Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 9
(1993)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap11UBG hs. 3426 D (26)
Arlon 21 Juli 1874.
Beminde grootmoeder en Tanten,
Het is reeds zoolang dat ik U schrijven moest, dat ik nu bijna niet meer durf. Als ik over een paar dagen de aflevering van 't Nederlandsch Museum gekregen heb, waar Tante Rosalie's lieve novelle van den ouden Napoleonist in staat(1), was het mij gelijk een nieuw verwijt, dat mij uit Nevele tegengewaaid kwam. Maar met mij gaat het gelijk met velen: | |
[p. 90] | |
Ik schrijf aan U wel zelden, maar denk aan U zooveel. Als men zoo verre van Gent en van Nevele en van al de vrienden is, zit men dikwijls in eenen zetel te droomen; maar een blad postpapier nemen en eenen brief schrijven, dat is gansch iets anders. [in de marge: Met veel genoegen heb ik het stukje van Tante Virginie over Andersen's(2) vertellingen gelezen. Zult gij bij uwe novellen uwe kleine verspreide prozastukskens niet drukken? Ik heb er in de Toekomst reeds gelezen, die mij als tafereelkens zeer goed gelukt schenen.] Gij weet zeker, dat ik, onder ons gezegd, nog al kansen heb om dit jaar professor van geschiedenis te Gent of te Antwerpen benoemd te worden. Fuerison en De Laveleye(3) hebben voor mij aan den algemeenen inspecteur Dumont geschreven, die hun om zoo te zeggen zijne eigene plaats verschuldigd is en die hun daardoor moeielijk iets weigeren kan, vooral dat het geene schandelijke daad is, die men van hem vraagt. Ik denk dus, dat de alg. inspecteur mij aan den minister zal voorstellen. Waren de zwarten niet aan 't roer, de zaak zou zeker zijn van nu af aan. Maar de minister mag kiezen wien hij wil, zelfs buiten de voorgestelde kandidaten; en doet hij het, dan ben ik weeral door de mande, gelijk toen Kervyn(4) minister was. Dat zal allemaal te zien zijn op 't tribunaal, maar c'est une affaire de conséquence; in [in de marge: Ik heb vruchteloos aan Helena(5) gevraagd om een omstandig relaas te ontvangen van de groote Nevelsche bedevaart; Dat was zeker iets!] dien ik te Gent kon benoemd worden, zou ik de gelukkigste mensch der wereld zijn. Ik stel het hier overigens zeer goed; en moet ik hier nog eenige jaren langer blijven staan voor zaad, ik zal er niet van vermageren. Ik ben hier meer en meer met plezier. Als men eenige goede vrienden heeft, kan men overal leven. De brieven van Gent zeggen mij telkens dat grandmaman het zoo goed stelt als ooit en dat Tante Rosalie aan 't beteren is. Ik wensch U eene goede gezondheid en veel geduld gedurende de stikkende hitte, die wij sedert eenige weken te verduren hebben. Hier is het niet menschelijk. Wanneer begint men ernstig het drukken van de Tanten's Novellen(6)? Ik hoor daar niets meer van. | |
[p. 91] | |
[In de marge: Ik heb geen nieuws meer van Albert(7)) en van zijne vrouw. Uit Gent zwijgt men over hem. Hoe stelt hij het?] Ik heb eenen brief van Mad. Bergmann(8) ontvangen, die altijd naar de Tanten informeert. Zij is gedurende eenige weken in Duitschland geweest: te Rolandseck aan den Rijn, niet verre van Bonn en het Siebengebirge. Daar had zij vroeger met Tony hare huwelijksreis gedaan. Zij wilde het nogmaals zien. Zij is altijd zeer droevig te oordelen naar hare brieven, en ik ken haar genoeg om overtuigd te zijn dat er hier geene spraak is van un pauvre esquif battu par la tempête, zoo als Tante Joséphine zichzelve noemde. Ik omhels U teederlijk en met zeven haasten. Ik ben volop in de composities, die ons schandelijk veel werk geven.
Uw Paul
Ik omhels Lia en de andere gevatters(9), die te Nevele zouden kunnen zijn. [In de marge: Heeft Tante Sofie(10) suiker gehad in den Novellen-prijskamp van 't Willems-Fonds? Dat verwondert mij.] |
|