61. 't Hooftdeel van de Vergadering, begrijpende elf regels, te Medina geschreven.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige God. Al 't geen, 't welk in de hemel, en op d'aarde is, loof God, loof de heilige, heerlijke en almachtige Koning. Hy heeft zijn Profeet, een Arabier van geboorte, gezonden, om zijn geboden aan d'Arabiers te verkondigen, om hen te zuiveren, om hen in de geschriften, en in de geheimenissen van 't geloof t'onderwijzen. Zy waren te voren van de rechte weg afgedwaalt. De genen, die na hen zullen komen, zullen geen Profeet, die hem gelijk is, zien. Dit is een bezondere jonst van d'almachtige en wijze God. Hy geeft haar aan de geen, die 't hem goetdunkt, en zijn jonsten zijn onmetelijk. De genen, die 't oude Testament verkondigen, en 't geen, 't welk het gebied, niet doen, zijn gelijk een ezel, met boeken geladen: zo zijn de genen, die Gods geboden niet gehoorzamen; hy geleid de bozen niet. O Joden, gelooft niet dat gy Gods welbeminden zijt: verwacht de doot; gv zult uw doling bekennen. Zy geloven niet dat zy van hun zonden gestraft zullen worden; maar God ziet alle d'onrechtvaerdigen. Zeg tot hen: Gy zult eens de doot vinden, daar gy voor vlucht. Gy zult voor God, die