De mars-drager, of nieuwe tover-lantaren
(1754)–Anoniem Mars-drager, of nieuwe tover-lantaren, De– AuteursrechtvrijWaar in vertoond word de nieuwste en aangenaamste gezangen, die hedendaags gezongen worden
Stem: Al zoje wil Jacomyntje.
KOmt hier gy Ionge Meysjes,
En luystert na dit Lied;
Ik zal 't u gaan zingen,
En eens voort bringen,
Komt hier gy Ionge Meysjes,
En hoord dog eens dit Lied.
Daar was een aardig Meysjen;
Smorgens vroeg op gestaan:
Twee uurtjes voor d' dagen,
Met zal 't uw gewagen:
| |
[pagina 11]
| |
Daar was een aardig Meysjen,
Uyt Melken zou zy gaan.
Doen zy kwam inne de Weyde,
Vond zy een Ionkman staan;
Hy sprak mijn lieve Trijntje,
Dat is een moy lijntje,
Hoe komt gy in de Weyde,
Alhier zo vroeg gegaan.
Zy zey mijn zoete lieve Iantjen,
Uyt Melken zo wil ik gaan,
Agter door het Laantjen,
Laantje, Laantje, Laantjen,
Zy zey mijn zoete lieve Iantjen:
Mijn Koetjes wil 'k Melken gaan.
Hy kreeg haar by haar Handjes,
En zy spanceerde door de Laan,
Hy sprak mijn lieve Trijntje,
Dat komt al van 't Wijntje,
Laat ikje nu faljantjes,
Eens zoenen op de Laan
Al zo gy wild mijn lieve Iantjen,
En al zo je wild zo wil ik mee,
Doen kreeg hy Trijntje onder
Dat gaf mijn geen wonder:
En al zo je wild mijn lieve Iantjen,
En al zo je wild zo wil ik mee.
Dat ging daar doe aan 't zoenen,
Aan 't kantje van de Sloot,
Hy gaf Trijntje een stootje,
Zy voelden 't in haar gootje:
Dat ging daar doe aan 't zoenen,
Aan 't kantje van de Sloot.
Doen hy de spelletjes klaare:
Met 't moy Meysje had gedaan,
Doen sprak hy mijn lieve Trijntje,
Dat komt nu van 't Wijntje,
| |
[pagina 12]
| |
Gy kunt nu wel voorwaare,
Weer na jou Koetjens gaan.
Zy zeg mijn zoete lieve Iantje,
't Avond zo kom eens weer aan
De Brandewijn met Suyker,
Drinken als een duyker,
Zy zey mijn zoete lieve Iantje,
't Avond zo kom eens weer aan.
Al zoje wild mijn lieve Trijntje
En al zoje wild zo wil ik mee,
Praatje van een Peintje:
Ik praat van 't Wijntje,
En al zoje wild mijn lieve Trijntje:
En al zoje wild zo wil ik mee.
's Avonds kwam ons Iantje,
Stappen heel laat daar aan,
De Brandewijn stond klaare,
Met Suyker door voorwaare,
En al zoje wild mijn lieve Iantje,
Stappen heel laat daar aan.
Doen gingen zy in de Keuken,
En bakte Iantje daer een Struyf;
Van Eyertjes met Spekje,
En dat al voor zijn bekje:
Doe gingen zy in de Keuken,
En baktje Iantje daar een Struyf.
Hy sprak mijn lieve Trijntjen:
Ga met mijn op 't Ledikant;
Dan wil ik jou eens kussen;
Mijn brand moet 'k eens blussen,
En al zoje wild mijn lieve Iantjen,
En al zoje wild zo is het kant.
Hy kreeg zijn Trijntjen onder,
En al op het Ledikant;
Ik zal jou met een zwindje,
Maaken fluks een Kindje:
| |
[pagina 13]
| |
Hy kreeg zijn Trijntje onder
En al op het Ledikant.
Zie Meysjes nu voorwaare,
De Eyertjes hebben kragt,
Mog drie-maal op een Plankjen,
En Iantjen gaat jou gankjen:
Zie Meysjes nu voorwaare,
De Eyertjens hebben kragt.
Nu maak ik jou een Iantje,
Mijn Trijntjen lief hoord aan,
Praatje van een Knegjen
Ik praat van een Bregjen:
En al zoje wild mijn lieve Iantje,
Wil jou gang dan zo maar gaan.
|
|