De mars-drager, of nieuwe tover-lantaren
(1754)–Anoniem Mars-drager, of nieuwe tover-lantaren, De– AuteursrechtvrijWaar in vertoond word de nieuwste en aangenaamste gezangen, die hedendaags gezongen worden
[pagina 17]
| |
Stem: Daar was een Meysje Jonk van Jaaren.
WEl Mietje-lief mijn Uytverkooren,
Hoe ist? Hebt gy mijn d' dood gezwooren,
Dat gy mijn zo droevig plaagt;
Ey laat mijn dog zo niet lang loopen,
Of ik zou 't met de dood bekoopen,
Ach Mietje-lief mijn zoete Maagt.
Wel Iantje-kind dat zijn geen reden,
Woud gy dat ik mijn zou besteden,
Zo aanstonds met jou in den Egt;
Ik kan zo gau niet rezolveren,
Gy zou nog wat by mijn verkeeren,
Haastig wil niet mijn zoete Knegt.
Dan moet ik aanstonds na de Snyer,
Helpt mijn of mijn Broek moet weyer
Gemaakt, dat is een staale Wet:
Maar laat het jou daar na niet rouwen,
Gy kost in 't kort jou Hoofd wel klouwen,
Kom gaan wy maar gerust na Bed.
Wie hoorden oyt van zulke grillen,
Zoud gy mijn zo verzukkelen willen;
Aan die kant zo koud als Ys:
Legt my niet aan het Hooft te lellen,
Met zulke zotte bagatellen,
Dat te doen ben ik veel te wijs.
Laat het ons voor een Iaar proberen,
Lukt het niet zo kan yder keeren,
| |
[pagina 18]
| |
Te zeggen daar hy komt van daan:
Dan bent gy weer dat ouwe Loertje,
Dan dros ik als voor heen na Moertje,
En gy kund na jou Peetje gaan.
Zo is hy goed, wat raare nukken?
Neen Nye-boer dat zou niet lukken,
Woud gy zeper voor een Iaar,
Met mijn malle Iongen, 't aanlappen,
Neen Vriend, zo lust mijn niet te tappen,
Dat 's schurfde en verrotte Waar.
Wy kunnen 't zo makkelijk klaaren,
Krijgt gy een Meyd ik zal alle Iaaren,
Iou geven twee-pond-groot aan Geld;
En is 't een Zoontje ik zal hem houwen,
Lapt 't maar aan, laat ons maar Trouwen,
Mijn zin is dog op jou gesteld.
Wie hoord van zulke raare loopjes,
Drinkt voor dat Geld liever haar Soopjes,
Mietje-lief dat doen ik terstond;
Gy kund jou Blauwe-scheen verbinden,
Ik kan op 't Vullis-vat wel vinden,
Zo een verzopen Vage-bond.
|
|