zijn wellicht alleen om die reden nooit gepubliceerd geraakt. René en Maddy Buysse hebben de manuscripten destijds toevertrouwd aan Marc Galle, die ze nu welwillend ter beschikking heeft gesteld voor publicatie.
Hoewel de handschriften niet gedateerd zijn, is het zo goed als zeker dat de verhalen zijn ontstaan in de jaren 1929-1931, dat wil zeggen, kort vóór en na de publicatie van de bundel Uit het leven (1930), de laatste die Buysse zelf heeft samengesteld. Dat hij in dezelfde jaren nog andere dan de zeventien gebundelde verhalen heeft geschreven, bewijst alleen al de passus in het gesprek met Maurice Roelants in de zomer van 1929 waarin hij vertelt van drie jeugdherinneringen die hem niet loslaten. Een daarvan is de herinnering aan een bizarre passagier die hij tijdens een van zijn overtochten naar Amerika heeft geobserveerd: ‘Ik herinner mij dus een type, die 40 jaar geleden, met mij reisde op de boot. Een vriendelijk, beschaafd man, die clergymanstudies deed en hoffelijk de dames aan boord onderhield. Er was niets opvallends aan hem. Alleen kreeg hij mystische bevliegingen en uren liep hij over het dek al zingend Hallelua, Hallelua ... Na 40 jaar moet ik die herinnering thans neerschrijven, moet ik er mij van verlossen ...’Ga naar voetnoot(1) Misschien vond Buysse uiteindelijk dat deze Amerikaanse herinnering - ‘Wat mij niet loslaat - Halleloeia!’ - niet thuishoorde in de bundel Uit het leven en had hij ze opzij gelegd voor een volgend boek.
‘De hengelaar’ zou naast ‘Een glimlach van komende lente’ (VW7) een plaats hebben gekregen in een reeks schetsen die Buysse onder de titel ‘Miniatuurtjes’ bijeen had willen brengen. Aangezien ‘Een glimlach’ uit februari 1931 dateert, lijkt het niet onwaarschijnlijk dat | |
[pagina 8]
| |
hij ‘De hengelaar’ in 1930 of 1931 geschreven heeft. Op de eerste bladzijden is een aantal correcties aangebracht, maar verder is dit manuscript net als de andere drie een netschrift.
Van het langere verhaal ‘Lafon’ beweert Buyssebibliograaf Robert Roemans dat het in 1930 is gepubliceerd in de Haarlemse illustratie Deli in Woord en Beeld. De samenstellers van het Verzameld werk hebben het verhaal daar noch elders aangetroffen, zodat het eveneens een onbekende tekst bleef. ‘Lafon’ is geïnspireerd door de huldiging van de honderdjarige Petrus (Peetje) VermeirschGa naar voetnoot(2) in Poesele bij Nevele, in mei 1930. Door het verhaal in het fictieve Oelegem (in werkelijkheid Beernem) te situeren, geeft Buysse zichzelf de gelegenheid nog eens terug te keren naar het beruchte dorp uit ‘De “Republiek” Oelegem’ (Uit de bron, 1922).
Niet alleen vanwege de lengte is ‘Volder’ de belangrijkste van de vier teksten. Het is zonder meer een van de beste verhalen die Buysse in zijn laatste jaren heeft geschreven: superieure vertelkunst, thematisch verwant met ouder werk, maar gecomponeerd met meer beheersing, zonder vertragende elementen, trefzeker tot en met de kostelijke coda. |
|