De mars-drager, of nieuwe tover-lantaren
(1754)–Anoniem Mars-drager, of nieuwe tover-lantaren, De– AuteursrechtvrijWaar in vertoond word de nieuwste en aangenaamste gezangen, die hedendaags gezongen worden
Stem: Ik krijg al weer mijn oude grillen.
ZA Menschen Boeren kom met hoopen,
Hier is Zalf opregt en goed,
Tree maar by die nu wil koopen,
Want die groote Wond'ren doet,
| |
[pagina 90]
| |
Ik ben een Meester vol practijk,
Ook ben ik in Konst heel rijk,
'k Heb voor dezen,
Veel genezen,
Nergens is ook mijns gelijk.
'k Heb verkeerd by Hottentotten,
Daar mijn Konst eerst wierd ge-eerd;
Doen zogt ik de Labberlotten,
Daar haast elk voor werd verveerd,
'k Maakten voor mijn Konst bekend,
Met wierd 'er een groote Vent,
Op een Wagen,
Voort gedragen,
Die gekwetst waar in zijn Krent.
Hy waar door en door gestooken,
Ik zey hy is in 't gevaar,
Want zijn oogen zijn gebroken,
Dog 'k wil hem wat maaken klaar,
Mijn Medicijn was pas bereyd,
Of de Vent 't geen mijn nog spijt
Trok te Velden,
Als de Helden,
Want hy waar zijn leven kwijt.
Maar hoe mijn dat heeft gespeten,
Weeten de omstanders wel,
Van daar trok ik moetje weeten
Naar de Schuyten wonder snel,
Daar een henkers Vrouw-mens waar,
En haar Naam waar ligte Zaar,
Die door Ziekten,
Zo verbliekten
En zag als een Noot zo naar.
Zy zey puykje der Doctoren,
Wisje raad voor mijne kwaal,
'k Voelden eens haar Pols van vooren,
'k Zag haar pis door 't Opdinaal,
'k Zey je bent in grooten nood,
Want zy waar wel hallef dood;
Een Klisteertje, Sprak zy Heertje
Help mijn wis, en wier schaamrood.
Ik gink haar dan voort Klisteeren,
Maar ik had nog pas gedaan,
Of geen Ziekten kon haar deeren,
Maar waar fris en onbelaan,
Ook had ik in deze Stad,
Een Meyd die henkers Tandpijn had,
Wonder vaardig,
En heel aardig,
Hier geholpen wijlze zat.
Kom nu die gezond wil wezen,
Ik help u op staande voet,
Geen Doctoor in Konst geprezen
Die mijn zulks oyt na doet,
Ia 'k verbeur voort
| |
[pagina 91]
| |
Een Cruzaad Fijn Goud,
Zo ymand is in staat,
Mijn te leeren,
Na begeeren,
En mijn Konst doet die veel baat.
Koopt dan van mijn Zalf ô Vrinden,
't Is twee Stuyvers deze Dag,
Die van mijn koopt zal bevinden,
Dat men noyt geen Meester zag,
Die oyt beter Medicijn
Verkocht als ik, mijn Naam is Heyn,
'k Ben woonagtig,
Daar heel pragtig
Uythangt, in het wit Konijn.
En die mijn daar wil zoeken,
Die verzuymt in 't minst geen tijd,
Naast mijn deur bakt een Wijf Koeken,
'k Ben tot yders dienst bereyd
'k Ga, en die mijn spreeken wil,
In mijn Gevel staat een Bril,
En op Maandag,
Hou 'k mijn Staan-dag
Hier zo, ik ga wijl ik tril.
|
|