De mars-drager, of nieuwe tover-lantaren
(1754)–Anoniem Mars-drager, of nieuwe tover-lantaren, De– AuteursrechtvrijWaar in vertoond word de nieuwste en aangenaamste gezangen, die hedendaags gezongen worden
[pagina 79]
| |
Stem: Ik groet u schoon Silvia geprezen.
KOentje een snaak kwam by zijn Neeltje vryjen,
Ach schoonheyd sprak hy die 'k zo wel mag leyen:
Weet Koentje waarde Meyd,
Heeft zijn zinnen vast geleyd,
Op u ô waarde Neeltje
Vol bevalligheyd,
Waar door ik ben gewond,
Maak my dog weer gezond,
Met u purper Lipjes
En u Roder-mond.
Neeltje.
Wel Koen je bent een rare snaak in 't praten,
Maar weet dat ik de Trouw altijd zal haten,
Daarom ga dog van mijn,
Vermits ik blijf allijn
Bent gy gewond zoekt by
Een ander Medicijn,
Ik min de Vrye-staat,
Die het al te boven gaat,
En lag om een Minnaar
Zijn geyl en loze praat.
Koen.
Ach lieve Neel wil tog zo straf niet wezen,
Ik kies u voor mijn Bruydje uytgelezen,
Dus zal ik eer niet gaan,
Voor ik eerst heb verstaan,
Dat ik u Dienaar ben.
Waar voor gy mijn neemt aan,
Ach alderwaardste Maagt,
Die in u Voorhoofd, draagt,
Twee Keykertjes waar door
Gy mijn alleen behaagt.
Neeltje.
Hou Koentje wil mijn Schoonheyd zo niet roemen,
Koen.
Volmaaktste Beeld 'k mag u nog meerder noemen
Wijl u helder gezigt,
Gestaag schiet schigt op schigt,
En voor dat ligtzelf
De koelste Minnaar zwigt:
Ach Neel toond mijn ge-[na]
Eer ik door Min verga,
Gy kund mijn pijn genezen
met het Woordje Ia.
| |
[pagina 80]
| |
Neeltje.
Ach Koen zeg mijn wat zouden wy beginnen,
Wen wy getrouwt zijn wild u wel verzinnen,
De teyjen die zijn slegt,
Daarom bedenkt u regt,
't Is arremoe in 't end
Wanneer men in den Egt
Niet weet, ô waarde Koen,
Wat men voor de kost zal doen,
Al die Getrouwt wil zijn
Moet het kosje voen.
Koen.
Ach alderschoonste wil daar het minst voor zorgen;
Ik ben de grootste Turref-boer naast Iorgen;
Ia hier is tot Kul-staart,
Geen Boer die zo veel gaard,
Als ik ô waarde Neeltje,
Laat ons zijn gepaard,
Ik ga niet na de Stad
Of ik win veel Geld en Schat,
Laat ik u Man dan zijn
ô Cierzel van dit Pad.
Neeltje.
Welaan ik ben gereed met u te trouwen,
Wen gy mijn in alles kon onderhouwen.
Koen.
O Ia mijn lieve Neel,
Dat zweer ik by mijn keel,
Daar 's op trouw twee Knollen
Beyde zonder steel,
En nog een Wortel net,
ô Bloed wat is 't een pret,
Als van twee zoet' Liefjes
d' Vreugd werd in top gezet.
|
|