Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 1
(1985)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |||||||||||||
Cyriel Buysse. Brieven aan familieleden
| |||||||||||||
Open brieven:
| |||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
Openbare verklaringen, antwoorden op enquêtes, interviews:
| |||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
Brieven:
| |||||||||||||
De brieven aan Virginie LovelingOp 4 mei 1875 overleed Rosalie Loveling. Enkele maanden later verliet Cyriel Buysse, op zestienjarige leeftijd, het Gentse atheneum, waar hij leerling was van de 4e klas in de beroepsafdeling en, op enkele uitzonderingen na (zoals ‘Histoire et géographie’), niet zo'n schitterende resultaten had behaald. De jonge Cyriel wordt, als oudste zoon, door zijn vader voorbestemd om hem op te volgen aan het hoofd van het familiebedrijf te Nevele en wordt | |||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||
met het oog hierop te werk gesteld in de olieslagerij en cichoreifabriek, ‘met de arbeiders, gelijk de arbeiders’. Drie jaar later, in 1878, vinden we hem terug als bediende bij de burgerlijke stand te Nevele, in een bijfunctie die hij zal vervullen tot eind 1884. In diezelfde periode blijft vader Louis Buysse aan als (liberaal) gemeenteraadslid-schepen. Virginie Loveling zag haar neefje Cyriel aanvankelijk van zeer dichtbij opgroeien. Het gezin van haar oudere zus Pauline woonde in de Langemunt, eerst tegenover, dan naast het huis van Marie Comparée en de gezusters Rosalie en Virginie. Uit die tijd - toen neefje Cyriel een kleine drie jaar oud was - haalt Virginie Loveling herinneringen op in Nopken.Ga naar voetnoot(1) Ook toen vader Buysse zich in 1865 met zijn gezin in de Tieltstraat 36 vestigde (sedert 1959 Cyriel Buyssestraat), waar hij de fabriek oprichtte die later tot een vrij grote bloei zou komen, zal dit wel geen behoefte aan epistolaire communicatie hebben gecreëerd: beide straten lagen quasi in elkaars verlengde. Anders wordt het als Virginie Loveling, na het overlijden van haar moeder, Marie Comparée (op 14 december 1879), besluit naar Gent te gaan wonen om zich te onttrekken aan de opprimerende sfeer van de geestelijkheid in NeveleGa naar voetnoot(2): in dat jaar barst de schoolstrijd er juist in alle hevigheid los. Ze vestigt zich op 5 november 1880 definitief in de Marnixstraat 18 te Gent, nadat ze ongeveer een maand op Ottogracht 8 had gewoondGa naar voetnoot(3). Daarna zou ze nog slechts occasioneel naar Nevele gaan. Het is bekend dat Tante Virginie Loveling van meet af aan zeer veel belangstelling had voor het vertellerstalent en de literaire ambities van haar neef Cyriel - ambities die minder ge- | |||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||
waardeerd werden door diens vader en die mede aan de oorsprong lagen van de spanningen in de vader-zoon-relatie. Begrip ondervond de schrijver in spe ook vanwege zijn moeder, Pauline Loveling, maar het was wel tante Virginie die hem niet alleen aangemoedigd maar ook werkelijk gesteund heeft. Een bewijs hiervan is te vinden in de bekende introductie die ze schreef bij de eerste aflevering van ‘Het erfdeel van Onkel Baptist’, Buysses officiële literair debuut, verschenen in het Gentse liberale weekblad Het Volksbelang op zaterdag 5 september 1885. Het verhaal wordt er voorgesteld als ‘de eersteling van een jong schrijver, die ons geroepen schijnt om eene eervolle plaats in de rei onzer Zuid-Nederlandsche letterkundigen te nemen. Eigenaardig heeft hij zijn onderwerp behandeld; vooral getuigt het van een diep gevoel van het natuurschoon en met treffende waarheid zijn de tooneelen uit het boerenleven geschetst’. De tekst was niet ondertekend, maar de auteur ervan werd geïdentificeerd als Virginie Loveling door Paul Fredericq in zijn exemplaar van de krant (bewaard in de Gentse universiteitsbibliotheek). Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat de vroegst bewaarde brief van Cyriel Buysse aan zijn tante Virginie precies uit deze periode dateert (brief 1 is van 1 oktober 1885), ofschoon het niet onwaarschijnlijk is dat daarvóór al - tussen 1880 en 1885 - brieven werden gewisseld. De eerste brief bevat immers een reactie van neef Cyriel op Sophie, wat in overeenstemming is met de gewoonte van Virginie Loveling alleen die brieven te bewaren waarin haar werk ter sprake kwam en/of die zij relevant of interessant genoeg achtte om in een literaire nalatenschap te worden opgenomen. De omvangrijke collectie brieven en documenten die berust in de Gentse universiteitsbibliotheek omvat inderdaad slechts een selectie; we mogen aannemen dat brieven waarin alleen werd gehandeld over louter persoonlijke of familiale aangelegenheden werden vernietigd. Dit beeld wordt ook bevestigd in de bewaarde Buysse-brieven: na Sophie (br. 1, br. 2) komen hierin verder nog ter sprake: Een winter in het Zuiderland (br. 3), In onze Vlaamsche gewesten en ‘Pianospel’ (br. 4), De twistappel (br. 7, br. 8, br. 9), Erfelijk belast (br. 10), naast | |||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||
een decoratie (in 1900: br. 6) en de grootse hulde in 1912, bij welke gelegenheid Buysse een portret schreef voor het Nederlandse blad Op de Hoogte: ‘Ik schrijf over U en over Vlaanderen, waaruit gij uw kunst hebt geput’ (br. 12; zie ook br. 11, br. 13). Overigens is het ook duidelijk dat Virginie Loveling de literaire activiteiten van haar neef Cyriel met belangstelling op de voet bleef volgen. Uit br. 5 (28 november 1894) mag wel afgeleid worden dat Buysse, op zijn reis in Nederland, waarbij hij ‘een aantal personen uit de letterkundige wereld’ ontmoette, de naam van zijn tante als referentie of introductie kon ‘gebruiken’: Virginie Loveling was immers bij de Nederlandse uitgevers geen onbekende en publiceerde in verschillende Nederlandse literaire tijdschriften (zoals De Gids, Eigen Haard, Nederland, Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift: bladen waaraan ook neef Cyriel heeft meegewerkt). Nochtans schijnt Virginie Loveling zich zeer afzijdig te hebben gehouden wat het vrij bewogen privé-leven van haar neef betreft. In een brief van Rosa Rooses aan Cyriel Buysse lezen we bijvoorbeeld dat ‘men’ groot vertrouwen in Tante heeft, en: ‘zij heeft eens gezegd dat zij haar hoegenaamd met uwe zaken niet wilde bemoeien, doch dat gij haar lievelingskind (dat is haar woord) waart’Ga naar voetnoot(4). Overigens blijkt ook juist uit de brieven van Rosa Rooses dat tante Virginie zich in deze hele affaire op de vlakte heeft gehouden, hoewel het niet uitgesloten is dat ‘misschien zelfs Virginie Loveling’ Rosa heeft gewaarschuwd voor Cyriel en diens ‘nogal losse levenswandel’, zoals door de inleidster van deze brievenuitgave wordt gesuggereerdGa naar voetnoot(5). De wederzijdse literaire waardering van tante en neef was echter onverstoorbaar en nam zelfs de concrete vorm aan van samenwerking, namelijk in de roman Levensleer. Het boek, dat hier verder in de brieven nog ter sprake komt, werd uitgedeeld | |||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||
onder de deelnemers aan ‘de feesten’ ter ere van Virginie Loveling in 1912 (zie de aantekeningen bij br. 11, br. 12, br. 13). Virginie Loveling zelf schetste het ontstaan van de roman in een notitie voor M. Basse als volgtGa naar voetnoot(6): ‘Sedert meer dan dertig jaren schreef ik Belgisch-Fransche spreuken op. Ik stelde eens voor aan Cyriel daar een werk over te schrijven. Samen een plan ontworpen in het Posthotel, zonder aan iemand iets mede te deelen. De één zou deze, de ander gene kapittels schrijven. Na maanden was elk gereed. Gedurende eene week te Afsnee {...} brachten wij alles bijeen, verwerkten het geheel in elkaar en gaven het ter opname in Groot Nederland. Geen enkele daarin voorkomende Fransche uitdrukking is uitgevonden.’ Uit Buysses brieven aan zijn tante Virginie blijkt niet alleen een grote bewondering voor haar werk, maar ook een oprechte vriendschappelijke waardering voor haar persoon. Ook het artikel in Op de Hoogte, bedoeld als portret voor de Nederlandse lezers bij de naderende hulde op 28 april 1912 (zie br. 13) is onmiskenbaar een bijzonder warm stuk, waarin Buysse getuigenis aflegt van zijn liefde voor haar werk én voor het land en het volk die erin beschreven worden. Zijn genegenheid zou trouwens onverminderd blijven, zoals blijkt uit een getuigenis van zijn zus Alice de Keyser-Buysse, die zich herinnerde dat de ouder wordende Virginie Loveling als volgt werd ‘gehonoreerd’: ‘Bientôt ses jambes ne purent plus la soutenir et mon frère Cyriel fit construire une sorte de passerelle qui s'adaptait à nos voitures et au corridor de sa maison. Elle parvenait ainsi à se hisser dans une auto; nous faisions de belles promenades qui se terminaient sous les arbres séculaires de nos jardins où le thé et souvent le déjeuner étaient servis dans la voiture. Ces randonnées furent les derniers rayons de soleil sur sa route.’Ga naar voetnoot(7) |
|