De mars-drager, of nieuwe tover-lantaren
(1754)–Anoniem Mars-drager, of nieuwe tover-lantaren, De– AuteursrechtvrijWaar in vertoond word de nieuwste en aangenaamste gezangen, die hedendaags gezongen worden
Voys: Dieo mijn snelle Winden.t GEzelschap van jonge Iuffers,
Daar ik 'er onlangs nu zat:
Wijl d' oude en koude Susters,
Na Bed zijn en uyt de Stad:
Doorsnuffelt men Winkel en hoeken,
Op dat men het wel monteerd,
Men ging het Boeltje door zoeken,
Al wat 'er was en mankeerd,
Za lustig, za lustig, za, za.
Van d' Tafel af wy beginnen,
Daar eerst een Theetje was;
't Is beter als Nayen en Spinnen,
De Meysjes Klaver-jas:
Dat was 'er dat twee confoortje,
De Ionkmans onbeschroomt,
In Beste-vaars pruttel-poortje,
Een Pijpje wie had 't gedroomt,
Za lustig, za lustig, za, za.
| |
[pagina 9]
| |
Vijf-honderd Inlandz' Handsjovis,
Zag men der ter Tafel gaan:
Men riep dat Kosje is Soutjes:
Daar zal een Glaasje op staan,
Een Schotel met dertien Koeken,
Agt Roemertjes en een Bier-glas;
Zervetten en Tafel-doeken,
Die waaren juyst in de Was,
Za lustig, za lustig, za, za.
Een Doosje met schoon' Prumellen,
Een-en-vijftig Noten mee:
De Mangelen niet om te tellen,
We verwachten Rozijnen uyt Zee;
Een dertig Sopper-de-groentjes,
Vijf regelen Witte-brood,
Sta vast op Muyltjes en Schoentjes,
Daar blijft 'er wis een van dood:
Za lustig, za lustig, za, za.
Twee Botertjes, dertien Beschuyten,
Het mogt 'er geen Wormer zijn,
Men begon eens zagjes te fluyten:
Dat was 'er te zeggen brengt Wijn;
Ik zag 'er vijf Bottels, twee Staartjes,
En weetje niet hoe ik het meen,
Ik dagt by zullie Zaartjes,
En ziet men noyt eenig geween;
Za lustig, za lustig, za, za.
Eene Vadoek al met een naatje,
Een Aibezempje met een scheur,
Een Bierkan met een gaatje
Daar lekten het zomtijds eens deur,
Een Doof-pot met een Doove-kolen,
Zeer tamelijk voorzien,
Al wat 'er nog is verholen;
Dat zeg ik u wel allien;
Za lustig, za lustig, za, za.
| |
[pagina 10]
| |
De Soldaten gaan op marode,
't Is troosje mijn lieve Broer,
Dat was 'er genoeg geboden,
Terwijle wy op de vloer,
Ons Tafel en leger-stee maaken,
Gelijk een moedig Soldaat,
Om aan zijn kost te raken,
Zo hy der geen moeyte en spaard;
Za lustig, za lustig, za, za.
Als dese Magolze Maaltijd,
Een eynde genomen had;
Indienje nog niet verzaad zijt,
Zo zingt en springt 'er u zat,
Want ziet ik had het vergeeten,
Wy kregen op 't lest nog Wijn,
Wij zouden daar niet van zweeten,
Nog dronken nog vol van zijn,
Za lustig, za lustig, za, za.
|
|