leraar, als cultuurdrager en als publieke figuur vele paden bewandeld.
In de inleiding tot Terugblik, de bundel waarin naar aanleiding van zijn emeritaat de meest markante van zijn opstellen en toespraken bijeen werden gebracht, werd er al op gewezen dat hij zich als academicus op verscheidene gebieden van de voornamelijk Zuid-Nederlandse literatuur heeft toegelegd.
Aanvankelijk ging zijn aandacht naar de rederijkersstudie uit. Zijn licentieverhandeling was al aan het refrein gewijd, een onderwerp dat hij vervolgens uitwerkte in zijn doctoraat, waarbij hij ook een brede basis legde voor verder onderzoek. Zo was hij sedert 1943 de redacteur van het Jaarboek van de Gentse rederijkerskamer De Fonteine, dat hij meer dan vijftig jaar ononderbroken heeft samengesteld; hij heeft ook vele van zijn studenten voor hun licentieverhandeling op het spoor van een editie van rederijkersteksten gezet.
Naast de rederijkersstudie, die hij trouw is gebleven tot zijn allerlaatste actieve ogenblikken - ze was voor hem, zoals hij het zelf formuleerde, als ‘een oude en trouwe vriendin’ - kregen geleidelijk aan ook de brieven en documenten uit de 19de eeuw, aanwezig in de Gentse universiteitsbibliotheek, zijn aandacht als belangrijke bouwstenen voor de geschiedenis van de 19de-eeuwse literatuur en van de Vlaamse Beweging. Zijn onderwijs en onderzoek breidden zich nog verder uit naar andere domeinen: de Middeleeuwen (met Maerlant, Hadewijch, Ruusbroec), de Renaissance (Bredero, Huygens, Hooft), de late 19de eeuw, met de gezusters Loveling en de Van Nu en Straksers, vooral Buysse, Vermeylen en Teirlinck, en de 20ste eeuw, met zijn geliefkoosde Gentse dichter Richard Minne.
Over deze favoriete figuren kon hij lesgeven, toespraken houden en gewoon vertellen als ging het om oude bekenden en goede vrienden, om levende wezens over wie hij steeds weer smeuïge anekdotes wist op te diepen. Deze gave, het levendige oproepen van de grote en kleine menselijke trekjes van de schrijvers die hij bestudeerde, heeft hem tot een onderhoudend professor gemaakt, naar wiens lessen vele honderden studenten met plezier gingen luisteren. Toon van Elslander vertelde, en haalde uit zijn fenomenaal scherpe geheugen vele herinneringen op die hij kleur gaf met pittige details.
Toon van Elslander, de man met de legendarische, onafscheidelijke sjaal, was een zeer beminnelijke figuur en een graag geziene gast in velerlei kringen. Hij telde dan ook vele vrienden en vriendinnen. Slechts de laatste jaren van zijn leven heeft hij gekozen voor een vei-