Matroosen vreught
(1696)–Anoniem Matroosen vreught– AuteursrechtvrijStemme: O Kers-nacht,
GEzegend mijn zege-zangen
Die hebben hartelijck verlangen
Om u doorluchtigh Helden-stuck
Met mijn veder af te malen,
Gemoedighde Soldaet van Galen,
Heel Neerlant vist in u geluck.
De Faem sal op haer snelle wagen
Uw roem de werelt om doen dragen,
By Ros, en Poolipheem, en moor,
Daer sal men met verwonderingen,
Uw lof met gouden vaersen singen,
Hoe schatert dit Europa door.
Soo heeft de tijdt, de tijdt verandert,
Nu onsen Leeuw der Britten standert,
In sijn gevreesde klaeuwen voer,
Tot op den zege-trap van Romen
Is uw, en ons geluck gekomen,
| |
[pagina 51]
| |
Zoo stierd’ uw vuyst het oorloghs roer.
Livornoos vest en steyle daken,
En Slot, en Borght en Toorens kraken,
Daer ’t over hoogh geberghte kriel,
Van opgeklommen burger scharen,
Noyt in een eeuw van hondert jaren
Haer oogh op sulck een zee-slagh viel.
De water-kandt, en pekel-stroomen
Vertoont de Tyber van oud Roomen,
Wel eer met vaertuyg overvloert:
Doe Mars sijne schensiecke handen
De Stadt tot asch en puyn deed branden,
Zoo had de lust het volck vervoert.
Men sagh de slappe zeylen swellen,
De Kielen tot elkander hellen.
Zoo raeckt men schut en handt gemeen,
Den afgront schrickt van ‘tsolfer-braken,
En mast, en stengh en spiegels kraken,
Al eer men ’t waent, soo springter een
Van Britlants uyt-gelesen kielen
De vlam vermenght de lucht met zielen,
En al de stroom met Lijcken deckt,
Het vinnigh scherp doorboort de boorden,
En dat de Leeuwe-klaeuw niet moorden
Is dat zee-vluchtigh t’zee vertreckt.
Zoo quam de Batavier aen-slepen
Met overwinningh van drie schepen,
Noch drie in d’andre eeuw gestiert,
Dat soo uw lof, u roem, uw zegen,
Daer Britter eer steets overwegen,
Dat gun u die den Krijghs-toom stiert.
Dat soo uw Godt u bracht bekragtigh
En maeck uw hier een gaef deelachtigh,
Dat soo een krans van groen lauwrier
Tot sege-pronck der Vaderlanden,
U haren heul, den Brit tot schanden,
Dat wenscht u dese Batavier.
|
|