De mars-drager, of nieuwe tover-lantaren
(1754)–Anoniem Mars-drager, of nieuwe tover-lantaren, De– AuteursrechtvrijWaar in vertoond word de nieuwste en aangenaamste gezangen, die hedendaags gezongen worden
Stem: Verlaatje mijn verheven Ziel.
DE Goude Tiran met zijn kruyn,
Die pronkten aan des Hemels-zalen,
Zo dat hy Bosch en Berg en Duyn,
Verligten met zijn Gulde stralen,
Dreef Kloris in de Wey
Zijn zagt gewolde Vee,
En was verheugt en bly,
Dreef Kloris in de Wey,
Zijn zagt gewolde Vee,
En waar heel wel te vree.
Met kwam zijn lieve Roosje aan:
Heel poezel wit en wel besneden,
Hy heeft haar in de Klaverblaan,
Om een Morge-kus gebeden,
En sprak mijn Roosje-lief,
Mijn lust mijn tweede Ziel:
Mijn zoete Herte-dief,
Hy sprak mijn Roose-lief,
Mijn Liefst' mijn tweede Ziel,
Die mijn alleen beviel.
| |
[pagina 68]
| |
Gy zijt mijn troost mijn toeverlaat,
Mijn Tortel-duyfje mijn uytverkooren,
'k Bid dat gy my dog niet versmaad:
Of uwe Kloris gaat verlooren,
Terwijl mijn Boezem brand:
Als Etnaas Berg ô Maagt,
Reykt mijn u lieve hand,
Terwijl mijn Boezem brand,
Als Etnaas-berg ô Maagt,
Gy zijt die mijn behaagt.
'k Weet Kloris dat gy mijn bemind,
En menigmaal hebt aangebeden,
Maar ik en ben nog niet gezind,
Om in den Egt te treden,
Ik Min de Vrye-staat,
En zuyv're reynigheyd
Die 't al te boven gaat,
Ik min de Vrye-staat,
En zuyv're reynigheyd,
De Trouw werd wel beschreyd.
Mijn Engel daar 's geen grooter vreugd
Dunkt mijn op 's Werelds-rond te vinden,
Als wel gepaard in eer en deugd,
Ach Roosje-lief mijn Wel-beminde,
Mijn Dido mijn Heleen,
Ia meer als Porcea,
Steld Kloris dog te vreen,
Mijn Dido mijn Heleen:
Ia meer als Porcea,
Gund Kloris dog gena.
En neemt dees Herders-staf op trouw,
In 't aanzien van de Huwelijks-Goden,
Ach Zielsvoogdes werd Kloris Vrouw,
Die u tot zuyv're Egt komt noden,
Ik zweer u by Iupijn,
En al zijn groote magt,
Ik zal u Dienaar zijn,
Ik zweer u by Iupijn,
En al zijn groote magt,
Dus staak mijn droeve klagt.
Neen Kloris het kan niet geschien,
Dus wil uwe Minne-driften tomen,
Ik kan u geen weer-liefde bien,
Hier mee dreef zy d' Schaapjes langs d' stroomen,
En wensten hem vaar wel,
Zo dat daar Kloris zat,
En bleef in droef gekwel,
Zy wensten hem vaar wel,
Zo dat daar Kloris zal
Door liefde af gemat.
Hy riep de Minne Godin aan,
En storten menigte van zugten,
Hy riep ik smelt hier in getraan,
| |
[pagina 69]
| |
Door dien mijn Minnares gaat vlugten,
Ik had mijn hoop gesteld,
Op haar bevalligheyd,
Ik voel mijn Ziel gekneld,
Ik had mijn hoop gesteld
Op haar bevalligheyd,
Maar 't is te laat beschreyd.
|
|