Recensies
Hoe Brussel een sneeuwfestival uit 1511 nieuw leven inblies
titel
Rederijkerskamer 't Mariacranske 500 jaar aan het woord
auteurs
Rick de Leeuw, Anna Luyten en Remco Sleiderink
uitgever
Roularta Books, Roeselare 2007
omvang
120 p. geïll.
isbn
978-90-5466-663-9
prijs
€ 24,90
Behoren ze tot de geschiedenis, die echte winters van vroeger, met sneeuwpoppen en ijspret, met hun gure kou die iedereen, van jong tot oud, rijk en arm, tot op het bot verkleumde en rond de koek- en zopietent verenigde? Van die winters dat het strooizout dreigde op te raken en treinwissels hopeloos vastvroren, waarin rookworstfabrikanten hun fortuin maakten en we massaal naar Friesland afreisden om de Elfstedenschaatsers eendrachtig toe te juichen?
Zo'n winter wordt pas geschiedenis als iemand de moeite neemt om er over te schrijven, zoals Jan Smeken dat deed met de strenge winter van 1511 (of 1510 in de toenmalige tijdrekening) in Brussel, onder de titel Dwonder dat in die stat van Bruesel ghemaect was van claren ijse en snee die wel gheraect was. Wie dit verslag leest van het sneeuwpoppenfestijn dat in de maanden januari en februari overal in de stad plaatsvond, herkent die eigenaardige mengeling van individueel ongemak en collectieve pret, die uitzonderlijk barre weersomstandigheden teweeg kunnen brengen. Omdat de normale dagelijkse bedrijvigheid in de Bourgondische hofstad noodgedwongen op een laag pitje stond, brachten de bewoners hun vrije tijd door met het bouwen van sneeuwfiguren waaraan onze huidige term ‘sneeuwpoppen’ schromelijk tekort zou doen: er verschenen bijbelse taferelen in sneeuw, mythologische en historische figuren, dieren, narren en allerlei andere komische personages. In zijn satirische beschrijving daarvan verwerkte Jan Smeken eigentijdse thema's: de angst voor honger, kou en armoede, de vergankelijkheid van aardse schoonheid, de (seksuele) macht van vrouwen, angst voor het vreemde. Zo verraden het sneeuwfestijn en Smekens literaire verwerking ervan de collectieve angsten en obsessies van de Brusselaars, die men met groteske overdrijving en in omkeringsrituelen trachtte te bezweren. (Zie Herman Pleij, De sneeuwpoppen van 1511. Literatuur en stadscultuur tussen middeleeuwen en moderne tijd, Amsterdam 1988)
Enkele jaren eerder, in 1507, waren twee Brusselse rederijkerskamers samengegaan onder de nieuwe naam ‘het Mariacranske’, en de stadsdichter Jan Smeken werd hun eerste ‘factor’, artistiek leider.