De mars-drager, of nieuwe tover-lantaren
(1754)–Anoniem Mars-drager, of nieuwe tover-lantaren, De– AuteursrechtvrijWaar in vertoond word de nieuwste en aangenaamste gezangen, die hedendaags gezongen worden
[pagina 76]
| |
Stem: Waarom verlaatje mijn.
Fobbert.
GOejen morgen Pleun;
Ach Harleveenze Meysje,
Goejen morgen Pleun;
Hier komt een Boere-Zeun,
Die graeg van u wou hooren.
Of gy ô waerde Meyd,
Wou zijn mijn uytverkooren
Wijl ge in mijn zinnen leyd.
Pleuntje.
Loop Fobbert met die praet;
Voor hondert-duyzent Nikkers;
Loop Fobbert met die praet,
By Heyntje of zijn maet,
Ik moet nog Turf trappen;
En gy moet baggeren Vrind,
Hou op met ydel klappen:
En zoekt een die u mind.
Fobbert.
O pronk van Harleveen,
En schoonste der Boerinnen,
O pronk van Harleveen,
Die ik bemin alleen,
Ey wild het trappen staeken,
En praet met mijn nog wat,
Want gy kend mijn vermaeken,
Ach lieve Kleuter-gat.
Pleuntje.
Nog eens ik heb geen tijd,
Bruy heen na Trijntje Krelis,
Nog eens ik heb geen tijd,
Wijl ik met groote vlijt,
Van daeg moet arrebeyen,
Voor Geld en goede loon,
't Is nu geen tijd van Vryen,
Dat zweer ik by de Goon.
Fobbert.
Schay uyt ô Krulle-bol,
En luystert na mijn reden,
Schay uyt ô Krulle-bol,
Veel zagter als
| |
[pagina 77]
| |
een Mol,
Mijn Oom is reeds gesturven,
Ik heb zijn Geld en Schat,
Zijn Schuuren en zijn Turven;
En alles wat hy had.
Dus kond gy worden rijk,
Zo gy mijn wild beminnen,
Dus kond gy worden rijk,
Nu mijn Oom is een Lijk,
Hy waer beget een Scheepen,
In 't Dorp van Harleveen,
De dood heeft hem begrepen,
Ik Erf zijn Goed alleen.
Pleuntje.
Ik sta gelijk verstomt,
Door 't geen gy komt vertellen,
Ik sta gelijk verstomt,
Door 't geene dat gy bromt,
Heeft die Man zo veel schyven,
Gewonnen in zijn tijd,
Die hy aen u laet blyven,
Wijl gy alleenig zijt.
Fobbert.
O ja aenvallig Beeld,
Ik wil u het eens noemen,
ô Ia aenvallig Beeld,
Indien 't u niet verveeld,
Voor eerst zag ik zijn Boeken,
Pleyzierig voor de Ieugt,
Die ik eens door gink zoeken
Wijl zy mijn baerde vreugt.
Historie van Orzon,
En Valentijn ook mede,
Historie van Orzon,
Hoord wat ik daer nog von,
De Ridder met zijn Zwaentje,
En ook van Ian de Plug,
En ook 't Boek van 't Haentje,
Dat ik las wonder vlug.
Daer na zag ik zijn Kas,
Verzien met hiel veel Linnen,
Daer na zag ik zijn Kas,
Daer by een Kante-das,
Daer Oom altijd mee prijkten,
Wen hy zat in den Raed,
En als hy Vonnis strijkten,
Van 't een of ander kwaed.
Een Broek van Carmozijn,
Bezet rondom met franje,
Een Broek van Carmozijn,
Zo zagt als fijn Zatijn,
En nog een Tabaks-doosje
Die nog leg vol Tabak:
Beziet hem eens mijn troosje,
Ik draeg hem in mijn zak.
| |
[pagina 78]
| |
Pleuntje.
't Is alles even fray,
ô Vriend je bent gelukkig
't Is alles even fray,
Dat gy erft van die Pay.
Fobbert.
Ik zal u nog meerder noemen,
Wat hy nog heeft bewaerd,
Voor my wel waerd te roemen,
Een Wagen met een Paerd.
Drie schuren met Turf:
Pleuntje.
Nou Fobbert wild niet jokken,
Fobbert.
Drie Schuuren vol met Turf,
Pleuntje.
Ik zeg hou toe je murf.
Fobbert.
O Lief dat 's niet met allen,
Ik heb beget nog meer,
Dat zweer ik zonder mallen,
By een rotte Zuyker-peer.
Ik von by Peetjes-goed,
Veel Flepjes en veel Kraegjes
Ik von by Peetjes-goed,
Al 't geen de lusten voet,
Magaye blauwe Rokken,
Neerstikken groot en kleyn,
Drie Bedden zonder jokken,
Die zonder Veeren zijn.
Dus geeft aen my 't Ia-woord,
Al 't Goed wil ik u schenken;
Dus geeft aan my 't Ia-woord,
Wijl gy mijn ziel bekoord,
Gy bent bevrijd van werken,
En werd rijk door de Trouw
Laet ik u gunst bemerken,
Gy word een rijke Vrouw.
Pleuntje.
Wel Fobbert ik wil ras,
Mijn in den Egt verbinden,
Wel Fobert ik wilm' ras
Verbinden op dit pas.
Fobbert.
Ontfangt dees Trouw beminde,
En ga na Harleveen,
Daar zal men ons verbinden,
Schay uyt met Turf-treen.
Besluyt.
Kom Boeren al den bruy,
Van Harleveen maek vreugde,
Kom Boeren al den bruy,
Toond datje niet bent luy,
Maer wil dit Paer vercieren,
En stroy het Bruylofts-bed,
Ia wil dees Bruyloft vieren
Za, de vreugt in top gezet.
|
|