Mariken van Nieumeghen
(1996)–Anoniem Mariken van Nieumeghen– Auteursrechtelijk beschermdhoutsnede 4 | |
[pagina 86]
| |
ghelaten, hem leedende in die stadt van Shertoghen bossche, daer hi seer feestelijc ontfanghen was vanden heeren vander selver stadt. Dwelcke dese Marikens moeye horende, wert daer om so toornich in haer fenijnich herdt, dat si naelicx gheborsten hadde van quaetheden, seggende:Ga naar voetnootProza VI
[C 3r] Hulpe, leveren, longeren ende milten,Ga naar voetnoot403-416Ga naar voetnoot403-4
Tanden, hoofden, wat ic al leets ghewinne!Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Den spijt sal mi doen bersten of smilten,Ga naar voetnoot405
Want ic swelle van quaetheyt als een spinne.
Verwoet, dul werdt ic ende buyten sinneGa naar voetnoot407
Doer die nieumere die ic daer hebbe verstaen.Ga naar voetnoot408
Doude dief die te Grave opt slot lach in die rinne,Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
Die is verlost ende laten gaen.
Och, nu es alle mijnen troost ghedaen,Ga naar voetnoot411
Want ons ionghe hertoghe, bi wien ic blive,Ga naar voetnoot412
Sal nu, ducht ick, zijn hant opt bloote slaen.Ga naar voetnoot413
Ick bender so inne beroert, dat ic mi saenGa naar voetnoot414
415[regelnummer]
Overgheven soude, met siele, met live,
Ende roepen alle duvels te mijnen verstive.Ga naar voetnoot416
| |
[pagina 87]
| |
Die duvel
Ha ha, van dien bedrive
Soudic profijt hebben!Ga naar voetnoot417Ga naar voetnoot417-8
Die siele es mijn, mach ic den tijt hebben
Van een half ure ontrent haer te sine.Ga naar voetnoot419
Emmekens moeye
420[regelnummer]
Eest oock niet spijtich?
Die duvel
Jaet ende grote pijneGa naar voetnoot420
Voer den gene die den iongen hertoge hout zijn.Ga naar voetnoot421
Emmekens moeye
Om waer segghen, wie sout zijnGa naar voetnoot422Ga naar voetnoot422-3
Hi en soude ghenoechte in sulcken gheselle maken?Ga naar voetnoot423
Al soude icker eewelijc om in die helle blaken,
425[regelnummer]
So sal ick mi selven die kele afsteken uut spijte,Ga naar voetnoot425
So werdic van deser ongenoechten quijte.Ga naar voetnoot426
[C 3v] Och, adieu, orlof ionghelinck ghepresen,Ga naar voetnoot427
Moechdi hier na noch hertoghe wesen!
Ic en achts niet dat ic mi dleven corte.Ga naar voetnoot429
| |
[pagina 88]
| |
430[regelnummer]
Daer met steeck ic dien opsteker in mijn storte,Ga naar voetnoot430
Met dien horte
Dat ick mi verniele.Ga naar voetnoot431
Paertiscap verdoempt menighe siele.Ga naar voetnoot432
Die duvel
Ten helschen ghecriele
In een eewich verseerenGa naar voetnoot433-440Ga naar voetnoot433
Wil ic die siele onder Luycifer broen!Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Wat dwasen menschen, dat si om princen oft heeren,
Oft uut partiscap hem selven verdoen!Ga naar voetnoot436
Al onse, al onse, die in dit opinioen
Hem selven houden so versteent!Ga naar voetnoot438
Partie ende nidicheyt baet der hellen menich millioenGa naar voetnoot439
440[regelnummer]
Van zielen, eert iaer lijt, wie dat beweent.Ga naar voetnoot440
|
|