Matroosen vreught
(1696)–Anoniem Matroosen vreught– Auteursrechtvrij
[pagina 52]
| |
Stemme: Wanneer het pluim-gevogelt, &c.
FRis op bedroefde harten,
Begeeft u in het veld,
Vergeet u druck en smarten,
Kom spoeyt u aan de Scheld’
t’ Antwerpen op de straten
Op het Kasteele pleyn,
Daer Hertogh Karels praten,
Tot troost van groot en kleyn.
Geen klem heeft ons te dwingen,
Waer wy vrolijck singen
En springen hier in ’t ronde
Om sijn gevangenis.
De wollef leydt gebonden
Nu ’t Schaep-hock open is.
Men hoeft sijn Neroos wesen
Noch dwangh, noch tieranny,
Noch schennis niet te vreesen,
Wy sijn nu veyl en vry.
Sijn hongerige Troepen
En komen nu niet weer
Ons vee en kooren snoepen,
En werpen ’t al ter neer:
Ons Wijven en dochters benden
Behoeven voor het schenden
Der Lotteringhsche jagers
In bos of hol te vlien,
Het hooft der Boere-plagers
Wort hier niet meer gesien.
Kom wilt nu hand aenhouwen
En danssen vlugh te been,
In dese groen’ Lands-douwen
Om ’t Marrick-graefschap heen,
| |
[pagina 53]
| |
Deur Burgerhout en Deuren
Of langhs de Vlaemsche dijck,
En zingen zonder treuren
In des beroemde wijck:
Leydt Karel nu gevangen
Die ons soo plagh te prangen,
Lof sy de groote Koningh
Van Spanjen, door wiens deugd
Onz’ Landen, Hof en wooningh,
Weer groeyt en bloeyt in vreugd.
Laet alle de Brabanders,
En’t gantsch Land van Waes,
Met Luycks, en Gulkerlanders
Tot aen den Rijn en Maes
Voort by malkander komen
Hier aen de schelde stroom,
En roepen sonder schromen
Vry met een losse toom:
Hier zit de Lotteringer, De straffe Landt bespringer,
Geslote inder muyten,
En smoort in sijn fenijn.
Wy juygen hier na buyten,
Soo krijght yder ’t zijn.
|
|