Matroosen vreught
(1696)–Anoniem Matroosen vreught– Auteursrechtvrij
[pagina 78]
| |
Stemme: O Heylig Salig Bethlehem.
NU volght het groote Lijck in rouw,
Terwijl de staten de uytvaert houwen
En bezich sijn in’t hoogh gebouw,
Den Helt een Graf-stee op te bouwen,
Van marmer, Kooper of metael,
Om sijn verdiensten te doen brallen,
Die (als den grooten Admirael)
Op sijn triomfdagh is gevallen:
In ’t midden, doen den zegen klonck,
En blies triumf, in sijn slagh-order:
Daer schip, by schip, ten afgront sonck,
En brack door ’s vyants maght en order:
En temde soo dien Geryon,
Die op den vetten roof daer pasten,
Daer ’t solfer brakende Canon,
Dien helhondt in sijn hol verrasten,
En joeg sijn rekels op de vlucht,
Met al ’t gedrogh der schelmerye,
Hy volght de spooken op ’t gerucht,
En vrijdt de kust van die partye.
Men volgt dan nu het doorluchtig lijck,
Dat met Toscaense Lijk gesangen
Geleyt wiert doen het heerlijck
Wiert in haer Hooft-capel ontfangen;
Met zegenstacy, naer den eysch
En overvloet van lijck-cieraden;
Om Cosmus overoudt Paleys
Te cieren met sijn oorloghs daden.
O wackere Zee-heldt, wijt vermaert,
Ick volg u dood-baer na met tranen,
| |
[pagina 79]
| |
Die goet noch bloet en hefet gespaert:
O Fenix van ’s Lands onderdanen!
Die ’t recht van’t lieve Vaderlant
Beschermde, als u lauweren melden,
Ghy waert noch noodigh in de brandt,
Wy missen nu de braefste Helden,
Terwijl men dus de vryheit knelt:
Wat baert den oorlogh ons al jammers,
Wat lijdt den Staet met al geweldt,
O zegenrijcke Amsterdammers!
Die met u handen rijck van gout,
Soo brave Helden op kunt focken,
Die ghy den Oceaen betrouwt:
Ghy hebt dien Herk’les opgetrocken,
In ’t hooge school van Godt Neptuyn
Die hem de baeren leerde kruyssen
En over kop en over kruyn
Gedompelt, weder op quam bruyssen.
Wie nu voor d’eer en van ’t Vaderlant
Met sulcke Lauw’ren meent te pralen,
Die houdt soo voor zijn vyandt stant
En leeft en sterft gelijck van Galen.
|
|