Madoc. Jaargang 2008
(2008)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 254]
| |
Job Weststrate
| |
[pagina 255]
| |
Afb. 1 Logo van de Duitse voetbalclub Hansa Rostock. Bron: http://www.axelböhm.info
Wie er gelijk heeft, De Graaff of Leers? Ik weet het niet. Het hangt maar af van wat je onder ‘stad’ wilt verstaan en hoe ruim je het weinige beschikbare bronnenmateriaal wil interpreteren. Wat mij als mediëvist trof was dat Nijmegen zijn status als de oudste stad van Nederland kennelijk als belangrijkste troef ziet. Behalve met haar Romeinse identiteit pronkt Nijmegen ook graag met haar Karolingische veren en dat is niet onbegrijpelijk. Inderdaad was Nijmegen een keizerlijke palts, waarvan de burcht op het Valkhof het onmiskenbare centrum vormde. Verschillende keizers zijn er in de loop van de eeuwen even op bezoek geweest, al was het meestal niet voor lang.Ga naar eindnoot2 Maar waarom doet Nijmegen zo weinig met zijn verleden als Hanzestad? Zeker sinds 1402 mag de stad aan de Waal zich immers tot dit verbond van Duitse handelssteden rekenen, daar hoeft geen bron rekkelijk voor te worden geïnterpreteerd. Blijkbaar verwacht men van het label ‘Hanze’ minder dan van het Romeinse en Karolingische verleden. Vergelijk dat eens met de IJsselstreek, waar Zutphen, Deventer, Zwolle, Kampen en Doesburg zich zo laten voorstaan op het rijke Hanzeverleden. Of met het noorden van Duitsland, waar autokentekens verwijzen naar een hanzeatische identiteit (HH= Hansestadt Hamburg) en een professionele voetbalclub Hansa Rostock heet en een kogge in het clubembleem voert (motto: unsinkbar seit 1965 - afb. 1). Iets verder naar het zuiden, in Keulen (afb. 2), piekert niemand erover om zich zo opzichtig hanzeatisch te presenteren, ook al is daar historisch gezien alle reden toe. Het werpt de vraag op welke gedachtegang nou ten grondslag ligt aan de keuze om een hanzeatisch verleden uit te baten. | |
Wat was de Hanze?Een noodzakelijke voorwaarde om een hanzeatisch verleden te exploiteren is uiteraard dat de stad in kwestie ook echt een hanzeatisch verleden heeft. Dat is minder eenvoudig te bepalen dan het zo op het eerste gezicht lijkt. Philippe Dollinger stelde in zijn standaardwerk over de Hanze een lange gezaghebbende lijst op waarop zo'n tweehon- | |
[pagina 256]
| |
Afb. 2 Gezicht op de kade van Keulen, de meest invloedrijke Hanzestad aan de Rijn. Houtsnede door Anton Woensam, 1531. Uit: W. Arand en J. Prieur ed., ‘Zu Allen theilen inß mittel gelegen’. Wesel und die Hanse an Rhein, IJssel & Lippe (Wesel 1991) 160.
derd steden stonden die op zeker moment in hun geschiedenis lid zijn geweest van de Hanze.Ga naar eindnoot3 Daarmee lijkt de kous af: wie op die lijst voorkomt, hoorde bij de Hanze, wie er niet op staat mag nergens aanspraak op maken. Zo simpel ligt het niet. Het idee dat de Hanze een machtig en hecht verbond van handelssteden was, is nog steeds springlevend. Binnen de geschiedschrijving over de Hanze is dat beeld de laatste decennia echter afgezwakt, genuanceerd en vergruisd. | |
[pagina 257]
| |
Men onderkent tegenwoordig, op basis van onderzoek naar de organisatie van de Hanze en de juridische onderbouwing van de besluitvorming binnen het verbond, dat de Hanze zeker tot diep in de vijftiende eeuw niet moet worden gezien als een duidelijk afgebakende organisatie, waarbinnen consensus heerste over de te volgen economische, politieke en militaire koers. Integendeel zelfs, de Hanze wordt tegenwoordig eerder beschouwd als een pragmatische belangengemeenschap, waarvan kooplieden en hun moedersteden deel uitmaakten als ze dat zo uitkwam, maar waarvan ze evengoed (tijdelijk) afstand konden doen als de doelstellingen van de overige Hanzesteden niet strookten met die van henzelf. Deze Paradigmenwechsel in het onderzoek heeft de weg vrijgemaakt voor allerlei nieuwe invalshoeken voor de studie naar de Hanze als historisch fenomeen. Zeer invloedrijk is tegenwoordig de opvatting dat de Hanze als een commercieel netwerk moet worden gedefinieerd. Waar de lijnen van dat netwerk aan elkaar worden geknoopt, verschilt van auteur tot auteur. Sommigen zien bijvoorbeeld de Hanze voornamelijk als een netwerk van handelarenfamilies, anderen leggen de nadruk op de contacten tussen afzonderlijke participerende steden en de Hanzeatische kontore (handelsnederzettingen) in Londen, Brugge, Bergen en Novgorod. Er is aandacht voor regionale stedengroepen, zoals de Westfaalse steden of de Zuiderzeesteden, die binnen en naast de Hanze bestonden en weer anderen nemen specifieke koopmansgilden in de Hanzesteden onder de loep. Het is niet mijn bedoeling om in deze bijdrage de finesses van het meest recente Hanzeonderzoek uit de doeken te doen.Ga naar eindnoot4 Het gaat hier om de constatering dat ‘Hanze’ geen vaststaande historische entiteit is en dat zou gevolgen kunnen hebben voor de historische beeldvorming. Ik zou dat graag willen demonstreren aan de hand van het voorbeeld van de Nederlandse Hanzesteden, of, in de terminologie van de laatmiddeleeuwse bronnen: de Zuiderzeesteden.Ga naar eindnoot5 | |
De stede an der SuderseeIn 1369 vaardigde de rijksraad van Denemarken een oorkonde uit die een eind maakte aan de vijandigheden tussen de Deense koning Waldemar IV en een aantal Hanzesteden. Waldemar had sinds het begin van de jaren 1360 de handelsvoorrechten van de Hanzesteden op de grote haringmarkten van het schiereiland Skane met voeten getreden. Dit lokte een militaire actie uit van de zijde van de Hanzesteden. Na een moeizaam begin van de strijd kregen de verenigde steden Waldemar en zijn bondgenoten op de knieën. Onder de begunstigden in de wapenstilstand somden de Denen op: ‘[...] an der Sudersee: Campen, Dheventer, Utrecht, Swolle, Haslet, Grønyngen, Cyrixee, Brele, Middelborgh, Arremude, Herderwiik, Sutphen, Elleborgh, Stovern, Dordrecht, Amsterdamme [...]’. Koning Hakon VI, de Noorse bondgenoot van Waldemar, had enkele maanden daarvoor al een vergelijkbare overeenkomst gesloten, ondermeer met ‘civitates Campeniensis, civitatum Zelandie, videlicet Zirxzee et Brele, civitatum Hollandie, videlicet Dordraci et Aemstelredamme, civitatum Gelri, videlicet Zutfanie, Herderwyk, Elborgh et Deventer, necnon Staurie [...]’ (de stad Kampen, de Zeeuwse steden te weten Zierikzee en Brielle, de Hollandse steden Dordrecht en Amsterdam, de Gelderse steden Zutphen, Harderwijk, Elburg en Deventer, en ook Staveren). Amsterdam, Dordrecht, Middelburg, Zierikzee, Brielle en Arnemuiden, ze worden hier allemaal tot de Hanzesteden gerekend. Verbazingwekkend? Alleen als je historische stereotypes over het Nederlands verleden als uitgangspunt neemt. Volgens die stereotypes zijn Hollanders en Hanzeaten vijanden, die vechten om de hegemonie in | |
[pagina 258]
| |
de Oostzeehandel. Hollanders zouden die strijd winnen en de moedernegotie, de handel met graan uit het Oostzeegebied, werd vervolgens het fundament waarop Hollands Gouden Eeuw zou worden gebouwd. Maar in de veertiende eeuw was nog helemaal geen sprake van een fundamentele tegenstelling tussen Holland(/Zeeland) en Hanze. Ten tijde van de oorlogen met Waldemar was de Hanze namelijk weinig meer dan een losjes georganiseerde belangengemeenschap. De basis van die gemeenschap lag in het gebruik van handelsvoorrechten die buitenlandse vorsten specifiek hadden uitgevaardigd voor de kooplieden uit het Duitse Rijk of de kooplieden van de Duitse Hanze (de termen zijn inwisselbaar) die in hun rijk actief waren. De koopman die succesvol dergelijke voorrechten claimde, mocht zichzelf, en daarmee zijn moederstad, als onderdeel van de Hanze beschouwen. De op deze manier verbonden steden hadden geen gezamenlijk zegel, dagelijks bestuur of kas. In feite stonden de steden alleen handelsboycot, pondtol (een import- en exportbelasting waarmee militaire expedities werden gefinancierd) en ad hoc militaire samenwerking ter beschikking als middelen om gestalte te geven aan samenwerking die boven het regionale niveau uitsteeg.Ga naar eindnoot6 Samenwerking was alleen mogelijk op het moment dat gemeenschappelijke rechten en privileges in gevaar kwamen en precies dat was vanaf 1366 in steeds grotere mate het geval. Ook een aantal Hollandse en Zeeuwse steden deed daaraan dus mee. Ze waren weliswaar nieuwkomers in de Oostzeehandel, maar zij genoten zeker sinds het midden van de veertiende eeuw dezelfde voorrechten als hun Wendische, Pruisische, Overstichtse en Gelderse tegenhangers. Ze beschikten over een zogeheten vitte, een eigen handelsnederzetting in Skanør en golden daar als kooplieden van het Duitse Rijk.Ga naar eindnoot7 Hollanders en Zeeuwen waren gezien hun rechtspositie in het Oostzeegebied tot het eind van de veertiende eeuw dus net zo hanzeatisch als hun ‘buren’ Deventer, Harderwijk of Zutphen, die over het algemeen vanzelfsprekend als onderdeel van de Hanze worden gezien. Ook aan het einde van de veertiende eeuw, toen de Noord- en Oostzee werden geteisterd door kapers in dienst van de Deense koningin Margaretha en haar rivaal, de hertog van Mecklenburg, maakten de Hollandse en Zeeuwse steden nog deel uit van de hanzeatische belangengemeenschap. Amsterdam en Zierikzee bezochten in 1394 de algemene vergadering van de Hanzesteden, de Hanzedag, en zegden daar toe schepen uit te rusten om de kapers te bestrijden. Deze schepen kwamen uiteindelijk niet in actie, maar het voorbeeld laat zien dat de Hollanders en Zeeuwen zichzelf nog steeds tot de belangengemeenschap van Hanzesteden rekenden en ook door hun Noord-Duitse en Oost-Nederlandse collega's als zodanig werden beschouwd. | |
Na 1400: Holland versus Hanze?De verwijdering tussen de Hollandse en Zeeuwse steden enerzijds en de overige Hanzesteden anderszijds werd rond 1400 wel zichtbaar. De Hollandse graaf Albrecht probeerde vanaf 1396 Friesland onder zijn gezag te brengen en hij zette daarbij kapers in, die ook neutrale schepen uit de Hanzesteden aanvielen en buitmaakten. De Hollandse steden zaten in een lastig parket. Uiteraard brachten de kapers op de Zuiderzee en Noordzee ook hun eigen handel schade toe. Het zou voor de hand liggen dat zij samen met de betrokken steden uit Oversticht en Gelre maatregelen ter beveiliging van de koopvaart zouden nemen. Zij waren echter tevens verplicht hun landsheer te ondersteunen in zijn oorlog tegen de Friezen. Concreet wilde dat zeggen dat ze hun schepen | |
[pagina 259]
| |
en havens aan de kapers ter beschikking moesten stellen. De Hollandse steden kozen aarzelend de kant van hun landsheer.Ga naar eindnoot8 Ze zouden niet meer terugkeren in de schoot van de Hanze. De Hollandse handelseconomie maakte zo'n stormachtige ontwikkeling door dat het de Hanzeprivileges gaandeweg de vijftiende eeuw niet meer nodig had. De Hollanders ontwikkelden zich nu pas tot echte concurrenten van de Hanze. Of beter gezegd tot concurrenten van Lübeck, dat zijn dominantie positie als spil tussen Noord- en Oostzee bedreigd zag worden. Van 1438 tot 1441 vochten de Hollandse steden zelfs een handelsoorlog uit met de zogenoemde Wendische Hanzesteden, die onder leiding stonden van Lübeck. De Pruisische Hanzesteden ontvingen de Hollanders echter nog steeds graag, want booming Holland was de afzetmarkt bij uitstek voor het graan uit Pruisen. De geleidelijke scheiding tussen Holland en Hanze kreeg ook formeel zijn beslag in de eerste helft van de vijftiende eeuw, omdat de Hanze in die periode het formele lidmaatschap van de stedenbond tot een steeds belangrijker criterium voor het gebruik van haar privileges verhief. Dit proces voltrok zich vooral in het westen van het Hanzegebied, waar de Hanze een duidelijke afgrenzing met de Hollandse en Zeeuwse steden voor ogen stond. Voor de Overstichtse en Gelderse steden aan IJssel, Rijn, Waal en Zuiderzee was het zaak hun belangen goed te behartigen in dit proces van formalisering. Holland en Zeeland waren voor deze steden belangrijke handelspartners en afzetmarkten.Ga naar eindnoot9 Ze konden het zich niet permitteren hun contacten met die graafschappen op het spel te zetten door zich al te rigoureus achter Lübeck te scharen. Aan de andere kant hadden de overgebleven Nederlandse Hanzesteden er groot belang bij hun positie in het handelsverkeer met Westfalen en het Rijnland én hun privileges in het Oostzeegebied te beschermen. In deze positie gedrongen, ontwikkelden ze een tactiek van laveren tussen Hanze en Holland, die hun diplomatieke optreden lange tijd zou kenmerken.
Afb. 3 Gezicht op Nijmegen. Uit: G. Braun en F. Hogenberg, Civitates orbis terrarum II (Keulen 1575).
| |
[pagina 260]
| |
De afbakening kreeg gestalte in de formele opname in de Hanze van een aantal steden waarvan de status als Hanzestad tot dan toe niet vanzelfsprekend was geweest: Nijmegen werd lid in 1402 (afb. 3), Zwolle in 1407, Staveren waarschijnlijk na 1412, Groningen rond 1422 en tenslotte Kampen, Arnhem en Roermond in 1441. Steden als Deventer, Zutphen en Harderwijk hoefden geen lidmaatschap aan te vragen; zij werden vanzelfsprekend als hanzeatisch gezien. De groep van Zuiderzeesteden was daarmee definitief afgebakend. De enige Nederlandse steden die hierna nog aanspraak zouden maken op een lidmaatschap van de Hanze waren een aantal kleinere plaatsen in het Oversticht, Gelre en Friesland, zoals Oldenzaal, Hattem en Bolsward. Zij verkregen de hanzeatische status niet zozeer op eigen kracht, maar in het kielzog van de genoemde grotere Zuiderzeesteden. | |
Wat is de Hanze tegenwoordig?De vroege terugtreding van Hollanders en Zeeuwen uit de gemeenschap van Hanzesteden heeft als gevolg dat de Hanze geen enkele plaats heeft gekregen in het Hollandse en Zeeuwse historische zelfbeeld. Men vereenzelvigt zich daar bijvoorbeeld liever met de zeventiende eeuw. Voor Amsterdam ligt dat natuurlijk voor de hand, maar ook Middelburg toont zich aan het toeristische publiek graag als zetel van de Kamer van de VOC in Zeeland. Tegelijkertijd is men zich in Middelburg ook wel terdege bewust van de middeleeuwse erfenis, die met name gestalte krijgt in het Abdijcomplex en het laatgotische stadhuis. Een verwijzing naar de Hanze is er echter in geen velden of wegen te bekennen. Datzelfde geldt ook voor Dordrecht. De stad aan de Merwede laat zich zeker voorstaan op zijn rol als spil in het laatmiddeleeuwse handelsnetwerk in de rivierendelta en aan de Noordzeekust (afb. 4), maar dan als puur Hollandse stad. De
Afb. 4 Dordrecht in vogelvluchtperspectief. Uit: G. Braun en F. Hogenberg, Civitates orbis terrarum III (Keulen 1581).
| |
[pagina 261]
| |
Afb. 5 Gezicht op Kampen. Rechts van de brug meerden zeewaardige schepen aan, links zijn schepen voor het rivierenverkeer afgebeeld. Uit: G. Braun en F. Hogenberg, Civitates orbis terrarum I (Keulen 1572).
website van de VVV meldt trots dat Dordrecht al sinds 1220 gold als ‘eerste stad van Holland’.Ga naar eindnoot10 Geen woord over een eventuele plek van Dordt in de Noord-Duitse stedenbond. De Hanze is het domein van steden en stadjes in Oost- en Noord-Oost-Nederland geworden. Zij hebben zich een hanzeatisch verleden en een bijbehorende historische identiteit toegeëigend en ontwikkelen die steeds verder. Een goed voorbeeld daarvan is de bouw van de Kamper kogge. In de jaren negentig heeft men in Kampen het initiatief genomen om een reconstructie te bouwen van een veertiende-eeuwse kogge, het koopvaardijschip dat zo sterk wordt geassocieerd met de handel van de Hanzesteden in de late Middeleeuwen. Die associatie van de kogge met de Hanze is op zichzelf al een voorbeeld van een invented tradition, want kogges en kogge-achtige scheepstypen werden niet alleen door Hanzeschippers gebruikt maar net zo goed door Vlamingen, Fransen en Engelsen. Dat doet echter niet zozeer terzake. Belangrijker is dat de reconstructie en tentoonstelling van het schip voor een groot publiek de indruk bevestigen van een roemrucht Kampens Hanzeverleden (afb. 5). Dat steden als Deventer, Kampen of Zwolle zich een Hanze-identiteit aanmeten, heeft goede historische gronden. Gek genoeg doen echter ook plaatsen met een heel geringe bijdrage aan de historische Hanze hetzelfde. Groningen bijvoorbeeld doopte zijn HBO-instelling de Hanzehogeschool, maar niet zo lang geleden zijn twee historici tot de slotsom gekomen dat de stad Groningen binnen de Hanze nauwelijks van belang was.Ga naar eindnoot11 Een ander voorbeeld is Oldenzaal. Wie dat Twentse stadje binnenrijdt, wordt verwelkomd met een bord waarop het zich afficheert als ‘Hanzestad Oldenzaal - de glimlach van Twente’. In 1999 werd koningin Beatrix zelfs speciaal per helikopter | |
[pagina 262]
| |
Oldenzaal binnengevlogen om het startschot te geven voor de daar georganiseerde Internationale Hanzedagen, een modern equivalent van de middeleeuwse Hanzevergaderingen. De beelden haalden het NOS Journaal en dat was natuurlijk precies de bedoeling. Met de Internationale Hanzedagen kom ik op een andere manier waarop het historische ‘merk’ Hanze tegenwoordig wordt geïnstrumentaliseerd. Op deze moderne Hanzedagen, die voor het eerst werden georganiseerd in 1980 op initiatief van Zwolle, komen in beginsel vertegenwoordigers van voormalige Hanzesteden bijeen, om onderlinge contacten aan te knopen en te onderhouden. De dagen dienen dus de internationale samenwerking tussen diverse Europese regio's, op politiek, economisch en cultureel terrein. Het initiatief is zeer succesvol: ondertussen hebben zich 173 steden uit vijftien Europese landen bij de moderne Hanze aangesloten.Ga naar eindnoot12 Door het succes is het begrip Hanze wel verworden van vlag die de lading dekt tot schaamlap, want intussen kent de Nieuwe Hanze leden uit Engeland, België, IJsland, Zweden, Denemarken en Rusland. Al deze regio's zijn in de Middeleeuwen weliswaar bezocht door Hanzekooplieden, maar Hanzesteden lagen er niet. Het verleden is ondergeschikt gemaakt aan doelstellingen uit het heden, zoals zo vaak. De Europese Unie heeft de Hanze eveneens ontdekt als bindmiddel. Nadat al eerder in Europees verband initiatieven voor samenwerking met de voormalige communistische staten in het Oostzeegebied het woord Hanze in de titel meekregen, ging in 2004 het interregionale EU-programma Hansepassage van start, een zogeheten Interreg IIIc-project, ‘created to build up strong multilateral partnerships’, op het gebied van politiek, milieubeleid, infrastructuur, handel, kennisoverdracht enzovoort.Ga naar eindnoot13 Ook in dit geval correspondeert de historische titel van het project maar losjes met de historische werkelijkheid: het project wordt geleid door de provincie Groningen, onder de deelnemers zijn de provincie Drenthe, de regio Yorkshire and Humber en het district Haute-Normandie. Noord-Holland doet overigens eveneens mee en dat is dus historisch meer gerechtvaardigd dan men zelf misschien doorheeft. | |
BesluitHollandse en Zeeuwse steden die zich met alle recht mogen identificeren met de Hanze van voor 1400, maken van de stedenbond geen element in hun city marketing. Nijmegen en Arnhem doen dat ook niet. Zij kiezen andere, in hun ogen meer prestigieuze historische zwaartepunten om hun zelfbeeld, imago en city marketing aan op te hangen. De Oost-Nederlandse steden en stadjes zweren bij de Hanze, zelfs als ze binnen het verbond niet of nauwelijks een rol van betekenis hebben gespeeld. De Hanze sluit namelijk perfect aan bij de ontwikkeling van toerisme dat op de historische stadskernen van deze plaatsen is afgestemd. Daarnaast geldt dat ‘de Hanze’ staat voor een eigen bloeiperiode van Oost-Nederland, voor een bloei die op eigen kracht is behaald, niet in de slipstream van het zeventiende-eeuwse Holland of de moderne Randstad. Het label Hanze biedt de steden bovendien een mogelijkheid om zich aan te sluiten bij projecten en activiteiten over de grens. In het huidige Europa is de blik van Oost-Nederland niet meer vanzelfsprekend op het westen gericht, maar richt men zich nadrukkelijk ook op het oosten, op regio's waar de ‘Hanze’-identiteit ook sterk leeft. Of die identiteit op historische werkelijkheid of mythe berust, is van secundair belang. Toch was men in Harderwijk blij te horen dat een eventuele exploitatie van een hanzeatisch verleden wel degelijk historisch verantwoord is. |
|