Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 12
(1996)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||
Het Gents in Buysses werk
| |||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||
‘Voor de spelling van het Gents bleek hij [= C. Buysse] er geen adequaat of consequent systeem op na te houden’. Volgens de inleiders is er in de 1907-08-editie een duidelijker poging ondernomen om de Gentse klanken van toen accuraat weer te geven en zij uiten het verder niet direct beargumenteerde vermoeden dat die poging door Virginie Loveling ondernomen is. Op blz. XXX van diezelfde inleiding wordt Buysses weergave van het Gentse dialect in hfst. X van Zoals het was (1920) (= de politieke redevoering van Anseele tot de dorpelingen) als ‘ontoereikend’ bestempeld. Beide uitspraken hebben mij altijd geïntrigeerd maar het is pas na zacht aandringen van mijn zeer gewaardeerde collega Mieke Musschoot zelf dat ik ze ben gaan confronteren met de oudste edities van de al genoemde werken:
Hieronder deel ik graag de uitkomsten van dat filologisch ‘peuterwerk’ mee, hoewel ik ervan overtuigd blijf dat het in sé niet zo'n fundamenteel (literair) belang heeft de dialectweergave zelfs bij een fel realistisch auteur als Buysse te gaan bestuderen, en wel om drie uiteenliggende redenen:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||
Wellicht is aan de dialectweergave wel het meest zorg besteed in Levensleer, waar ze tot een belangrijk onderdeel van de algehele typering van de Gentse kleinburgerij uitgroeit. Omstreeks de laatste eeuwwisseling had die Gentse kleinburgerij namelijk ook een speciaal talig profiel. Naast het Gentse dialect sprak ze ook een soort Gents Frans (met o.a. veel letterlijke vertalingen uit het Vlaamse dialect, zie verderop). Die twee variëteiten werden vaak in één gesprek en soms zelfs in één zin (door één spreker) gemengd (zgn. code-switching). Uiteindelijk leek een en ander mij toch interessant genoeg om er het aangekondigde filologische speurwerk naar te verrichten. | |||||||||||||||||||||
1. Levensleer: een vergelijking van ed. 1907-08 met ed. 1912Gezien de ernst van de poging om er het Gentse dialect vrij accuraat weer te geven beginnen we onze speurtocht met Levensleer, hoewel we hier niet precies weten wat het aandeel was van wie (C.B. of V.L.). We vergelijken de twee oudere edities (1907-08 en 1912) en onderzoeken o.a. de bewering in de Inleiding tot het Verzameld Werk, deel 3 (p. XXXI), als zou de oudste editie de vroegere Gentse klanken gemiddeld accurater weergeven, terwijl de editie van 1912 heel wat authentiek Gents zou hebben opgeofferd aan een algemenere lees- en verstaanbaarheid. Onze bevindingen terzake vatten we in vier puntjes samen: 1.1. De editie van 1907-08 staat inderdaad soms dichter bij de (toenmalige) Gentse klankrealiteitGa naar voetnoot(1) dan die van 1912. We illustreren dat op 5 punten:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||
De spellingsaanpassingen in de editie van 1912 van de Gentse uitspraak weg naar het AN toe moeten ongetwijfeld geïnterpreteerd worden als toegevingen aan een algemenere lees- en verstaanbaarheid. Dat is in die zin eigenaardig dat de 1912-editie ‘regionaler’ (o.a. bij de Gentse drukkerij & uitgeverij Ad. Herckenrath, later Hoste) uitgegeven is dan de tekst van 1907-08, die enkel in het Noorden in Groot Nederland verscheen. De ‘Gentse’ editie van 1912 kwam er ter gelegenheid van een grootse viering van Virginie Loveling in Gent: elke deelnemer aan dat huldebetoon kreeg Levensleer in boekvorm. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat Virginie zelf dat deelnemingscadeau voorbereid heeft. Veeleer valt de ‘verdenking’ van ontgentsing van de tekst dan op de co-auteurschap (C.B.), die mogelijk z'n uitgebreide schare Noord-Nederlandse lezers in het achterhoofd had. Meer dan een hypothese is dit echter niet. | |||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||
1.2. De editie van 1912 geeft de Gentse dialectklanken gemiddeld wel consequenter (d.w.z. meer volgens het principe één klank ➛ één teken) weer dan de tekst in Groot Nederland, waar één klank soms op verschillende manieren geschreven werd:
Ook dit soort revisies naar een consequentere klankweergave toe zal wel aangebracht zijn ter bevordering van de leesbaarheid.
1.3. Toch zien we ook een tweetal keren het omgekeerde gebeuren: de editie van 1912 heeft een minder consequente (en ook minder fonetische) spelling dan de 1907-08-editie:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||
Ook hier heeft de aanpasser (= C.B.?) zich enkel door het principe van de grotere leesbaarheid laten leiden.
1.4. Op consonantisch gebied is er maar één opvallende wijziging te melden: enclitisch -de van de tweede persoon (b.v. goade, zeide, zoede) uit de 1907-08-editie, die hier perfect bij de Gentse dialectuitspraak aansluit (b.v. [zu.d∍] = zou je), wordt in 1912 vervangen door het algemener herkenbare -je (b.v. goa-je, zei je, zoe-je), tenzij er hier nog een andere factor meegespeeld heeft: als Buysse een groter aandeel gehad heeft in de dialectweergave van de 1912-editie, dan is het ook niet uitgesloten dat hij hier verkeerdelijk van z'n plattelandsdialect (Nevels) uitgegaan is. Dat dialect heeft immers in de enclitische vorm van de tweede persoon onderliggend een -j- (cf. ga-je = taaie), die in de uitspraak wegvalt (syncope) mét rekking van de voorafgaande klinker (b.v. [go:∍] = ga je). Een en ander wettigt o.i. de vraag of Cyriel Buysse wel goed Gents kende. Hij verbleef er wel in de jaren 1871-1875, toen hij in Gent middelbaar onderwijs volgde en bij de verwante familie Fredericq logeerde. Dat is natuurlijk niet zo'n lange periode, hoewel ze voor een visueel en auditief erg sensitieve figuur als Buysse ruimschoots kan hebben volstaan om het Gents volwaardig te leren beheersen. Ik heb in beide oudere edities van Levensleer gespeurd naar verdere plattelandsingrediënten in het Gents maar de oogst was erg karig:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||
Bij dit alles moeten we voor ogen blijven houden dat Levensleer geschreven is door Buysse in samenwerking met z'n tante Virginie en die zal (ook) wel een aardige kennis van het Gents gehad hebben, aangezien ze al in 1879 (na de dood van haar moeder) van Nevele naar Gent verhuisd is en er onafgebroken tot haar dood in 1923 gewoond heeft. Daarom is het beter om, als we Buysses eigen beheersing van het Gents willen peilen, werken onder de loepe te nemen die hij autonoom geschreven heeft en waarin ook pogingen ondernomen zijn om Gents weer te geven. Dat is, zoals al gezegd, vooral het geval in 'n Leeuw van Vlaanderen (hfst. VII) van 1900 en Zoals het was (hfst. 10) van 1921, waarin Buysse telkens een verkiezingsmeeting (in het Gents) van de Gentse socialistische voorman weergeek. | |||||||||||||||||||||
2. Buysses Gents in 'n Leeuw van Vlaanderen (1900) en in Zoals het was (1921)Nader onderzoek brengt hier twee aspecten aan het licht:
2.1. Vaak geeft Buysse de Gentse klanken gebrekkig weer. Ik schets hieronder de frapantste gevallen die zeker niet te bestempelen zijn als toenaderingen tot het AN-spellingbeeld ter wille van de leesbaarheid. In 'n Leeuw schrijft Buysse woa = wa(t) (Gents [wɑ:] met dezelfde klinkerverbinding als staan ➛ stoan (Gents [sto.∍n] en naam ➛ noame (Gents [no:m∍]). Nu klinkt Gents wa(t) wel enigszins ‘keelachtig’ maar de gelijkenis met de klinker in staan en naam is toch maar zwak. In Zoals het was wordt de Gentse [o.∍] vaak oe geschreven (b.v. boes = baas, moer = maar, joer = jaar, loet = laat), weliswaar afwisselend met het correctere oa. Ook in Zoals het was schrijft Buysse de Gentse [I.i] (= AN ee) normaal als ee of ei, maar één keer met een onverklaarbare aai-spelling (nl. spraaike = spreken). Ten slotte komen er in Zoals het was een aantal klankvormen voor die nooit Gents geweest zijn maar eerder in de richting van westelijk plattelands-Oostvlaams (o.a. Nevels) wijzen, nl. 't gone = hetgeen (Gents 't giene) en het trio ou/ouw/nou = u/uw/nu (Gents eu, euw, neu). | |||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||
2.2. Soms geeft Buysse de Gentse klanken heel onsystematisch/ inconsequent weer. Ik geef weer enkele opvallende voorbeelden:
Hoe moeten we dit alles nu interpreteren? Zelf zie ik drie mogelijkheden:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||
Uitbreiding van ons onderzoek (in Levensleer) van louter fonologische aspecten naar ook morfologische en lexicale elementen wijst niet eenduidig in de richting van één dezer drie mogelijkheden. Enerzijds treffen we heel authentieke Gentse woord(vorm)en aan als binnendiensterigge (zie het Gents Woordenboek van L. Lievevrouw-Coopman (verderop LVC), p. 186 = ‘vrouw die voorlopig in een huis blijft waar een meid ontbreekt’), kuiels (= problemen, miserie), peisteren (LVC p. 1057: ‘vertoeven’), blindpotte (LVC p. 201: ‘in den blinde handelen’, soms concreter, in het geheim een relatie hebben), onderhouwerigge (LVC p. 971: ‘vrouwspersoon die zich laat onderhouden’). Ook heel authentieke dialectconstructies als vuurs van de reste (= overigens), vergete VAN aan Euzeke te zegge, ze luup hule doagen te kloagen, enz. lijken Buysse (of Viginie Loveling?) zo uit de pen gevloeid. Anderzijds worden we in de ‘Gentse’ dialogen geregeld met boekentaal geconfronteerd: woord(vorm)en als verliend (➛ gegeven), z'es overal gegeerd (➛ gewild), familie (➛ famielde), de moate neemt (➛ pakt), ienige (➛ ienigte, zie LVC p. 358), z'es begonne (➛ begost), hij 'n wilde mij niet (➛ wildege) zijn absoluut ongents. Hetzelfde geldt van constructies als ‘veur da'k het vergete’ (➛ ier da'...), ‘wa'da we wij...’ (➛ me), ‘zu wel als ik’ (➛ of(t)ekik), enz. Eén ding is zeker: tegenover die onzekerheid en/of nonchalance in de weergave van het Vlaamse Gents staat een ogenschijnlijke trefzekerheid en acribie waarmee het Gentse Frans (uit de kleine burgerij) is weergegeven en waarvan Virginie Loveling later (cf. supra) zou getuigen dat geen enkele van die ‘Franse’ uitdrukkingen uitgevonden was. Graag sluit ik deze bijdrage af met een kleine bloemlezing uit die Frans-Gentse of Gents-Franse uitdrukkingen, die gewoon letterlijke vertalingen zijn uit het Gentse dialect:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||
Een pareltje is ook de slotzin van mevrouw Verpoest: ‘Ze zulle loater genoeg aan ulder uugskes wrijve, moar da'ze, eh bien, qu'ils’. Ook al zijn zulke zinnen ooit wellicht levensecht opgetekend, ze creëren een speciaal (tragi-)komisch effect dat de hedendaagse lezer op een amusante wijze aan het boek bindt en van de literaire samenwerking tussen Cyriel Buysse en tante Virginie ongetwijfeld een vermakelijke onderneming gemaakt heeft. | |||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|