| |
| |
| |
Kroniek
Cyriel Buysse oktober 1998 - september 1999
Het spreekt vanzelf dat we deze kroniek beginnen met een overzicht van de brede waaier van activiteiten die werden georganiseerd in het kader van ‘140 jaar Cyriel Buysse’ te Nevele. Het hiertoe opgerichte herdenkingscomité, geleid door voorzitter L. Cleppe, schepen van cultuur K. van Renterghem en secretaris P. Schelstraete, is erin geslaagd een zeer rijk jaarprogramma samen te stellen, met voor elk wat wils. In april en mei bracht de Landegemse Toneelvereniging ‘Feniks’ een zeer verzorgde voorstelling van Het gezin Van Paemel in een regie van Marjan Loman. De lokatie op boerderij Zevenbunder te Vosselare-Nevele gaf een bijzonder authentiek cachet aan het gebeuren en was het perfecte kader om het steeds weer aangrijpende stuk in de eigen tijd te situeren. Er waren zeven voorstellingen (23, 24 en 30 april, 1, 2, 7 en 8 mei), telkens ingebed in een totaalspektakel dat de sfeer van de tijd deed herleven. De ‘Volkskunstgroep Reintje Vos’ uit Kemzeke bracht telkens een optreden met vendelzwaaiers en de uitvoering van oude volksdansen (meiboomplanting); in en rond de ruime boerderij zelf werden hoevewerktuigen getoond en diverse ambachten voorgesteld. In een grote tent voor de boerderij werden bovendien hoeveproducten en versnaperingen voorzien. De voorverkoop is al gestart op 21 maart met een ontbijtbuffet in de sporthal in Landegem, helemaal in Buyssestijl. Uw verslaggeefster kwam ook ter ore dat in de brede Nevelse omgeving Buyssetaarten werden verkocht bij de bakker.
Op zondag 10 mei ging van 15 tot 18u onder het motto ‘'t es Kirmesse, 't es Kirmesse in Neevle!!!’ een Sinksenstoet uit. Bij die gelegenheid reed een stoomtram door de straten van Nevele en de Lange Munt en zorgden diverse verenigingen voor evocaties uit het werk van Buysse. Nog in het straatbeeld waren de koets van de baron, de boer met paard en kar, leurders en andere historische personages te zien. Feest in het dorp dus, dat werd ondersteund door muziek anno 1900, verzorgd door de Nevelse fanfare, door accordeonspelers en door Erik Wille, aangekondigd als een ‘echte volkszanger’. Niet aangekondigd, maar wel zeer gesmaakt, was het optre- | |
| |
den van Yvette Verbauwen, die ‘zachte’ Loveling-poëzie voordroeg in de tuin van de vroegere cichoreifabriek.
Een volgende voltreffer was de toneelbewerking van de bekende roman Tantes, gespeeld op 5 en 6 juni in het Auditorium van het nieuwe bibliotheekgebouw, Stationsstraat 20 te Landegem, door de toneelvereniging ‘De Gebroken Spiegel’ van Bellegem in een regie van Jef Depaepe. De toneelbewerking van Boudewijn Vander Plaetse (ze werd in 1992 in Zwevegem gecreëerd en de lezers van deze Mededelingen hebben er in 1998 al een uitvoerige studie over kunnen lezen van de hand van Katrien de Muynck) werd eerder al opgevoerd in Bellegem (16, 17, 23 en 24 april 1999). Regisseur Jef Depaepe beklemtoont in de programmabrochure dat Tantes zeker geen ‘ouwe koek’ is, maar integendeel om meerdere redenen interessante materie blijft. Hij wijst niet alleen op de documentaire waarde: ‘de uitbeelding van de toenmalige plattelandsaristocratie met haar typische moraal, en haar meedogenloze deugd- en geldcultuur’, maar stelt ook dat de diepere gelaagdheid van de roman/het stuk blijft bekoren: we kunnen eruit afleiden ‘dat menselijke drijfveren maar weinig veranderd zijn: geld en macht blijven immers nog altijd onze wereld beheersen’. En dan is er natuurlijk Buysses ‘creativiteit en talent, die via herhaling, spiegeling en parallellisme zowel de toekomst als het verleden in het heden zichtbaar maken.’ Regisseur Depaepe is niet de enige die het beseft: ‘Buysse laat [inderdaad] nog altijd [...] creatief met zich omgaan.’
De productie van Tantes door ‘De Gebroken Spiegel’ kreeg zeer terecht veel aandacht in de lokale pers in West- en Oost-Vlaanderen.
Zeer passend in het Nevelse programma was verder een nieuwe productie van De Raadsheren van Nevele, een collage van fragmenten uit de vijf gemeenteraadsverslagen waarmee Cyriel Buysse, in zijn jonge jaren als klerk werkzaam op de burgerlijke stand op het gemeentehuis, anno 1885 officieus debuteerde. Deze theaterversie werd gebracht door de Koninklijke toneelbond ‘Niet Versagen’ van Hansbeke en liet onder meer een zeer overtuigende Aimé Anthuenis zien in de rol van burgemeester baron Leonce Mulle de Terschueren. Er waren zes opvoeringen (20 en 27 augustus, 3 en 17 september, 1 en 8 oktober) op diverse lokaties in Poesele, Nevele, Vosselare, Landegem, Merendree en Hansbeke. De regie was van Frank Maegerman.
| |
| |
Het programma werd afgesloten op 25 september met een academische zitting in het Auditorium te Nevele-Landegem, waarbij ook het nieuwe bibliotheekgebouw zelf, waarvan dit fraaie multifunctionele auditorium deel uitmaakt, officieel werd geopend door burgemeester Roger Boone. Tegelijk werd in de bibliotheek een interessante tentoonstelling geopend over de Nevelse periode van Buysse, samengesteld door de nijvere voorzitter van de heemkundige kring ‘Het Land van Nevele’, Jan Luyssaert. De tentoonstelling liep nog tot 17 oktober en heeft vrij veel belangstellenden naar Landegem gelokt. Jan Luyssaert zorgde voor aparte rondleidingen voor middelbare scholieren en heeft op die manier zowat 500 jongeren vertrouwd gemaakt met de wereld van de jonge Buysse. Voor de leden van het Buysse Genootschap en van de heemkundige kring ‘Het Land van Nevele’ was een drukbezochte aparte rondleiding voorzien op 17 oktober. Blikvangers in de tentoonstelling waren enkele handschriften uit het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen en uit het bezit van Antoine Janssens' Museum Rietgaverstede, naast enkele unieke stukken uit de collectie van D. D'Hooge. Bij de tentoonstelling werd een beknopte catalogus aangeboden, eveneens samengesteld door Jan Luyssaert.
Zoon Jan Janssens, de huidige beheerder van het streekmuseum Rietgaverstede, gaf aan Peter Lombaert de opdracht een film te draaien ‘Omtrent Buysse’. De film begint met fragmenten uit Het gezin Van Paemel en laat verder verscheidene persoonlijke getuigen aan het woord met hun herinneringen aan wat verteld werd over ‘menier Buize’. Ook uw kroniekschrijfster is even in beeld met wat commentaar. Deze film werd voor het eerst aan het publiek voorgesteld op 2 oktober in het Landegemse auditorium. Behalve deze film heeft het uitgebreide Buysseprogramma nog een ander blijvend en tastbaar resultaat opgeleverd. De Gemeentelijke Raad voor Cultuurbeleid Nevele heeft aan ingeweken autochtoon Johan Verminnen opdracht gegeven een cd over Buysse samen te stellen. Het is een geslaagd geheel geworden, dat onder de titel ‘In het land van nevel en mist’ diverse muzikale en gesproken evocaties brengt: 1. Johan Verminnen in een nieuw nummer, ‘Het land van Cyriel Buysse’, 2. Jo Decaluwe zegt ‘Nonkelken’ uit zijn Typen-programma, 3. 't Kliekske met ‘In het park’, 4. Erik Wille met ‘Aeroplan’, 5. Het koor Niviala met ‘Het festival van Deinze’, 6. Erik Wille met ‘De loteling’, 7. Tine Ruysschaert met ‘Met een penseel geschreven’
| |
| |
(fragmenten natuurbeschrijvingen uit Buysses Rozeken van Dale), 8. 't Kliekske met ‘Franse Polka’, 9. Johan Verminnen met een vroeger nummer ‘Café de reisduif’, 10. Erik Wille met ‘Den laffe moord op den eerw. Abbé van Nevele’ en ten slotte 11. Het koor Niviala, met ‘Dorp van woorden waar wij wonen’. Deze laatste tekst, geïnspireerd door een fragment uit Buysses roman De strijd, is van de hand van Erwin Mortier, auteur van de roman Marcel, de literaire revelatie van het afgelopen jaar. De cd werd op 500 exemplaren geperst en is tegen 500 F. te koop in de gemeentelijke bibliotheek.
We kunnen hier ook nog signaleren dat in de marge van de viering 140 jaar Cyriel Buysse het driemaandelijks tijdschrift van de heemkundige kring ‘Het Land van Nevele’ zijn septembernummer 1999 (jg. XXX, afl. 3), geheel heeft gereserveerd voor Buysse: Jan Luyssaert heeft gezorgd voor een herdruk van enkele eerder gepubliceerde artikelen over Buysse, waarin de auteurs op zoek zijn gegaan naar de aanknopingspunten van Buysses werk met de Nevelse realiteit. Luyssaert zelf schrijft inleidend over ‘Cyriel Buysses Nevelse periode (1859-1896)’; er zijn twee geactualiseerde, resp. licht bijgewerkte versies van bijdragen van de betreurde Jozef van de Casteele, over ‘Het rusthof te Vosselare en zoals C. Buysse het zag in “Het hofje”’ en over ‘Het niet onbesproken drietal uit De schandpaal’; Arnold Strobbe legt in ‘Herinnering. Een verhaal van C. Buysse’ het verband tussen dit verhaal uit Stemmingen en Buysses lidmaatschap van de schuttersgilde Sint Sebastiaan in Poeke en Lotenhulle en gaat verder op zoek naar sporen van ‘Lotenhulle in het werk van Cyriel Buysse’; Jan Luyssaert onderzoekt de verbanden tussen de ‘Nevelse realiteit en Buysses fictie in “Het recht van de sterkste”’; Stefaan de Groote schrijft over ‘De automobiel van Mijnheer Cyriel’ en André Bollaert heeft in de Larousse universel van 1922 Cyriel Buysse vermeld gevonden en daar verder nog ontdekt dat een ‘buysse’ of ‘buyse’ in feite een klein Hollands schip is, bestemd voor de haringvangst. Dat het woord niet van Franse oorsprong is wordt volgens A. Bollaert bevestigd in het Middelnederlandsch handwoordenboek, dat buse, buuse en buysse registreerde. In de dikke Van Dale is hiervan nog buis over gebleven (verwijzend
naar Oudfrans buce en Middellatijn bussa), met de betekenis haringbuis. Op de twee laatst genoemde na gaat het hier om bekende bijdragen, maar het is zeker handig ze zo bij elkaar te hebben.
| |
| |
Maar we gaan nog even terug in de tijd: er is nog een en ander te vermelden dat is voorafgegaan aan de uitgebreide viering in het Nevelse. In 1988 bracht Lucien Cleppe, voorzitter van de Gemeentelijke Raad voor Cultuurbeleid te Nevele ook zelf actief in de toneelvereniging ‘Niet Versagen’ te Hansbeke, een theatervoorstelling met Buysses ontroerende verhaal ‘Grueten Broos’. Op 20 oktober 1998 was er nog een optreden in KBG Destelbergen Centrum. Lucien Cleppe zal voor het toneelseizoen 1998-1999 optreden met een voorstelling van nog een ander aangrijpend Buysseverhaal, ‘Van Alleynes ziel’. Verdere berichten hierover volgen dus nog. Ook Jo Decaluwe, de vaste waarde van het eenmanstoneel met Buysseteksten, bleef actief. Hij houdt zowel ‘De raadsheren van Nevele’ als ‘Typen’ en ‘Och Hiere God Toch’ op zijn solorepertoire. Dat laatste heeft hij nu reeds 160 keer gespeeld en ook ‘Typen’ (nu ook als ‘Tiepen’ op de affiches en de folders) blijft maar volk trekken in d'Ouwe Hoeve te Deurle. In Teater Tinnenpot, een kleinere speellokatie van Arca, was verder nog een productie te zien van ‘De parochiezaal - een reis door 90 jaar Vlaams toneel in 90 minuten’-uiteraard met een flits uit Buysse (2, 9, 11 en 23 maart 1999). Graag vermelden we hier ook dat Het gezin Van Paemel werd opgevoerd op 19, 20, 21, 26 en 27 februari 1999, door het D.A.T of Dudzeels Amateur Theater ‘De Scène’ in de Bijenkorf te Dudzele. Deze West-Vlaamse ploeg speelde in een regie van de rasechte Bruggeling Jean-Paul Lantsoght, die reeds actief is geweest in diverse theatergezelschappen. Regie-assistente was Lieve Dhont; de algemene leiding was in handen van Frank Vermeulen.
Na de uitverkochte reeks van vorig seizoen bracht ook het Gentse Theater de WAANzin nog zijn zeer gesmaakte versie van Het gezin Van Paemel opnieuw. Extra voorstellingen waren te zien op 13, 19, 20, 26 en 27 maart. Een gesprek met regisseur Lucas de Bruycker heeft u in de vorige aflevering van deze Mededelingen al kunnen lezen.
Verder zijn er nogal wat publicaties die onze aandacht vragen. Het septembernummer 1998 van het driemaandelijkse Franstalige tijdschrift Septentrion, uitgegeven door de bekende stichting Ons Erfdeel die ook het gelijknamige tijdschrift uitgeeft, is geheel gewijd aan ‘La grande guerre’. In dit speciaal nummer zijn onder meer teksten van Cyriel Buysse afgedrukt, met name ‘Le major’ (oorspron- | |
| |
kelijk ‘De majoor’, in de bundel Uit de bron (1922), VW 5), ‘Mohammed en terre flamande’ (een fragment uit het reisdagboek Van een verloren zomer (1917), VW 6) en ‘Ypres’ (in Vredesdagboek (1920), VW 6). De drie teksten werden uit het Nederlands vertaald door Jean-Marie Jacquet.
Het boekennummer van Knack, 28 oktober 1998, bevat een essay van Frank Hellemans, ‘Van Walden tot de NV L.A.N.O.Y E. Van de gemeenschapskunst van de Negentigers tot het literaire bedrijf van vandaag: hoe staat het met de letteren toen (1898) en nu (1998)?’. Cyriel Buysse kwam hierbij uiteraard ter sprake, zelfs met foto, als vertegenwoordiger van de gemeenschapskunst die de Vlaamse literatuur op het einde van de vorige eeuw grondig heeft gemoderniseerd. Schoppenboer, verschenen in 1898, staat model voor de manier waarop Buysse ‘de kracht en zelfdestructie van de Vlaamse volksmens’ in beeld heeft gebracht. Buysse wordt door Hellemans zelfs een Spielberg avant la lettre genoemd. Buysse en Streuvels worden verder terecht in één adem genoemd en op dezelfde voet gesteld: ze ‘belichamen ieder op hun manier het gepassioneerde totaalkunstwerk dat de Vlaamse literatuur honderd jaar geleden op de kaart bracht van de internationale literaire scène’; en: ‘Hun romans houden de lezer een spiegel voor van de veranderende samenleving’.
Een leuke uitsmijter werd gebracht door de zeer informatieve meeneemkrant De witte raaf, nr. 76, november-december 1998. De redactie heeft een verzameling aangelegd van fictieve beeldende kunstenaars. Voor deze bonte portrettengalerij schreef JP (= Jürgen Pieters), een stukje over ‘Monfort (actief in België, tweede helft 19de eeuw)’, geïnspireerd door de novelle ‘Brood of dood’ van Buysse (VW 4), het verhaal van een tragische kunstenaar die zich tot doel stelde met zijn werk maatschappelijke wantoestanden aan te klagen en die op handen wordt gedragen door enkele vooraanstaande vertegenwoordigers van de hoogste maatschappelijke klasse. ‘Precies het soort mensen tegen wie Monfort zich in zijn kunst trachtte te verzetten’. Goed gezien van de biograaf. Ook Leen Huet verdient hier nog een eervolle vermelding als auteur van een fraai stuk over ‘Buysse te fiets’, geïnspireerd door haar lectuur van de verhalenbundel Kerels (in het cultuurblad ‘Café des Arts’ van De Morgen, 5 november 1998). Het boek zelf is niet meer in voorraad bij de boekhandel maar wordt hier met warme bewondering en een sterk inlevingsvermogen besproken en aanbevolen voor een heden- | |
| |
daags publiek. Leen Huet looft vooral de gedetailleerdheid, de opmerkzaamheid waarmee ‘Mijnheer Buysse’ mensen en dingen beschreef. De schrijfster van het stuk heeft vroeger duidelijk andere dingen over Buysse gelezen en geleerd dan wat ze hier zelf voor de moderne lezers wil aanbevelen, en betreurt het dat uitgerekend deze ‘heer’ lange tijd beschouwd werd als een ‘ploeteraar in het vuile’. Ja: ‘Het is moeilijk om niet van Cyriel Buysse te houden’. En ja: de Buysse van Kerels is inderdaad iemand die veel gezien heeft en er innemend kan over vertellen.
In het hiervoor al genoemde Septentrion, 28ste jg., nr. 1, maart 1999, werd een bijdrage opgenomen van Joris van Parys, ‘“Toute la Flandre est en lui”. Cyriel Buysse et la littérature flamande d'expression française’. De titel zal de aandachtige lezer van deze Mededelingen vertrouwd in de oren klinken. Het gaat inderdaad om een bekorte bewerking van de lezing die Joris van Parys hield voor ons genootschap en die werd gepubliceerd in aflevering XIV.
Niet een bespreking, maar een toeristisch signalement hebben we gevonden in de uitgebreide bijdrage van Luc Decorte over ‘Oorden dus waar dichters en andere schrijvers ooit hun eenzame en weinig gewaardeerde lees- en schrijfactiviteit hebben uitgeoefend’, in Vlaanderen, nr. 275, jg. 48, nr. 2, maart-april 1999, p. 65-103. Buysse wordt er vermeld met een verwijzing naar ‘zijn’ kamer in het Nevelse museum Rietgaverstede (p. 95). Ook in de Brieven 1921-1950 van Gerard Walschap, reeds verschenen in oktober 1998, komt Buysse enkele keren ter sprake. Maar daarover kan u meer lezen in de bijdrage van Joris van Parys over de Buysse-viering van 1929, eerder in deze Mededelingen. Nog zo'n interne verwijzing past bij het artikel van Prosper de Smet in deze aflevering: de auteur heeft ook twee van zijn columns gewijd aan zijn inspirerende ‘herlezing’ van Buysses novellen (’Verhaal uit Arm Vlaanderen’ en ‘De hond en de economie’, respectievelijk in De Morgen van 16 juli en van 20 augustus 1999).
Tot slot nog eer wie eer toekomt: tante Virginie. In Mensen van Toen, het driemaandelijks familiekundig tijdschrift van de heemkundige kring ‘Het Land van Nevele’, jg. 8, afl. 4, december 1998, is een interessant stuk verschenen over ‘De voorouders en bloedverwanten van Virginie Loveling’ van de hand van Jan Luyssaert. Het artikel biedt heel wat nieuwe informatie en wordt ingeleid door een ‘Minikwartierstaat’ van Virginie Loveling. Onmisbaar voor wie zich
| |
| |
in de familiegeschiedenis wil verdiepen. De Gentse dichter Richard Minne wist het ook al: ‘wie dieper delft zal 't erts wel vinden’.
A.M.M.
|
|