Mariken van Nieumeghen
(1996)–Anoniem Mariken van Nieumeghen– Auteursrechtelijk beschermdXIII Hoe Emmeken ende haer oom na Rome reisden ende hoe Emmeken haer biechte teghen den paus.houtsnede 8
[F 3r] Na desen zijn Emmeken ende haer oom vanden bisschop ghescheiden ende uut Colen ghegaen na Rome, daer si nae veel reysens met grooten arbeide quamen. Ende Emmeken heeft haer biechte ghesproken teghen den paus, met weenenden ooghen seggende:Ga naar voetnootProza XIII O stadthouder van Gode,
Ja God op deerde, somen ons ghewaecht,Ga naar voetnoot1021
Gheen sondigher dan mi deerde en draecht,
Eewich ghesloten, duchtic, uutter hemelscher balie.Ga naar voetnoot1023
Die paus
Waer om dat, kint?
| |
[pagina 134]
| |
8
| |
[pagina 135]
| |
Emmeken
Ic ben sduvels amie,Ga naar voetnoot1024
1025[regelnummer]
Ende gheweest hebbe bat dan seven iaren,Ga naar voetnoot1025
Met hem gewandelt, ghegaen, ghevaren,Ga naar voetnoot1026
Daert ons beliefde, zijt dit bedrijf vroet,Ga naar voetnoot1027
Met hem ghedaen so man ende wijf doet.
Maghic mi dan niet wel ontstellen?
Die paus
1030[regelnummer]
Watdinge kint, met den viant vander hellen?Ga naar voetnoot1030
Emmeken
Ja, vader lofsaem.
Die paus
Ende wistet ghi wel, als hi bi u quam,
Dat die viant was?
Emmeken
Och ia ick, dat doet mi claghen.
| |
[pagina 136]
| |
[F 3v] Emmeken
Vadre, die goede daghen,Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
Tgrote ghelt ende tgrote goetGa naar voetnoot1035
Dat hi mi dede hebben, zijt des wel vroet,Ga naar voetnoot1036
Dat deet mi doen, al doet mi nu vereysen.
Ic en conde ghedincken noch ghepeysen,
Hi en deet mi hebben te mijnen behoeve.Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
Ende noch dat alder meeste daer ic mi om bedroeve,
Ende dat mi int herte den meesten toren gheeft,Ga naar voetnoot1041
Dats dat so menich mensche dlijf verloren heeftGa naar voetnoot1042
Ter plaetsen daer wi hebben verkeert.
Over die twe hondert, vadre gheeert,
1045[regelnummer]
Sijnder om minen wille vermoort ende doot bleven,
Als voer ende naer.
Die paus
Hulpe, Godheyt verheven!Ga naar voetnoot1046
Doer sulcke stucken moechdi wel leven onhuegelic.Ga naar voetnoot1047
Emmeken
O vader, soect mi raet, eest moghelijc,
Ende stelt mi penitencie, eer wi verporren.Ga naar voetnoot1049
1050[regelnummer]
Mi en ruect hoe stranghe si es.
| |
[pagina 137]
| |
Die paus
Ick en sal nau dorrenGa naar voetnoot1050
So diep tasten in di(e) ontfermherticheit ons Heeren.Ga naar voetnoot1051
Wat? Soudi biden viant verkeeren?
Sulcken sonden en quam mi noyt voren in biechten
Ende dan noch voort doer dijn bedriechtenGa naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
So menighen dlijf verliesen!
Ic en weet wat penitencie kiesen
Stranghe ghenoech teghen sulcken wercken sondelijc.
[F 4r] Bi den viant te sine, tes te hondelijc!Ga naar voetnoot1058
O Godheyt (on)grondelijc vol ghenaden,Ga naar voetnoot1059-1064
1060[regelnummer]
Wilt mi doch in dit stuc beraden,Ga naar voetnoot1060
Ic ben puer beladen in minen sin.Ga naar voetnoot1061
O rechter inder rechtveerdicheit, sent mi doch in
V inspiracie uut uwer hoochster glorie.
Hola, mi compt daer in mijn memorie...Ga naar voetnoot1064
1065[regelnummer]
Mi waer leet, waerdi verdoemt.
Roept den priester die met u comt,
Dan suldi u penitencie hooren.
Emmeken
Waer sidi, heer oom?
| |
[pagina 138]
| |
Die oom
Ic stae hier voren,Ga naar voetnoot1068
Vol drucx, vol ancxten, tot dat ic weet
1070[regelnummer]
Hoe dat vergaen sal.
Die paus
Nu hoort naer dbescheet.Ga naar voetnoot1070
Mi waer leet ende twaer ooc wel om deeren,Ga naar voetnoot1071
Dat yemant verloren ware, constment ontberen,Ga naar voetnoot1072
Ende God en soudts oock niet gheerne ghehinghen.Ga naar voetnoot1073
Siet, daer sijn drie yseren ringhen.Ga naar voetnoot1074-1081
1075[regelnummer]
Den meesten suldi haer sluiten aenden hals,Ga naar voetnoot1075
Dander, sonder veel ghescals,Ga naar voetnoot1076
Sluyt die aen haer armen wel vast ende stranghe,Ga naar voetnoot1077
Ende die ringhen moet si draghen also langhe
Tot datse versleten sijn of datse van selfs af vallen.
1080[regelnummer]
Dan werden haer sonden vergheven met dallen.Ga naar voetnoot1080
Niet eer en salsi los ende quijt sijn.Ga naar voetnoot1081
[F 4v] Die oom
Dat sal, duchtic, noch eenen langhen tijt zijn,
Eer si van selfs sullen sitten of,Ga naar voetnoot1083
Want si sijn so ruide, swaer ende grof,Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
In hondert iaren en souden si so vele niet sliten
Als tvierendeel vander dicten.
| |
[pagina 139]
| |
Die paus
Si mach haer so quiten,Ga naar voetnoot1086
In hertelike penitencie volstaende,Ga naar voetnoot1087
Dat si van selfs wel selen sijn afgaende
Vanden armen ende vanden halse.
1090[regelnummer]
Maer doetser vast aensluyten.
Die oom
Wel vadre, ick salse
So vast daer aen doen sluiten ende so sterck,
Dat si nemmermeer en ontgaen ten waer Gods werck.Ga naar voetnoot1092
O priester ende clerck boven alle staten,Ga naar voetnoot1093
Bi uwer ghenaden willen wi u latenGa naar voetnoot1094
1095[regelnummer]
Ende reysen weder onser straten
Tonsen lande neder(e)Ga naar voetnoot1095
Van daer wi quamen.
Die paus
Die hoochste bevredereGa naar voetnoot1096
Die wille dijn liden maken so lancx so sochtere.Ga naar voetnoot1097
Emmeken
Adieu, heilighe vader.
| |
[pagina 140]
| |
Die paus
Gaet in Gods hoeden, dochtere,
Ende blijft volstandich in u penitencie,Ga naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
Want hier boven in die hoochste excelencieGa naar voetnoot1100
[F 5r] Es volstandighe penitencie seer ghepresen.
Boven alle dinghen daer wi af lesen
Mach penitencie veel griefs ghenesen.
Aldus heeft Emmeken haer penitencie ontfaen vanden paus, ende haer oom dede die ringhen ter stont so vaste aen haren hals ende aen haer ermen maecken datse haer leefdaghe niet af en mochten, ten ware bi ghehinghenisse ende mirakele van Onsen Lieven Here.Ga naar voetnootProza |
|