What's in a name?
titel
De Bijbel voor leken. Studies over Petrus Naghel en de Historiebijbel van 1361
auteurs
Mikel Kors (inleiding: Geert H.M. Claassens)
uitgever
Encyclopédie Bénédictiné Leuven 2007 (distributie: Brepols, Turnhout)
omvang
XIX-208 p.+geïll.
isbn
978-2-5O3-52661-4
prijs
€ 50, -
What's in a name. That which we call a rose, by any other name would smell as sweet, zeggen we Shakespeare graag na, maar is dat nu echt wel zo? Blijkbaar niet voor Mikel Kors, die zijn studies over de Bijbelvertaler van 1360 bundelde, en Geert Claassens, de inleider van deze bundel. Nadat ze allebei met enige reserve Petrus Naghel, kartuizer te Herne, hebben aangewezen als mogelijk de persoon die schuilgaat onder de noodnaam ‘de Bijbelvertaler van 1360’ (p. XI, 30), spreken ze verder zonder meer over Petrus Naghel (vergelijk ook de ondertitel van de bundel).
Iemand die advocaat van de duivel wil spelen zal weinig moeite hebben om aan te tonen dat de identificatie met Petrus Naghel helemaal niet dwingend is en dat zelfs de plaatsing van de Bijbelvertaler in Herne nog niet zeker is. Kors verwijst voor de argumentatie van het laatste naar Theo Coun en voegt daaraan nog enig, slechts ondersteunend, bewijs toe (vgl. Theo Coun, De oudste Middelnederlandse vertaling van de Recula S. Benedicti (Hildesheim 1980) 214-220). Vergeten zijn blijkbaar de woorden waarmee Coun zijn betoog eindigde: ‘Dat hij een kartuizer te Herne was, is niet uitgesloten, maar blijft een hypothese’. Hetzelfde geldt nog eens te meer voor de identificatie van de Bijbelvertaler met de Hernse prior Petrus Naghel: niet uitgesloten, maar het blijft een hypothese. Naar mijn idee is het veel verstandiger om de vuistregel te hanteren: ‘bij twijfel: niet identificeren!’. De literatuurgeschiedenis wordt al genoeg belast door de moeilijke taak om te boude beweringen van voorgangers te weerleggen. Beter is het de zaak open te houden en te blijven spreken van de Bijbelvertaler van 1360 (of voor wie wil: de Bijbelvertaler van 1361, zie hieronder). Het onderzoek naar de Bijbelvertaler is steeds geplaagd door een tunnelvisie: eerst werden uitsluitend argumenten aangedragen voor de benedictijner abdij van Affligem, later alleen voor Herne, en nu uitsluitend voor Petrus Naghel. Van een systematisch onderzoek naar mogelijke andere lokaliseringen of identificaties blijkt niets.
Een andere benaming die Kors ter discussie stelt is Bijbelvertaling van 1360. Kors laat duidelijk zien dat de Bijbelvertaler eerst een afgerond project had voorgenomen om de verhalende delen van de Bijbel in twee partien te vertalen, die hij achtereenvolgens in 1360 en 1361 voltooide. Deze tweedelige historiebijbel moet duidelijk onderscheiden worden van de meer incidentele vertalingen van afzonderlijke bijbelboeken die de Bijbelvertaler in de daaropvolgen-