De mars-drager, of nieuwe tover-lantaren
(1754)–Anoniem Mars-drager, of nieuwe tover-lantaren, De– AuteursrechtvrijWaar in vertoond word de nieuwste en aangenaamste gezangen, die hedendaags gezongen worden
Voys: Broer Ariaen.
DOgters van Holland,
Het is voor my geen schand,
Dat ik ben gaan vaaren,
Al na 't Oost-Indiens Land,
Maar denkt, wie dat gy zijt,
Hoe dat gy daar u tijd,
In 't bloeyen van u Iaaren,
In elend verslijt.
Drie Maanden klaar,
Krijgt gy in 't Iaar,
En hy moet nog staan,
Gelijk een Bedelaar,
En krijgje dan rantzoen,
't Is drie-maal 's Weeks te doen,
Het geeft een schrale Tafel,
Als men heeft geen poen.
De Water-pot,
Is hier het beste lot,
En daar mee te kot,
Als Varkens in een schot
En spreek ik dan een woord,
De Stuurman werd verstoord,
En dan mort en knort hy,
Of hey word vermoord.
Vrienden hoord aan,
Wil ik eens drinke gaan:
Zomtijds een Soopje,
't En mag 'er niet op staan,
Of een Flesje zuur Bier:
't Is al te slegte zwier,
Voor ymand die gewend is,
t' Drinken Wijn en Bier.
| |
[pagina 21]
| |
Drink ik my eens zat, Dan moet ik aanstonds rad,
Mijn laten op sluyten,
Al in 't Galjoen zeer nat,
En 's Morgens aanhoord,
Dan moet ik onverstoord,
By de Stuurman komen:
Daar ik word verhoord.
Is het dan verbrast,
Zo word mijn toe-gepast,
Vijf Zes-honderd slagen,
Op mijn Broek voor de Mast,
Maar is hy mijn verpligt,
Door Vriendschap op opzigt,
Krijg ik mijn Huyd vol slagen,
Of een loezig digt.
Rijst dat is ons Brood,
In onze honger groot,
Heeft men dan een droog Visje,
Dan heeft me nog geen nood,
Een dronk Water daar by,
Dan zijn wy uyt de ly,
Maar zomtijds maar agt Musjes
In een Et-maal vry.
Wie zou niet zijn,
Willen in plaats van mijn,
Te werken alle daag
En by Nagten certijn,
Want in dees hette zwaar,
Zomtijds in 't Ruym voorwaar
'k Wou liever dat Oost-Indie,
Voor den Duyvel waar.
Eylaas ik beklaag,
Mijn Ieugd alle daag,
Ik zal men nog dood treuren,
Hier in Oost-Indie staag,
Maar kom ik eens faljant,
Gezond weer in Holland,
Ik zal wel zeggen Indie,
Ik verfoey jou stand.
|
|