Mariken van Nieumeghen
(1996)–Anoniem Mariken van Nieumeghen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
3
| |
[pagina 67]
| |
[A 6v] houtsnede 3 | |
IVDie viant die altijt zijn stricken ende netten spreit, haeckende nae die verdoemenis der sielen, dese woorden hoorende, seyde tot hem selven aldus:Ga naar voetnootProza IV Dat woert werdt mi die siele weerdich!Ga naar voetnoot157
Ick hebbe mi selven toeghemaect rechtveerdichGa naar voetnoot158Ga naar voetnoot158-9
Al waer ick een mensche ende al bi Gods ghedooghe.Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Tes al te passe, sonder mijn een oghe,Ga naar voetnoot160Ga naar voetnoot160-161
Die is of si mi uut waer ghesworen.
Wi gheesten en hebben dye macht niet, dats verloren,Ga naar voetnoot162
Ons te volmakene doer gheen bespreck.Ga naar voetnoot163
Altoos es aen ons eenich ghebreck,
165[regelnummer]
Tsi aen thoot, aen handen oft aen voeten.Ga naar voetnoot165
[B 1r] Nu willick mijn voiseken wat gaen versoetenGa naar voetnoot166
Ende spreken so welvallende ende met beschedeGa naar voetnoot167
Dat ick mijnen boel niet en verleede;Ga naar voetnoot168
Ten eersten salmen die vrouwen soetelijc overgaen.Ga naar voetnoot169
| |
[pagina 68]
| |
170[regelnummer]
Schoon kint, hoe sitti dus belaen?Ga naar voetnoot170
Heeft u yemant mesdaen
Sonder redene ofte recht?
Dat sal ick wreken als een goet knecht.Ga naar voetnoot172
Ghi dunct mi slecht
Ende daer omme scick ickGa naar voetnoot173
Hier tuwen trooste.
Mariken
Hulp God, hoe verscrick ick!
175[regelnummer]
Wat mijns, ick en weet van mi selven nauwelijck,Ga naar voetnoot175
Met dat ick dien mensche ben aensch(o)uwelijck,
Hulpe, hoe flauwelijck vervalt mi therte!Ga naar voetnoot177
Die duvel
Schoon kint, en vreest grief noch smerte,Ga naar voetnoot178
Ick en sal u hindere, grief noch quaet doen,
180[regelnummer]
Maer ick ghelove u, wildi na mijnen raet doenGa naar voetnoot180
Ende met mi gaen, wilt dit onthouden nauwe,Ga naar voetnoot181
Ick make u eer lanc der vrouwen vrauwe.
. . . . . . . .Ga naar voetnoot183
Mariken
Vrient, ick sitte nu rechs also ghesint,Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
So beroert ende soo ontstelt van engienenGa naar voetnoot185
| |
[pagina 69]
| |
Doer die schimpighe woerden die ic sonder verdienenGa naar voetnoot186-189
Heb moeten lijden: hoere, schueke ende teve,Ga naar voetnoot187
Dies ic mi alsoe lief den viant overgheveGa naar voetnoot188
Als Gode, want ick sitte half sonder sin.
[B 1v] Die duvel
190[regelnummer]
Bi Lucifer, tes noch al ghewin!Ga naar voetnoot190-195
Si heeft de beroerte te deghe op ghesopen;Ga naar voetnoot191
Si sit noch even versteent in wanhopen.Ga naar voetnoot192
Nu soudic hopen, te min so claech ic nu,Ga naar voetnoot193
Dat ic niet missen en sal. Scoon kint, noch vraech ick u,Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Oft ghi met mi versamen wilt in ionsten?Ga naar voetnoot195
Mariken
Wie sidi, vrient?
Die duvel
Een meester vol consten,Ga naar voetnoot196
Nieuwers af falende wes ic besta.Ga naar voetnoot197
Mariken
Tcomt mi alleleens met wien dat ick ga,Ga naar voetnoot198
Also lief gae ic metten quaetsten als metten besten.Ga naar voetnoot199
| |
[pagina 70]
| |
Die duvel
200[regelnummer]
Wildi u liefde te mi werts vesten,Ga naar voetnoot200
Ick sal u consten leeren sonder ghelijcke,
Die seven vrie consten: rethorijcke, musijcke,Ga naar voetnoot202
Logica, gramatica ende geometrie,
Aristmatica ende alkenie,
205[regelnummer]
Dwelc al consten sijn seer curable.Ga naar voetnoot205
Noyt vrouwe en leefde op eerde so ableGa naar voetnoot206
Als ic u maken sal.
Die duvel
Wat leyt u daer an?Ga naar voetnoot208
Wie ick ben en soudi met rechte vraghen niet.Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
[B 2r] Ick en ben die beste van mijnen maghen niet,Ga naar voetnoot210
Maer u dat ic nemmermeer niet dan ionste en toge.Ga naar voetnoot211
Mariken
Hoe heeti, vrient?
| |
[pagina 71]
| |
Die duvel
Moenen metter eender ooghe,Ga naar voetnoot212
Die wel bekent es met veel goede ghesellen.Ga naar voetnoot213
Mariken
Ghi sijt die viant vander hellen.
Die duvel
215[regelnummer]
Wie ick ben, ic ben emmer gheionstich tot u.Ga naar voetnoot215
Mariken
Ick en hebbe oeck van u ancxt, vrese noch gru;Ga naar voetnoot216
Al quame Luycefer selve uuter helscher ghewelt,Ga naar voetnoot217
Ick en souder niet af vervaert sijn, so ben ic gestelt;
Ick ben onghequelt van allen anxten.Ga naar voetnoot219
Die duvel
220[regelnummer]
Ja, scoen kint, dits tcorste ende dlancxte:Ga naar voetnoot220
Wildi met my gaen ende mijnen raet doen sonder veysen,Ga naar voetnoot221
Al dat ghi dincken moecht oft peysenGa naar voetnoot222-223
Sal ick u leeren, soe ick u eerst vertelde.
Van goede, van iuwelen noch van ghelde
225[regelnummer]
En suldi ooc nemmermeer hebben ghebrec.
| |
[pagina 72]
| |
Mariken
Tes wel gheseyt, maer nae deerste bespreck,Ga naar voetnoot226
Eer ghi met mi sult versamen in ionsten,
Suldi mi leeren die seven vrie consten,
Want in alle dinghen te leeren verfray ick.Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Ghi sullet mi al leeren, suldi?
Mariken
Nigremansie, dats een const die ghenoechelijck es.Ga naar voetnoot232
Mijn oom es daer af fraey ende cloeck.Ga naar voetnoot233
Hy maect wonder somtijts; hi heefter af eenen boeck,Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Ick wane hi hem in node noyt en faelde.Ga naar voetnoot235
Hi soude door die ooghe van eender naelde
Den viant wel doen cruypen teghen sinen danck.Ga naar voetnoot236-7Ga naar voetnoot237
Die conste moetti mi oock leeren.
| |
[pagina 73]
| |
Die duvel
O aenschijn blanck,
Al wes ick can, u selven verf(r)oyt,Ga naar voetnoot239-241Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
Es al om u, maer ick en leerde noytGa naar voetnoot240
Niegermansie daer veele aencleeft,Ga naar voetnoot241
Tes een conste die veel moyten heeftGa naar voetnoot242
Ende daer oock vele sorghen inne steeck(t).
Als ghi nigermansie begint ende u ontbreeckt
245[regelnummer]
Een woort oft een letter, schoon rode mondt,
Ende ghi den gheest die ghi roept ter stont
Niet en cont bevelen of te passe spreken,Ga naar voetnoot247
Hi soude u ter stont den necke breken.
Dus leiter groot grief inne, scoon edel blomme.Ga naar voetnoot249
Mariken
250[regelnummer]
Eest so, soe en gheef icker dan niet omme.
Ick en wil niet leeren daer ic bi sou moghen sneven.Ga naar voetnoot251
Die duvel
Ha, ha, dat heb ic haer ontgheven.Ga naar voetnoot252
Wat sou si nighermancie begheeren te leerne
[B 3r] Cost si nighermancie, twaer om te verseerneGa naar voetnoot254-261
255[regelnummer]
Ende tot haren accoort te keerne
| |
[pagina 74]
| |
Die gheheel helle ende te brenghen in laste,Ga naar voetnoot255
Ende tware om mi te bedwinghen alst haer paste
Oft mi yewers te legghen vaste
Daer ic en soude moghen noch wech noch van.Ga naar voetnoot257
Haer nighermancie te leeren, daer en come ic niet an.
So ick best can
Sal ick haer dat houden uuten sinne.
260[regelnummer]
Hoort wat ic u noch leeren sal, mijn schoone minne,
Om dat ghi die nighermancie sout laten varen.Ga naar voetnoot261
Mariken
Wat suldi noch leeren?
Die duvel
Dat sal ick u verclaren:
Alle die talen der werelt sal ick u leeren.Ga naar voetnoot263-267
So sal u alle die werelt verheffen ende eeren,
265[regelnummer]
Want alle die talen te connen, ghi en weet niet wat si.Ga naar voetnoot265
Ende dan die seven vri consten daer bi,
Tes om van elcken verheven te sijn seer excellentelijc.
Mariken
Daenhoren versach(t) minen druck tormentelijck,Ga naar voetnoot268
Gheheel obedientelijck
Stel ick mi touwen wille ende ghijt so doet.Ga naar voetnoot268-269Ga naar voetnoot269
| |
[pagina 75]
| |
Die duvel
270[regelnummer]
Maer een bede sal ic aen u begheren, beelde soet;Ga naar voetnoot270
En ghi mi dit doet, het sal u wel baten.Ga naar voetnoot271
Mariken
Wat beden es datte?
[B 3v] Die duvel
Dat ghi uwen naem soudt willen laten
Ende geven u selven eenen anderen naem van nu aen voort.
Mariken es voer mi een ombequaem woort.Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Bi eender Marien ic ende mijn geselscap sulc grief hebbenGa naar voetnoot275
Dat wi nemmermeer dien naem en sullen lief hebben.
Doet doch u selven Lijnken, Grietken of Lijsken noemen,
Ick belove u, eer dat iaer lijt, het sal u vromenGa naar voetnoot278
Meer dan ghi noyt hadt van vrienden oft magen.Ga naar voetnoot279
| |
[pagina 76]
| |
Mariken
280[regelnummer]
Ey lacen, twi mach u dien naem meshaghen?Ga naar voetnoot280-285Ga naar voetnoot280
Tes doch den edelsten ende den soetsten naeme
Van alle der werelt ende elcken bequame.Ga naar voetnoot282
Mariken oft Maria, hoe moechdi dien naem veten?Ga naar voetnoot283
Om al dat leeft en wille ic anders niet heten;
285[regelnummer]
Mi dunct men mach dien naem niet versoeten.Ga naar voetnoot285
Die duvel
Ey ey, nu es mijn werck weder al onder die voetenGa naar voetnoot286
Can ick desen naem niet doen veranderen.
Hoort lief, willen wi wandelen met malcanderen,Ga naar voetnoot288
Soe moetti uwen naem veranderen, al deret u seer,
290[regelnummer]
Oft wi moeten scheyden. Ende voort noch meerGa naar voetnoot290-292Ga naar voetnoot290
Moetti mi beloven; peyst, belofte es schult.
Mariken
Wat sal ick beloven?
Die duvel
Dat ghi u nemmermeer seghenen en sult.Ga naar voetnoot292
Wat dat u toe compt oft pijnt te deerne,Ga naar voetnoot293
Ghi en moecht u niet seghenen.
| |
[pagina 77]
| |
[B 4r] Mariken
Dat belove ick u gheerne.Ga naar voetnoot294-295
295[regelnummer]
Aent seghenen en leyt mi niet veel an,
Maer minen naem ick qualic gheloechenen can,Ga naar voetnoot296-305
Want Maria daer ic naer hete, dats alle mijn troost,
Mijn hope, want alsi mi yet grief(t) of noost,Ga naar voetnoot298
Roep ic ter stont op haer om een bevredinghe.Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
Oeck dien icxse daghelicx met eender bedingheGa naar voetnoot300
Die ic van ioncx hebbe gheleert.
Maria die wert van mi gheeertGa naar voetnoot302
Also lange als ic kennisse hebbe, des niet en fael ic.Ga naar voetnoot303
Al sla ic int wilde of al regeer ic mi qualic,Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Haer te loven en mach niet zijn vergheten.
Die duvel
Nu, om dat ghi so seer sijt vervletenGa naar voetnoot306
Op dien name, hoort, ic sal u noch begheren nettere.Ga naar voetnoot307
Ick ben te vreden dat ghi hout deerste lettere
Van uwen name, vrou ongheblaemt fijn,
310[regelnummer]
Dats de M; dus suldi Emmeken genaemt sijn.
In u lant sijn doch veel maechden ende vrouwen
Die Emmeken ghenaemt sijn.
| |
[pagina 78]
| |
Mariken
Nu wel, Moenen, mach ic niet behouwen
Minen rechten name, lyever dan wi scheeden souwen,
So ben ic metter eerster letter te vreden:Ga naar voetnoot313
Emmeken sal ic heeten tallen steden,Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Nochtans en doe icx niet gheerne.
Die duvel
Sijt, segt, ghepayt,Ga naar voetnoot315-317Ga naar voetnoot315
Ent niet al op uwen duym en draytGa naar voetnoot316
[B 4v] Eer een iaer, doeges mi verwijt.Ga naar voetnoot317
Gae wi na tShertoghen bossche sonder respijt,Ga naar voetnoot318-320Ga naar voetnoot318
Ende van daer en werd ons gheen ruste
320[regelnummer]
Wi en commen tAntwerpen na onsen luste.Ga naar voetnoot320
Daer wert een wonder van ons begonnen.Ga naar voetnoot321
Eer wi daer comen, suldi alle die talen connen
Die ghi begheert te leerene, soe ick u seyde,
Ende die zeven vrije consten tot uwen gereyde.Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Bastaert, maleveseye wert uwen eertschen dranck.Ga naar voetnoot325
Cond(i) mijn vrientscap houden ende minen danck,Ga naar voetnoot326
Tes wonder wat ghi noch sult bedrijven,
| |
[pagina 79]
| |
Maer ten eynde, hope ick, salder u siele bliven.Ga naar voetnoot328
Nae dese woorden zijn Emmeken ende Moenen nae des Hertoghen bossche ghereyst, daer si sommighe dagen bleven, teerende seer rijckelijc, voer een yegelijcken betalende die met hem lyeden quam eten oft drincken. |
|