Mariken van Nieumeghen
(1996)–Anoniem Mariken van Nieumeghen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Mariken
Wat ghelieft u heer oom?
Die oom
Hoort kint, slaet mijnder woorden goom:Ga naar voetnoot2
Ghi moet nae Nimmeghen nemen u vertreck
Om ons provande te halen, wi hebbens ghebreckGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Van keersen, van olie in die lampe te doene,
Van azine, van soute ende van enzoeneGa naar voetnoot6
Ende van solferpriemen soe ghi selve ontcnoopt.Ga naar voetnoot7
Daer zijn acht stuvers; gaet henen, cooptGa naar voetnoot8
Te Nimmeghen van dies wi hebben breke.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Tesser nu iuyst mertdach vander weke,Ga naar voetnoot10
Te bat suldi vinden al dat u ghereyt.Ga naar voetnoot11
Mariken
Heer oom, tot uwer onderdanicheit
Kent mi bereet in alder (mate).
Die oom
Om tavont weder thuys te sine werdet te lateGa naar voetnoot14-22
| |
[pagina 55]
| |
15[regelnummer]
Want die daghen zijn seer cort nu ter wilenGa naar voetnoot15
Ende tes van hier te Nieumeghen twe groote milen
Ende tes nu tien uren of daer toe bet.Ga naar voetnoot17
Hoort kint, eest dat ghier so lange letGa naar voetnoot18
Dat u dunct dat ghi met schonen daghe
20[regelnummer]
Niet gheraken en sout tuwen behaghe,Ga naar voetnoot20
Blijft daer vri te nacht, ick werts te gherustereGa naar voetnoot21
[A 3r] Ende gaet slapen tot uwer moeyen, mijnder suster(e),
Die en sal u om eenen nacht niet ontsegghen.Ga naar voetnoot23
Ick hebt liever dan dat ghi doer haeghen ende heggen
25[regelnummer]
Thuys by doncker sout comen alleene,
Want den wech en es van bo(e)ven niet alte reene,
Ende ghi sijt een schone, ionghe lustighe maecht,Ga naar voetnoot27
Men soude u lichtelijck aenspreken.
Die oom
30[regelnummer]
Groet mi u moeye, mijn suster ende vaert wel.
Coopt al dat ons ghebrect, bi mate ende bi gewichte.
| |
[pagina 56]
| |
Mariken
Ick sal heer oom, adieu!
Die oom
Adieu, Mariken, nichte,
Gods gratie moet u eenpaer wesen.Ga naar voetnoot33
Heere Godt, hoe mach mi therte so swaer wesen?
35[regelnummer]
Eest dattet lant hier so tweedrachtich si,
Of eest om dat mijn nichte daer scheyt van mi?
Ontbeyt, hoe coem ic aldus swaer, dits vreemt bediet.Ga naar voetnoot37
Met dat meysken daer van mi schietGa naar voetnoot38
Wert ic te moede recht ick en weet hoe.
40[regelnummer]
Ick duchte haer oft mi sal wat comen toe;Ga naar voetnoot40
Ick wilde dat icse thuys hadde ghehouwen,
Tes dwaesheit ionghe meyskens of vrouwen
Alleene te laten gaen achter lande,Ga naar voetnoot43
Want die boeverie der werelt is menigerhande.
|
|