Louis Couperus. Brieven aan Cyriel Buysse
uitgegeven door Anne Marie Musschoot
De merkwaardige vriendschap tussen Buysse en Couperus werd al belicht in een bijdrage aan het België-nummer van De gids (150e jg., nr. 9/10, november 1987, p. 790-799). Daarbij werd uitvoerig gebruik gemaakt van de brieven van Couperus aan Buysse, die hierna integraal worden afgedrukt.
Wat tot dusver bewaard bleef van de correspondentie tussen Couperus en Buysse is slechts een gering deel van wat er ooit moet zijn geweest. Buysses brieven aan Couperus zijn helemaal verloren gegaan. Van Couperus aan Buysse zijn slechts zes brieven en één briefkaart bekend. Ze berusten in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag, met signatuur C.383 B.1.
Helemaal onbekend waren deze brieven dus niet. Wat hier als brief 6 (Florence, 10 november 1914) wordt weergegeven, werd eerder al openbaar gemaakt door H.W. van Tricht in het Couperus-nummer van Maatstaf, Louis Couperus als briefschrijver (juni/juli 1963, brief 85). Recent heeft ook F. Bastet in zijn monumentale studie, Louis Couperus. Een biografie (Amsterdam, Em. Querido, 1987), lange fragmenten uit de brieven geciteerd.
Toch leek een integrale publikatie van Couperus' brieven aan Buysse alsnog verantwoord. Als getuigen van de vriendschap die de twee op het eerste gezicht zo tegenstrijdige schrijverspersoonlijkheden tot elkaar bracht, vormen ze kapitale documenten. Bovendien wordt hier voor de niet-gedateerde brieven (de nrs. 3, 4 en 5) een datering voorgesteld die nogal sterk afwijkt van de interpretatie door Bastet. Als deze ‘andere’ datering klopt wordt hiermee bevestigd dat bij de reconstructie van Couperus' biografie te veel werd voortgegaan op het zogenaamd ‘feitelijke’ gehalte van zijn autobiografische geschriften. Want zelfs in zijn journalistieke stukken - die door de onbevangen lezer zonder meer als ‘directe’ getuigenissen worden ervaren - blijken dan