Madoc. Jaargang 2008
(2008)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| ||||||||
Mart van Duijn
| ||||||||
VoorgeschiedenisIn 1795 werd door de laatste priores van het St. Agnesklooster te Maaseik, Maria Josepha Bollen, een lijst opgesteld waarop alle boeken vermeld stonden die in bezit van het klooster waren.Ga naar eindnoot4 Een jaar later moesten deze boeken verplaatst worden naar de Centrale Administratie van het Departement van de Nedermaas in Maastricht, omdat Napoleon opdracht gegeven had alle kloosters in Frankrijk en België op te heffen. | ||||||||
[pagina 13]
| ||||||||
De handschriften en boeken uit de opgeheven Limburgse kloosters werden opgenomen in andere bibliotheken en een gedeelte werd in 1801 te Maastricht geveild: 120 handschriften en 352 oude drukken werden om onbekende redenen apart gehouden. In 1839 werden deze boeken in een vertrek van het Gouvernementsgebouw in Maastricht teruggevonden. Naar de vindplaats kregen deze boeken de naam Collectie Maastricht. De Collectie Maastricht bevatte onder andere 39 handschriften uit het St. Agnesklooster. Deze werden naar de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag verzonden alwaar de bibliothecaris J.W. Holtrop een eerste selectie maakte. De resterende handschriften werden aangeboden aan de bibliothecaris van de Leidse universiteitsbibliotheek, maar die was niet geïnteresseerd. Uiteindelijk zijn de overgebleven handschriften verdeeld tussen de Utrechtse en de Groningse universiteitsbibliotheek. Van de 39 handschriften zijn er negenentwintig in Den Haag terecht gekomen, een in Groningen en negen in Utrecht. Een van deze negen Utrechtse handschriften is codex 1030.Ga naar eindnoot5 | ||||||||
Codex 1030Codex 1030 is een klein verzamelhandschrift met korte Middelnederlandse teksten van religieuze aard. Het bestaat uit meerdere codicologische eenheden, namelijk acht verschillende stukken, afgeschreven rond 1490. De belangrijkste tekst in het handschrift is Onser liever vrouwen souter, psalmen gericht aan de heilige Maagd Maria. Vooral in dit eerste werk zijn grote initialen te vinden in rood en blauw met penwerk en bloemversieringen in de marge (afb. 1). Verder is het handschrift, op een paar initialen na, vrij sober te noemen. Het handschrift is gebonden in een zeventiende-eeuws perkamenten bandje, wat doet vermoeden dat de verschillende stukken in de zeventiende eeuw samengebracht zijn. Handschrift 1030 is afkomstig uit de bibliotheek van het St. Agnesklooster te Maaseik, maar zijn de verschillende stukken daar ook afgeschreven? Wat betekent dit voor het onbekende en onbeschreven traktaat op fol. 165v-169r? Het St. Agnesklooster schreef voornamelijk voor eigen gebruik, het lijkt aannemelijk dat dit ook geldt voor het traktaat.Ga naar eindnoot6 Laten we ervan uitgaan dat het in Maaseik is afgeschreven, de vraag is dan door wie? Er zijn zes kopiistes bekend uit het St. Agnesklooster. Van de eerste is niet precies bekend wanneer ze werkzaam is geweest, de tweede werkte er van ongeveer 1458-1459, de derde van 1464-1469, de vierde van 1471-1497 en de vijfde is werkzaam geweest rond 1550. Deze vijf kopiistes zijn door Jan Deschamps geïdentificeerd. De zesde, werkzaam rond 1510, is geïdentificeerd door Karl Stooker en Theo Verbeij. Verder is het mogelijk dat er ook werken afgeschreven zijn door andere zusters, maar daar is verder niets over bekend. Volgens Deschamps is een aantal codicologische eenheden in codex 1030 afgeschreven door de vierde kopiiste.Ga naar eindnoot7 De vraag is of dat ook geldt voor het stuk waarin het traktaat te vinden is. Om er achter te komen welke kopiiste het traktaat heeft afgeschreven, moeten we haar hand vergelijken met de andere handen in codex 1030. Het beste startpunt zijn de stukken die volgens Deschamps zeker afgeschreven zijn door de vierde kopiiste. Een van deze stukken is het eerste werk Onser liever vrouwen souter op fol. 5r-45v. Volgens Deschamps heeft de vierde kopiiste hiervoor de schriftsoort littera bastarda gebruikt. Ook het traktaat is geschreven in deze schriftsoort, echter niet in de nette uitvoering zoals bijvoorbeeld op fol. 5r te zien is. Zijn deze nette, strakke bastarda, en de wat slordige bastarda van het traktaat van dezelfde hand? Het is niet eenvoudig de twee niveaus van uitvoering van deze schriftsoort te vergelijken. Gelukkig geeft de kopiiste | ||||||||
[pagina 14]
| ||||||||
Afb. 1 Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 1030, fol. 5r.
op fol. 156, het eerste blad van de codicologische eenheid waarin het traktaat zich bevindt, een demonstratie van haar kunnen. Hier is te zien hoe de kopiiste van een strakke naar een wat lossere bastarda gaat (afb. 2). De overgang is zeer subtiel en waar de hand precies verandert is eigenlijk niet te zien. Een dergelijke verschuiving van een strakke naar een wat lossere hand is ook te zien op fol. 5v (afb. 3). In beide gevallen is te zien dat op het eerste blad van een codicologische eenheid het schrift van hoog niveau is en dat het niveau wat terugzakt op de verso-zijde van het blad. Of dit typisch iets is voor de vierde kopiiste is niet zeker, maar de overeenkomst tussen fol. 5v en 156v is duidelijk. We kunnen met enige zekerheid stellen dat het traktaat is afgeschreven door de vierde kopiiste van Maaseik tussen 1471 en 1497. | ||||||||
[pagina 15]
| ||||||||
Afb. 2 Utrecht, Universiteitsbibliotheek Hs., 1030, fol. 156v.
Afb. 3 Utrecht, Universiteitsbibliotheek Hs., 1030, fol. 5v.
| ||||||||
Stilzwijgen, nederigheid en toewijdingOver de inhoud van het traktaat wordt in geen enkele handschriftbeschrijving iets gezegd. Het lijkt een opsomming van leefregels die wijzen in de richting van de Congregatie van Windesheim. Deze congregatie werd gesticht in 1395 en bestond uit een groep kloosters die waren ontstaan tijdens de hervormingsbeweging van de Moderne Devotie in de veertiende eeuw. Uit onvrede met de miserabele staat waarin de Kerk verkeerde, streefden zij naar verstrenging van het geestelijke leven.Ga naar eindnoot8 Bij het lezen van het traktaat valt op dat er een aantal Windesheimse aspecten in terug te vinden is. Zo ligt de nadruk op stilzwijgen, nederigheid en toewijding. Een opsomming van leefregels kan duiden op een propositum, kort gezegd een voornemen tot een streng christelijk leven. Volgens Mikel Kors heeft een propositum een aantal kenmerken, zoals het gebruik van de ik- of jij-vorm, uitgebreide regels ten aanzien van eten, het regelen van lectuur, slaap en meditatie, en andere verwijzingen naar de dagelijkse levenspraktijk, zoals het noemen van een dagindeling. Als verdere kenmerken geeft Kors het gebruik van woorden als semper (altijd), numquam (nooit) en de werkwoorden debere (moeten), niti (zich inspannen) en proponere (zich voornemen).Ga naar eindnoot9 De meeste van deze kenmerken zijn terug te vinden in het traktaat. Zo wordt er gebruik gemaakt van de ik-vorm, wat het een vrij persoonlijk document maakt. Er wordt uit- | ||||||||
[pagina 16]
| ||||||||
Afb. 4 ‘Men sal des morgens wackerliken opstaen gode lovende ende danken...’ Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 1030, fol. 165v.
gebreid aandacht besteed aan regels over eten, meditatie, en de dagelijkse levenspraktijk (afb. 4). Ook het woordgebruik wijst op een propositum:
Het propositum heeft een lange traditie die teruggaat tot de klassieke oudheid. Maar pas onder de Moderne Devoten werd het propositum een persoonlijk voornemen tot een streng christelijk leven en ontstond de gewoonte dit voornemen op schrift te stellen.Ga naar eindnoot100 In principe schreef men een propositum voor zichzelf, maar het is natuurlijk mogelijk dat het ook door anderen als herhalingsoefening werd gelezen en gebruikt.Ga naar eindnoot11 | ||||||||
Zwolle, Venlo en MaaseikHet St. Agnesklooster kwam voort uit een begijnhof dat in 1244 was gesticht buiten de Hepperpoort van Maaseik in Belgisch Limburg. In zijn bloeitijd had dit begijnhof ongeveer zeventig leden, maar het raakte in verval en in 1425 waren er nog maar acht begijnen over. Zoals gezegd groeide er in de Nederlanden rond 1400 een verlangen naar verstrenging van het kloosterleven, gepropageerd door Geert Grote en de Moderne Devoten. Ook een aantal begijnen buiten de Hepperpoort werd gegrepen door deze drang naar verstrenging. Twee van de acht overgebleven begijnen vestigden zich binnen de muren van de stad Maaseik om daar een strenger leven te leiden. Al snel werden om dit tweetal twintig meisjes verzameld. De bisschop keurde het idee van een klooster goed en op 1 april 1429 werd het klooster St. Agnes gesticht met als eerste priores Ida Hoenstiegel. Het klooster werd gesticht naar het voorbeeld van het Venlose klooster Mariaweide, van waaruit nóg twee kloosters gesticht werden: een in 's-Hertogenbosch en een in Roermond. In 1455 vormden de twee laatstgenoemde kloosters samen met het St. Agnesklooster en Mariaweide het Kapittel van Venlo. In 1455 werd het kapittel goedgekeurd door de bisschop en een jaar later door paus Calixtus III. Aanvankelijk wilden de kloosters bij de Congregatie van Windesheim behoren, maar al in 1436 kreeg de congregatie door de paus een verbod opgelegd nog meer vrouwenkloosters aan te nemen.Ga naar eindnoot12 In 1451 ging er in de Nederlanden echter wel een pauselijk legaat uit dat de Windesheimse leefregel propageerde. Het gevolg was dat het Kapittel van Venlo zich | ||||||||
[pagina 17]
| ||||||||
niet kon aansluiten bij de Congregatie van Windesheim, maar wel de Windesheimse leefregel overnam.Ga naar eindnoot13 Rudolf van Dijk vraagt zich af in hoeverre dit soort leefregels Windesheims te noemen zijn.Ga naar eindnoot14 Dezelfde vraag kunnen we stellen met betrekking tot het propositum in handschrift 1030. Van Dijk heeft in de leefregels van het Kapittel van Venlo en die van andere kapittels gezocht naar Windesheimse invloeden. Dit heeft hij gedaan door deze tegenover de Constitutiones Monialium te zetten, de officiële leefregel die gold voor de vrouwenkloosters binnen de Congregatie van Windesheim. In deze vergelijking heeft Van Dijk onderzocht welke hoofdstukken en onderwerpen voorkomen in de Constitutiones, en welke in de leefregel van het Kapittel van Venlo staan. Komen dezelfde onderwerpen terug? En in welke volgorde? Van Dijk heeft bepaalde passages tegenover elkaar gezet om zo aan te geven hoe ze qua onderwerp, maar ook wat betreft taalgebruik en zinsstructuur overeenkomen. Een zelfde soort methode is toe te passen op het propositum in handschrift 1030. Van Dijk maakt in zijn dissertatie gebruik van een eigen editie van een Windesheimse leefregel, gebaseerd op een handschrift in Bonn (Universitätsbibliothek, S 352). Deze is echter in het Latijn gesteld en we hebben hier te maken met een propositum in het Middelnederlands. Eind negentiende eeuw is door Johan Hendrik Gallée een Windesheimse leefregel in het Middelnederlands geëditeerd, op basis van handschrift 1044 (5 F 22) in de Utrechtse Universiteitsbibliotheek. Deze leefregel is afkomstig van een klooster in Zwolle dat eveneens de naam St. Agnes draagt. Interessant is dat deze Zwolse leefregel als bron is gebruikt bij de samenstelling van de leefregel van het Kapittel van Venlo.Ga naar eindnoot15 De Zwolse leefregel bestaat uit vier delen en bevat 40 hoofdstukken. Deze structuur is standaard voor elke Windesheimse leefregel. Het eerste deel is gewijd aan het bestuur van het klooster, het tweede aan de functies binnen het klooster, het derde deel aan het leven van de koorzusters en het vierde deel handelt over de conversen en andere categorieën van kloosterbewoners.Ga naar eindnoot16 Het lijkt erop dat het propositum het meest overeen komt met het derde deel. Dat deel handelt over het dagelijks leven van de zusters en dat is ook het onderwerp dat in het propositum uitgebreid naar voren komt. In de proloog van de Zwolse leefregel worden drie punten genoemd die zeer belangrijk zijn en nageleefd dienen te worden door de zusters. Het eerste punt is gehoorzaamheid aan de overste en onderdanigheid, het tweede punt is elkaar liefhebben, mynlicheit onder malcanderen. Het derde is het eren van God, in oefening en arbeid. Over gehoorzaamheid aan de overste en onderdanigheid zijn in het propositum de volgende voorbeelden te vinden: Gehoersam willich ende ghelaten te sijn in allen geboden Het is duidelijk dat het propositum een sfeer ademt waarin gehoorzaamheid en onderdanigheid voorop staan. Ook over de mynlicheit onder malcanderen valt veel terug te vinden in het propositum. Er worden strikte regels gegeven hoe men met elkaar om dient te gaan: | ||||||||
[pagina 18]
| ||||||||
Gheen achtersprake of oerdelachtige of afdragende woerde te doen of te horen van iemenden butenhuse of binnenhuse Wanneer we de hoofdstukken van de Zwolse leefregel tegenover het propositum zetten, is te zien dat de onderwerpen uit de Zwolse leefregel verspreid terug te vinden zijn in het propositum. Per hoofdstuk zien we één of twee onderwerpen terug in het propositum. Bij de hoofdstukken over de visitatie en de novicen zijn (zelfs) meerdere overeenkomsten te vinden. Van deze hoofdstukken staan zeker vijftien voorbeelden in het propositum. Deze hoofdstukken bevinden zich in de Zwolse leefregel ver van elkaar. Het onderdeel over de visitatie bevindt zich in het eerste deel en het hoofdstuk over de novicen in het derde deel. Het is opvallend dat beide hoofdstukken hetzelfde karakter hebben. Bij de visitatie gaat het om eisen die de visiteur stelt aan de zusters van het klooster; in het andere stuk gaat het om de eisen die de zusters stellen aan de novicen, om zo de net toegetreden zusters voor te bereiden op een leven in het klooster. Juist in deze twee hoofdstukken staat het inprenten van de dagelijkse leefregels centraal, in het propositum zijn ze verenigd. Zoals eerder beschreven, heeft de Zwolse leefregel als voorbeeld gediend voor de leefregel van het Kapittel van Venlo. In zijn studie naar Windesheimse leefregels geeft Van Dijk de indeling van de Venlose leefregel. Wanneer we deze Venlose leefregel tegenover die van Zwolle zetten, valt op dat een aantal hoofdstukken verdwaald is. Zo is het hoofdstuk over de visitatie in de Venlose leefregel niet in het eerste deel maar helemaal achteraan te vinden, voorafgegaan door het hoofdstuk over de novicen. In de Venlose leefregel zijn de twee hoofdstukken dus na elkaar geplaatst, zoals we ze in feite ook in het propositum tegenkomen. | ||||||||
BesluitHet traktaat op fol. 165v-169r van handschrift 1030 in de Utrechtse Universiteitsbibliotheek kan geïdentificeerd worden als een propositum, afgeschreven door de vierde kopiiste van Maaseik. Mogelijk werd het geschreven voor een jonge novice die zich voorbereidde op een leven in het klooster of op de visitatie van haar klooster. Het is een persoonlijk voornemen tot een streng christelijk leven dat de sfeer ademt van de Mo- | ||||||||
[pagina 19]
| ||||||||
derne Devotie. De Windesheimse invloed is niet vreemd. Het propositum lijkt namelijk terug te gaan op de leefregel van het Kapittel van Venlo, die op zijn beurt weer stoelt op de leefregel van het St. Agnesklooster in Zwolle, dat behoort tot de Congregatie van Windesheim. |
|