| |
47. 't Hooftdeel van de Verovering, begrypende negenëntwintig regels, te Medina geschreven.
Dit is 't Hooftdeel van de verovering der stat Mecha.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige God. Wy hebben een blijkelijke verwinning aan u gegeven. God vergeeft u de zonde, die gy bedreeft, toen gy al te vaerdig, en toen gy al te traag waart (om voor zijn wet te strijden. ) Hy zal zijn genade over u vervullen. Hy zal u op de rechte weg geleiden, en u krachtiglijk beschermen. Hy heeft het hart der gelovigen van vrees verlost, om hun geloof te vermeerderen. Hy doet zijn believen met de krachten der hemelen, en der aarde; hy weet alles, en is zeer voorzichtig. Hy zal de genen, mannen en vrouwen, die zijn geboden gehoorzamen, in tuinen doen wonen, daar veel vloeden vloejen. Hy zal hen hun zonden vergeven; dit is d'opperste zaligheit. D'ongelovigen, de bozen, d'ongehoorzamen, en d'ongerechtigen, die quade gedachten van God hebben, zijn vervloekt van zijn goddelijke Majesteit. Ramp zal | |
| |
hen altijt volgen; en Gods gramschap zal eeuwiglijk over hen wezen. Hy heeft de helsche pijnen voor hen bereid. God doet zijn believen met de krachten der hemelen, en der aarde; hy is almachtig en wijs. Wy hebben u gezonden, om getuig van de handel der gener van uw landäart te wezen, om hen de vreuchden van 't Paradys te boodschappen, en om de helsche pijnen aan hen te verkondigen, op dat zy in God, en in zijn Profeet zouden geloven, hem prijzen en eren, en 's uchtens en 's avonts zijn heerlijkheit verheffen. De genen, die u gehoorzamen, gehoorzamen God. Gods hant is sterker, dan de hant der menschen. De geen, die zondigt, zondigt tegen zijn ziel; en de geen, die 't geen doet, 't welk hy aan God belooft heeft, zal een zeer grote vergelding hebben. De genen onder d'Arabiers, die u niet wilden volgen, zeggen: Gy gebruikt onze goederen, en onze lighamen, om met u te gaan. Verzoek dan van God vergiffenis voor ons: maar zy zeggen 't geen, dat zy in 't hart hebben, niet met de mont. Zeg tot hen: Wie anders, als God, vermag iets voor u? Indien hy u goet of quaat wil doen, hy is almachtig; hy weet al 't geen, dat gy doet. Gy geloofde dat de Profeet, en de ware gelovigen gedoot zouden worden, toen zy voor Gods wet streden, gy geloofde dat zy nooit weêr in hun huizen zouden ke- | |
| |
ren. Deze waan verheugde u 't hart: maar gy waart bedrogen, en zijt zelven verdelgt met de genen, die niet in God, noch in zijn Profeten geloofden. God heeft het helsche vuur voor d'ongelovigen bereid. Het Koninkrijk der hemelen, en der aarde behoort hem toe. Hy tuchtigt en straft de geen, die 't hem goetdunkt; hy is goedertieren en barmhartig. Als gy ten roof zult gaan, zo zullen de genen, die u te voren niet in de strijt wilden volgen, zeggen: Laat ons met hen gaan: zy willen Gods woort veranderen. Zeg tot hen: Gy zult in deze gelegentheit ons niet volgen; God heeft het te voren niet bevolen. Zy zullen antwoorden: Zeker, gy zijt nijdig tegen ons. In tegendeel, zy begrijpen Gods wet niet, uitgezondert zeer weinig onder hen. Zeg tot d'Arabiers, die u niet wilden volgen: Gy zult geroepen worden om tegen rampzalige lieden te strijden, gy zult hen bestrijden; en zy zullen echter altijt God ongehoorzaam zijn. Indien gy gehoorzaam zijt, en voor 't geloof strijd, zo zal hy u mildelijk vergelden. Indien gy zijn dienst: verlaat, gelijk gy voormaals gedaan hebt, zo zal hy u strengelijk straffen. De blinden, verminkten en zieken zijn niet verplicht ten oorlog te trekken. De geen, die God, en zijn Profeet gehoorzaamt, zal eeuwiglijk in tuinen wonen, daar veel vloeden vloejen; en de geen, die Gods geboden ongehoorzaam | |
| |
is, zal van zijn ongehoorzaamheit gestraft worden. God schiep behagen in 't bedrijf der gener, die by u onder de boom vergaderden. Hy weet het geen, dat zy in 't hart hadden; hy verzekerde hun treden, en gaf een verwinning aan hen: hy is almachtig en wijs. God had een grote roof aan u belooft: hy heeft hem aan u gegeven, en u van de handen des volks verlost. Dit zal by de ware gelovigen tot een bewijs van zijn almachtigheit dienen. Hy zal u op de rechte weg geleiden. Niemant anders, dan gy, kon deze verovering doen: hy wist wel dat deze roof voor geen anderen was; hy is almachtig. Indien de bozen tegen u ten strijt komen, zo zullen zy vluchten, en de rug keren, en niemant vinden, die hen beschermt. Onderhoud Gods wet tegen hen: doet gelijk men u voor dezen bevolen heeft. Gods wet lijd geen verandering. God heeft u uit hun handen verlost, en hen uit d'uwen, midden in Mecha, verlost, na dat hy de zege over hen aan u gegeven had. Hy ziet al 't geen, dat zy doen. Zy hebben de geboden van zijn goddelijke Majesteit veracht, en u voor dezen belet naar de tempel van Mecha te gaan. Zy zijn tegenwoordig gevangen. Gy zoud, zonder de bystant der ware gelovigen, die met hen in de stat waren, hen niet gekent, en hen alle onder malkander vertreden, en God vertoornt heb- | |
| |
ben, zonder uw zonde te kennen. God bewijst zijn barmhartigheit aan de geen, die 't hem goetdunkt. Indien gy van d'ongelovigen afgescheiden had geweest, zo zouden wy hen strengelijk gestraft hebben. Toen zy door d'onwetenden geholpen wierden, en enig voordeel kregen, bracht God zijn Profeet, en alle de gelovigen in een zekere plaats: zy namen hun toevlucht tot het krachtig en deuchtsaam woort; daar in zy beter deden, dan d'ongelovigen: God weet alles. Zeker, de droom van Gods Profeet was waarachtig, toen hy droomde dat gy zonder vrees, met een geschore hooft, en afgeschraapte baart in de tempel van Mecha waart. Vreest niet; God weet het geen, dat gy niet weet. Hy heeft in plaats van deze droom, een grote verwinning aan u gegeven. Hy is 't, die zijn Profeet aan u gezonden heeft, om u in zijn wet, die heilsamer dan alle d'andere wetten des werrelts is, t'onderwijzen. 't Is genoech dat God een getuig is van dat Mahomet zijn Profeet en Apostel is. 't Is genoech dat de ware gelovigen, die met hem zijn, getuigenis daar af geven. God vermeerdert zijn barmhartigheit tot d'ongelovigen, die zich bekeren. Gy zult hen God zien aanbidden, zich voor zijn goddelijke Majesteit verootmoedigen, en zijn genade verzoeken. Gy zult hen aan hun gelaat kennen: zy zullen de tekenen van | |
| |
hun yver op hun aangezicht vertonen. In 't oude Testament, en in 't Euangelium is dus geschreven: Zy zijn gelijk een plant, die zijn bladen voortbrengt, allengs vastigheit krijgt, en dik word: hy krijgt daar na kracht op zijn wortel, en word een grote boom, en zijn hout dient om tegen d'ongelovigen t'oorlogen. God heeft zijn barmhartigheit, en een zeer grote vergelding aan d'ongelovigen belooft, die zich bekeren, in zijn wet geloven, en goede werken doen.
|
|