De mars-drager, of nieuwe tover-lantaren
(1754)–Anoniem Mars-drager, of nieuwe tover-lantaren, De– AuteursrechtvrijWaar in vertoond word de nieuwste en aangenaamste gezangen, die hedendaags gezongen worden
Voys: Ha ha, zie zo.
IK Droomden op een tijd,
Dat ik geheel verblijd,
Ree op een drie gepoote Os
De Wereld om, wijl hy waar los,
Let wet, let wel,
Wijl ik noyt liegen zel.
O Bloed wat zag ik al,
Zo dra ik uyt de Stal
Sprong op mijn Beesjen als Quichot,
Gewapend als een Hotten-tot,
Let wel, let wel,
Wijl ik noyt liegen zel.
Ik ree eerst langs een Heg,
Tot ik kwam op een Weg,
Die liep regt na Batavia,
Ik kwam daar na met mijn Beesje dra,
Let wel, let wel,
Wijl ik noyt liegen zel.
'k Zag daar een heele Rey
Ezels, die schransten Brey,
Elk had een Lepel in de Poot,
Ik lagte my wel half dood,
Let wel, let wel,
Wijl ik niet liegen zel.
| |
[pagina 92]
| |
'k Ree weer een weynig voort,
Tot Spanjen in de Poort,
Daar zat een Beesje als een Klop,
Die spon van Paarde-hayr een Strop,
Let wel, let wel,
Wijl ik noyt liegen zel.
Wat verder zag ik weer,
Een Stier die menig keer,
Vloog als een Vogel door de Lugt,
Hy had twee Vleugels 't leek een klugt,
Let wel, let wel,
Wijl ik noyt liegen zel.
'k Ging spoedig daar van daan,
Wijl 't Beest niet stil wou staan,
Tot ik gezwind in Polen kwam,
En hoor wat ik daar vernam,
Let wel, let wel,
Wijl ik niet liegen zel.
Daar las een Hond d' Coerant,
En een die blafte brand,
Vermits die een Trompetter waar,
O ramp wat blies dat Hondje naar,
Let wel, let wel,
Wijl ik noyt liegen zel.
Voorts trok ik na Parijs,
Daar zat een Aap heel grijs,
Die vrat zijn Neus heel van zijn Bek,
'k Lijkt dat de Apen daar zijn gek,
Let wel, let wel,
Wijl ik noyt liegen zel.
'k Zag ook een Ojevaar,
Maar dat stond duyvels raar,
Die droeg een vol Oxhoofd met Wijn
En vloog daar mee waar hy wou zijn,
Let wel, let wel,
Wijl ik noyt liegen zel.
Mit viel mijn Osjen neer,
Ik dee my Duyvels zeer,
Waar door ik haastig wakker wier,
Het Droomen is dikmaals pleyzier,
Let wel, let wel,
Wijl ik noyt liegen zel.
|
|