Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 2
(1986)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
Het niet onbesproken drietal uit De Schandpaal
| |
[pagina 168]
| |
‘Meneer en madam Venneman bewoonden het “Kasteelken” juist op de hoek van de Grote Dorpsstraat en de mindere buurt, waar Lowiezeken met haar ouders leefde’ (p. 657). Diezelfde woning wordt in de novelle Het Hofje geëvoceerd met een nadere bepaling: ‘Aan de hoek der Zijstraat... en der Grote Dorpsstraat staat de prachtige woning...’. In het verhaal De Operatie wordt dat ‘... het deftig herenhuis dat daar... om de hoek der Zijstraat en der Grote Dorpsstraat prijkte’Ga naar voetnoot(3). Er wordt hier gedoeld op de huidige Langemunt en Zeistraat (officiële schrijfwijze) met haar verlengde naar de Blasiusdriesstraat. In De Schandpaal wordt de mindere buurt door de Zijstraat nader bepaald. Er staat nu nog altijd overeind een gedeelte van die woning op de oosthoek van de Langemunt en de Blasiusdriesstraat. Achter het huis lag toen een prachtige tuin met een vijver en op de verhoogde vijverrand stond een prieeltje. Van die tuin zijn er nog foto's bewaard waar men de sierlijk aangelegde paden, allerlei grote planten in bloembakken, de vijver en het prieeltje kan zien. Buysse heeft het ook zo gezien maar voegt er een pikante wijziging aan toe: hij situeert het prieeltje midden op het eilandje en zo kan ‘madam’ er ongezien met haar adorateur vertoeven. Of de toenmalige inwoners van Nevele de benaming ‘Het Kasteelken’ gebruikten hebben we niet kunnen achterhalen maar we menen nochtans van niet. Buysse schrijft dat in de tuin vroeger een kasteel had gestaan. Daarvan is in de dorpsgeschiedenis geen spoor te vinden. ‘Daar woonden, sinds vele jaren, meneer en madam Venneman. Zij begonnen reeds oud te worden en hadden geen kinderen... Eens, jaren geleden, was daar een meneer van zowat hun eigen leeftijd op het “Kasteelken” gekomen. Meneer Aamidé heette hij’ (p. 657). En deze heeft er voorgoed zijn intrek genomen. De identiteit van hen die model gestaan hebben voor de drie | |
[pagina 169]
| |
personages is gemakkelijk aan te tonen. Het betreft hier Adolphe Victor Schatteman (1811-1885), zijn echtgenote Adèle Charlotte Fobe (1826-1898); de derde persoon is Auguste Marie Joseph de Deurwaerder (1813-1892) die na het overlijden van Schatteman met diens vrouw in het huwelijk treedtGa naar voetnoot(4). Wat allereerst opvalt is het anakronisme: de eerste gebeurtenissen in De Schandpaal spelen zich af om de eeuwwisseling en dan zijn de personen die model gestaan hebben reeds overleden en begraven. En ten tweede heeft Buysse de rollen omgekeerd: August de Deurwaerder - alias meneer Aamidé - was in feite de rijke eigenaar van het herenhuis dat trouwens zijn vaderhuis was en het echtpaar Schatteman-Fobe is bij hem in 1877 komen inwonen. ‘... het werd een onafscheidbaar drietal... Zij gingen met hun drieën deftig uit wandelen; zij gingen met hun drieën deftig naar de kerk...’ (p. 658). Wat dat drietal in de werkelijkheid was vernemen we uit een paar belangrijke getuigenissen. Er is eerst een merkwaardige brief van Adolphe Victor Schatteman die toen burgemeester van Nevele was - na zijn pensionering als kantonrechter deed hij aan gemeentepolitiek. Hij heeft het over ‘le trio légendaire’, een drietal dat dus als zodanig in de kijker liep bij familieleden, vrienden en bekenden. Die brief is bovendien ook nog merkwaardig omdat hij is geschreven naar aanleiding van de huldiging van Virginie Loveling door het Willemsfonds. Er wordt in verwezen naar de blijde intrede van Leonce Mulle de Terschueren, die in augustus 1882 in de echt getreden was met Isabella gravin d'Alcantara. Deze gebeurtenis wordt door Buysse in de schets Meneer de Burgemeester verhaaldGa naar voetnoot(5). Wat schrijft Schatteman: | |
[pagina 170]
| |
Nevele, le 28 octobre 1882.Chère Mademoiselle, Aussitôt que j'ai appris qu'un banquet vous était offert par le Willems-Fonds et qu'on se proposait de vous décerner une récompense bien méritée, je me suis empressé d'envoyer ma souscription, comptant bien vous présenter mes félicitations de vive voix. Mais, vous le savez, l'homme propose et... les événements disposent. Ne voilà-t-il pas, en effet, que c'est ce jour mémorable de demain que notre ‘Seigneur du village’ a choisi pour faire son entrée matrimoniale à Nevele, escorté de tous ses manants d'en deça et d'au-delà et suivi de tous les attelages raccolés de-ci de-là. La foule, paraît-il, sera grande et ma ‘grandeur’ municipale hélas! m'attache au rivage chargé comme je le suis de veiller à la sûreté des rues et au calme des esprits. Veuillez donc, chère Mademoiselle, m'excuser si je ne dispose pas mon hommage à vos pieds et recevoir par écrit les chaleureuses félicitations du trio légendaire. En attendant le plaisir de vous voir bientôt en ville, nous vous donnons tous une cordiale poignée de main. (handtekening) A. SchattemanGa naar voetnoot(6)
Het Frans was de voertaal van het drietal, zo ook in De Schandpaal, maar met het dienstpersoneel en buren spraken ze het Nevels dialect.
Een tweede getuigenis over de drie komt van Paul Fredericq (1850-1920). Onder de Duitse bezetting in W.O. I werd hij samen met professor Pirenne, wegens duitsvijandige aktiviteiten, naar Duitsland gedeporteerd. Hij werd tenslotte naar het Duitse dorpje Bürgel, in de omgeving van Jena, overgeplaatst, waar hij als enige Belgische banneling verbleef. Hij genoot een nogal ruime vrijheid en leefde mee met de dorpsgemeenschap. Bürgel | |
[pagina 171]
| |
herinnert hem aan Nevele. Op 8 maart 1917 noteert hij in zijn dagboek dat hij aan zijn gedenkschriften werktGa naar voetnoot(7). Hij schrijft over Nevele en gewaagt terloops van de ‘wandelingen met de tantes en de drie jugen’: dit laatste alludeert op kantonrechter Schatteman. In zijn jeugdherinneringen wordt het bewuste zinnetje uitgewerkt: ‘Te Nevele werden wij meer en meer als groote menschen behandeld. De tantes Loveling namen ons mee op hunne wandelingen met den vrederechter Schatteman, zijne vrouw en den heer August De Deurwaerder, die een onafscheidbaar trio van deftige buitenburgers vormden. Mijnheer de juge, zooals men den vrederechter noemde, was een lange magere man met een profiel, die aan den dromedaris denken deed en met beenen en armen zoo lang dat hij er geenen weg mee kon. Het was een beschaafd, stil, wel opgevoed man, zeer verstandig in zijn gesprekken. Zijne vrouw was een vriendelijke, wel geconserveerde dame en de heer August De Deurwaerder, die reeds dan haar adorateur was en, na Schatteman's overlijden met haar getrouwd is, was een rijke rentenier en grondeigenaar, bereisd en belezen, maar die zich te Nevele geheel en al gemummifieerd had. Het deftig drietal was overigens de kruim der intellectueelen van Nevele’. Is meneer Venneman maar ‘een droge, saaie, sullige man...’ (p. 658), dan stelt Paul Fredericq de kantonrechter Schatteman - alias Venneman - heel wat sympathieker voor en dat klopt trouwens met wat De Gazette van Gent d.d. 1 juni 1885 schrijft bij het overlijden: ‘De H.A. Schatteman was een geleerd man en kon met bevoegdheid spreken, niet alleen over alle vraagpunten van rechtswetenschap, maar ook over letterkunde en kunst.’ Van Schatteman hebben we nog geen portret gevonden, wel zijn er foto's bewaard van August de Deurwaerder en Adèle Fobe en we zien dat wat Buysse deze laatsten toedicht ook aan de werkelijkheid beantwoordt: ‘Madam was dan ook werkelijk een knappe vrouw...’ en verder ‘... de kittige en precieuze meneer Aamidé...’ (p. 658). | |
[pagina 172]
| |
Zoals we reeds aanstipten was Virginie Loveling goed bevriend met het drietal. Ze herdacht A. Schatteman in een gedicht dat nogal nuchter aandoet: | |
Ter nagedachtenis van den Heer Victor-Adolf Schatteman Ridder der Leopoldsorde Oud-Vrederechter, Oud-Burgemeester van Nevele
| |
[pagina 173]
| |
verhaalt dat omstandig in Een Winter in het Zuiderland, in 1890 in boekvorm uitgegeven. De opdracht van het boek luidt: ‘Den Heere en Mevrouw de Deurwaerder met trouwe vriendschap opgedragen’. En in het ietwat geromanceerd reisverhaal wordt het bevriend echtpaar met de doorzichtige schuilnaam ‘Mijnheer en Mevrouw de Poortere’ bedacht. In een briefGa naar voetnoot(9) aan zijn tante Virginie zal Buysse uiting geven aan zijn enthousiaste bewondering voor het boek en hij alludeert eventjes op de reisgenoten van Virginie Loveling: ‘De voortreffelijkste kapittels van het boek, deze die er als zoovele glanspunten in schitteren zijn, mijns inziens, deze welke handelen over het leven van de pension in Nizza. Eerst vroeg ik mij af: Is het wellicht omdat ik enkele dezer personen ken, dat ze mij zoo levensvol voorkomen?’. Die personen zijn natuurlijk de Nevelse vrienden van Virginie Loveling. Bij het overlijden van August de Deurwaerder in 1892 schrijft ze een doorvoeld gedicht dat op een gedachtenisprentje wordt verspreid: | |
Op allerheiligen.
| |
[pagina 174]
| |
De mist hangt in der beuken kruin;
De paden ros, de perken bruin;
De lucht als lood; geen vogelschal;
Geen wind; geen rimpel op den wal.
De zwanen wagg'len om mij heen,
Gewoon aan brood - en 'k bracht er geen.
Ver luidt een klok - der dooden stem!
Ik denk aan u, ik denk aan hem,
En aan des Noodlots gruwzaamheid,
Dat levens van elkander scheidt.
Waar hij met u genieten zou,
Moet gij alleen als weduwvrouw.
Nooit hoort gij weer zijn stemgeluid;
Hij strekt u nooit de hand meer uit;
Hij lacht u nooit meer aan - en toch!
Hij blijft u bij, gij hebt hem nog:
Zijn hart heeft gansch u toebehoord,
Uw heil duurt in herinring voort!
VIRGINIE LOVELING Nevele, 1 November 1892Ga naar voetnoot(10). ‘Ze (meneer en madam Venneman) deden veel goed, gaven veel weg aan de armen en genoten de algemene achting’ (p. 657). Eigenlijk was de grote rijke August de Deurwaerder, wat in De Schandpaal ook benadrukt wordt: ‘Er werd ook verteld, dat meneer Aamidé nog heel wat rijker was dan meneer Venneman...’ (p. 658). In de novelle De Operatie is het ‘meneer Agúst’ die bereid is om een aanzienlijk bedrag te besteden aan een heelkundige ingreep die Feelken uit de Zijstraat moet ondergaan. | |
[pagina 175]
| |
Tenslotte zal Adèle Fobe de kroon op hun vrijgevigheid zetten. Ter nagedachtenis van haar tweede man zal zij in 1895 een liefdadige stichting bekostigen: ze laat als huisvesting voor bejaarden een kompleks van tien huisjes rond een binnenpleintje optrekken. Het gebouw - dat nu gesloopt is - lag op het grondgebied van Vosselare in de nabije buurt van het herenhuis dat te Nevele stond. ‘Het Rusthof’ heette die stichting. Door Buysse wordt ze in Het Hofje uitgebeeld, maar de schrijver voert er ten tonele twee donateurs die nog de plechtige inwijding bijwonen. Hun fysieke typering wijkt dan ook volledig af van het innemend voorkomen op de portretten van De Deurwaerder en Adèle Fobe. Deze laatsten zijn nog eens in reliëf gekonterfeit op een wit marmeren plaat die in medaillon prijkte op het middengebouw van ‘Het Rusthof’: het onderschrift ervan luidde: ‘Ter nagedachtenis van den Heer Aug. de Deurwaerder 1813-1892’Ga naar voetnoot(11). Uiteraard heeft Buysse het drietal heel goed gekend: hij woonde te Nevele tot 1896 en tante Virginie zal ook wel een en ander over haar vrienden hebben verteld. Is het geen natuurgetrouw beeld van de werkelijkheid, toch kan de schrijver zijn personages natuurlijk en ongedwongen laten handelen in een beroerde periode als Wereldoorlog I. Het leert ons wat over zijn manier van uitbeelden, maar hij zelf heeft het ons voorgezegd: ‘Het is wel gebeurd dat sommige mensen zeiden: Mijnheer Buysse heeft over ons geschreven. Maar dan werd er weer aan getwijfeld, omdat sommige dingen niet precies klopten. Je componeert je boeken, nietwaar? Je neemt iets van die en neemt iets van een ander, en daarvan maak je je personages; de mensen in mijn boeken zijn niet helemaal integraal zoals zij langs de wereld lopen’Ga naar voetnoot(12). |
|