Mariken van Nieumeghen
(1996)–Anoniem Mariken van Nieumeghen– Auteursrechtelijk beschermd[A 3v]houtsnede 2 | |
[pagina 57]
| |
2
| |
[pagina 58]
| |
oft haren oom nootelijc wesen mochte. Ende opten selven dach dat si te Nimmeghen comen was so hadde haer moeye teghens vier oft vijf vrouwen ghekeven om des hertoghen Adolf wille, die sijnen vader hadde doen vanghen, als dat si bat scheen dul oft een verwoede duyvelinne te sine dan een kersten mensche, want si metten ionghen hertoge pertijde ende vermoorde na- [A 4r] maels haer selven doen si hoorde dat dye oude hertoghe uuter ghevanckenissen verlost was bij toedone van den casteleyn vanden Grave, ghelijck ghi hier na horen sult. Mariken, siende dat biden avonde was als si haer dinghen al ghedaen hadde daer si om comen was, seide tot haer selven aldus:Ga naar voetnootProza II 45[regelnummer]
Nu heb ic van als dat ons ghebrackGa naar voetnoot45
Doen weghen ende meten naer mijn ghemackGa naar voetnoot46
Ende daer na ghecocht ende wel betaelt.
Maer mi dunct dat ic hier so langhe heb gedraelt
Dat ghinder die nacht compt op gheresen.
50[regelnummer]
Daer sie ick eenen wiser; wat macht wesenGa naar voetnoot50
Aenden dach? Tes alre tusschen vieren ende viven!
Nu moet ic tavont int stede bliven;
Ten es noch maer een ure dach
Ende in drie uren dat ict nauwelijck gaen en machGa naar voetnoot54
| |
[pagina 59]
| |
55[regelnummer]
Van hier tot mijns ooms. Neen, tes beter ghebleven.Ga naar voetnoot55
Mijn moeye die woent recht hier neven;
Ick wil haer gaen bidden datse mi een bedde decke,Ga naar voetnoot57
Ende morghen, also vroech als ick ontwecke,Ga naar voetnoot58
Soe mach ic mi nae huys snel ten labuere s(l)aen.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Ick sie mijn moeye voer haer dore staen;
Soot wel betaemt, wil icse gaen groeten.
Moeye, Cristus wil al u leet versoetenGa naar voetnoot62
Ende alle die ghi lief hebt hoeden van gequelle.Ga naar voetnoot63
Die moeye
Ke, willecome duvel, hoe staget in die helle?Ga naar voetnoot64-65Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Wel ioncfrouwe, wat hebdi nu hier te doene?
Mariken
Mijn oom sant mi omtrent der noene
[A 4v] Om keersen, om mostaert, om azijn, om veriuys,Ga naar voetnoot67
Ende om al datter ghebreck was tonsent in huys;
Ende eer ick van deen totten anderen heb connen loopen
70[regelnummer]
Ende alledinck heb connen vinden ende coopen,
So eest sus late worden, ende luttel grievet u,Ga naar voetnoot71
Dat ghi mi te nacht een bedde decket, ghelievet u.
Ic soude immer noch thuys gaen, maer metter nachtGa naar voetnoot73
| |
[pagina 60]
| |
Wort somtijts een maechdeken bespiet ende gewacht,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Onteert, vercracht, te haren verwite,Ga naar voetnoot75
Ende daer voer sorghe ick.
Die moeye
Wachermen, tijte!Ga naar voetnoot76
Sorchdi nu so seere voor uwen ma(e)chdom, godwouds!Ga naar voetnoot77
Ke, lieve nichte, ghi weet doch van oudtsGa naar voetnoot78-79
Hoe ghi ghewonnen waert, al ghelaeti u dus inge.
Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Ghi en hebt hier sint der noenen met uwen dinge
Niet besich gheweest, laet ic mi dincken.Ga naar voetnoot81
Mariken
Ick doe seker, moeye.
Die moeye
Ja, oft sitten drinckenGa naar voetnoot82
Iewers int heimelijke, nae uus herten willeken.Ga naar voetnoot83
Ke, nichte, te lande waert, Cleyken ende GillekenGa naar voetnoot84
| |
[pagina 61]
| |
85[regelnummer]
Connen alte wel dese meyskens int coren leyden,
Ende alse ten avontspele gaen onder hem beyden,Ga naar voetnoot86
Hoe wort Lijse dan van Hannen ghetoeft!Ga naar voetnoot87
Ke, nichte, ghi hebtet al wel gheproeft,
Want touwent woont so menich frisch gheselleken.Ga naar voetnoot89
Mariken
90[regelnummer]
Twy segdi dat, moeye?
[A 5r] Die moeye
Ey, dobbel velleken,Ga naar voetnoot90
Al en dooch die waerheyt niet gheseyt,Ga naar voetnoot91
Ghy hebt menighen rey ghereytGa naar voetnoot92
Daer die pijper geen vijf groote en wan.Ga naar voetnoot93
Ende al gaetmen langhe af ende an,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Tes al maecht tot dat den buyck op rijst.Ga naar voetnoot95
| |
[pagina 62]
| |
Mariken
Dat ghi mi dese scande bewijst!Ga naar voetnoot96
Sonder schult eest mi te hert om verdraghen.
Die mo(e)ye
Ick hebbe lieden ghesproken dye u lestent saghenGa naar voetnoot98
Met uwen eygenen oom ligghen so ontscamelijck,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Dat mi te segghen waer ombetamelijck.Ga naar voetnoot100
Onteeren blamelijck doedi al ons geslachte!Ga naar voetnoot99-101
Tfij moet u worden, onsalighe drachte;Ga naar voetnoot102
Ick en mach u niet sien te mijnen goede.Ga naar voetnoot103
Mariken
Here God, hoe wee wert mi te moede!
105[regelnummer]
Hoe ontstelt van bloedeGa naar voetnoot105
Werdt mijn gheheel lichaem soudeynich,
Die smedige woorden, dit verwijt vileynich,Ga naar voetnoot106
Te hoorene ende te verdragen sonder schult.
Nu moeye, segt oft ghi mi een bedde decken sult,
Desen nacht, ende niet langher.
Die moeye
Ghi laecht mi liever in die MazeGa naar voetnoot109
| |
[pagina 63]
| |
110[regelnummer]
Alsoe diepe als dit huys hooch is, tot eenen aze
Van alle die visschen dier inne vlieten.
Dus vertrect van hier oft het sal u verdrieten.
[A 5v] Van thoorne sta ick als een loof en beve.Ga naar voetnoot113
Mariken
Moeye, ghi hebt groot onghelijck.
Die moeye
Ontbeyt, dese verhide teveGa naar voetnoot114
115[regelnummer]
En sal mi niet laten onghequelt!?
Moeten die tuyten wat zijn verstelt?Ga naar voetnoot116
Ja, si beghint mi den worm int hoot te roerene.Ga naar voetnoot117
Ick stae quaet ghenoch om den duvel te snoereneGa naar voetnoot118-119
Oft om op een cussen te binden al waer hi kintsch.
Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Ic stae wel soe spijtelijcken en winsch,Ga naar voetnoot120
Ic en weet nauwe of ic op mijn hoot sta of mijn voeten.
Alle die mi desen dach ontmoeten,
Die sal ick antwoerden, dwelck mi dit beroer doet,Ga naar voetnoot123
Alleens ghelijck die duvel zijn moer doet.Ga naar voetnoot124
| |
[pagina 64]
| |
Mariken
125[regelnummer]
O bedructe, nu is u lijden naest.Ga naar voetnoot125
Ick blive staende wel so beraestGa naar voetnoot126
Dat ick van miselven en weet hoe noch wat.
Met eenen dullen hoofde loop ic noch uuter stat,
Ontsiende boeven, noch daer toe roovers.Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Ic scatte ic mijn bedde make onder die loovers;Ga naar voetnoot130
Ic en vrage na niemant die nu levende si.Ga naar voetnoot131
Al quaem die baerlijcke duvel tot mi,Ga naar voetnoot132
Ic ben nu als die nieghers nae en vraghe.Ga naar voetnoot133
Nu gae ic sitten onder dese haghe,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Mi selven bevelende inden handen
Van Gode of alle die helsche vianden.Ga naar voetnoot136
|
|