Madoc. Jaargang 2008
(2008)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[Nummer 1]Elisabeth de Bruijn
| |
Lust voor oog en oorIn september 2000 voerde de Counterparts Theatre Company de Middelnederlandse Karel ende Elegast op als muziektheaterproductie. Daarmee zette het gezelschap de bewerking voort van een eeuwenoud verhaal en konden de toeschouwers de verhaalstof eens op een andere manier tot zich nemen dan gebruikelijk. Een zowel in de Middeleeuwen als vandaag de dag populair leesverhaal werd een dramatisch-auditieve voorstelling. Toch weerspiegelen beide hedendaagse vormen van receptie de wijze waarop men in de Middeleeuwen kennis nam van Karel ende Elegast. Wijst de ondertitel uit twee latere drukken op de leesbare kant van het verhaal: een schone ghenuechlijcke historie om te lesen (een mooie, aangename geschiedenis om te lezen), in de proloog schemeren toch vooral nog de auditieve aanwijzingen door: Fraeye historie ende al waer / mach ic u tellen, hoorter naer (Ik kan u een werkelijke en waarachtige geschiedenis vertellen, luister ernaar, vs. 1-2) en Hoort hier wonder ende waerhede! (Hoort hier iets wonderlijks en waarachtigs, vs. 8).Ga naar eindnoot1 Bovendien veronderstellen bepaalde stijlkenmerken een luisterend publiek en heeft het Karel ende Elegast-verhaal vermoedelijk eerst een tijd oraal gecirculeerd voordat het werd opgetekend.Ga naar eindnoot2 Dat middeleeuwse verhalende literatuur vaak voor de voordracht was bestemd, is een bekend gegeven. Zo bezien is de performance een bijverschijnsel van de toenmali- | |
[pagina 3]
| |
Afb. 1 Flyer van de muziektheaterproductie van Karel ende Elegast. Counterparts Theatre Company 2000.
ge literatuurreceptie. Nu is performance een breed begrip. Het woord kan bijvoorbeeld verwijzen naar het daadwerkelijk uitvoeren van wat er gezegd wordt of het verrichten van theatrale handelingen, maar ook op het verbeeldingsproces tijdens het lezen.Ga naar eindnoot3 In dit artikel wordt onderzocht of het performatieve aspect van de Middelnederlandse Karel ende Elegast verder reikt dan louter de voordracht, en wordt de mogelijkheid besproken dat de verhaalstof zelfs als dramabewerking heeft gefunctioneerd. Omdat veel van mijn argumenten betrekking hebben op de vorm van het verhaal is het naar mijn idee allereerst nodig vast te stellen wat voor soort tekst Karel ende Elegast is. | |
Karel in het kortNaar het genre en de receptie van Karel ende Elegast is al veel onderzoek gedaan. De tekst neemt binnen de Karelepiek een uitzonderingspositie in vanwege zijn beknoptheid en trekt daarom nog steeds de aandacht van onderzoekers. Traditioneel wordt het werk besproken in het licht van het chanson de geste (epos), maar genretechnisch is er niet veel wat dit rechtvaardigt. Onlangs stelde Ben van der Have voor het verhaal te plaatsen in de context van de kleinschalige epiek, een veertiende-eeuws genre dat, in reactie op de breed uitgesponnen twaalfde- en dertiende-eeuwse epische werken, streefde naar beknoptheid.Ga naar eindnoot4 Bekende voorbeelden hiervan zijn de Beatrijs en de Borchgravinne van Vergi. Het verschijnen van deze epische vorm hing samen met een nieuwe esthetische voorkeur, waarbij beknoptheid gelijkgesteld werd aan waarachtigheid.Ga naar eindnoot5 | |
[pagina 4]
| |
Zoals Van der Have zelf aangeeft, is zijn suggestie alleen steekhoudend als Karel ende Elegast inderdaad een veertiende-eeuwse creatie is. De Medioneerlandistiek plaatst het werk echter in de dertiende eeuw. Maar afgaande op de overlevering valt er in feite wel wat te zeggen voor een veertiende-eeuwse datering: de Middelnederlandse handschriftfragmenten stammen uit de veertiende en vijftiende eeuw, de Rijnlandse versie in de Karlmeinet-compilatie dateert uit de late vijftiende eeuw en de drukken komen uit de vijftiende en zestiende eeuw.Ga naar eindnoot6 De tekst is al die tijd nagenoeg onveranderd gebleven, waardoor het gelegitimeerd is over ‘de’ Karel ende Elegast te spreken. De conclusies uit deze bijdrage hebben betrekking op de daadwerkelijke overlevering, niet op de veronderstelde oertekst. Voor onderzoek naar de receptie van een tekst is het vaak meer van belang te kijken naar de totale overleveringsgeschiedenis en niet zozeer naar de eerste receptie van de oudste versie van het verhaal. Zo ga ik ervan uit dat de vorm van de late Karel ende Elegast-fragmenten en -drukken iets kan vertellen over de eventuele dramatische functie van de tekst. In tegenstelling tot de invalshoek van eerdere studies, zoek ik allereerst in de tekst zelf argumenten die een dramatische leeswijze ondersteunen. | |
In de tekstEr bestaat voor Karel ende Elegast geen anderstalige voorbeeldtekst die een vergelijking mogelijk maakt. Wel is er een Duitstalige versie, getiteld Karl und Ellegast. Over of en hoe deze teksten met elkaar in verband staan, bestaat geen overeenstemming. Voor deze bijdrage is uitsluitsel hierover niet nodig: het gaat mij erom een aantal karakteristieken van Karel ende Elegast te belichten en daarvoor kan het verhelderend zijn de Middelhoogduitse en Middelnederlandse versie eenvoudigweg tegen elkaar af te zetten. Het eerste dat opvalt aan de Middelnederlandse Karel ende Elegast, is de compactheid van tijd, plaats en handeling. Hoewel de Aristotelische eenheden (het toneelstuk moest zich binnen een etmaal op één locatie afspelen en mocht maar één handelingsverloop kennen) in de late Middeleeuwen nog niet de normatieve positie hadden die zij in de Renaissance zouden krijgen, maken deze mechanismen op zichzelf de tekst geschikt voor een opvoering. De beknoptheid van tijdsduur heeft zowel betrekking op de vertelde tijd als op de verteltijd. Afgaande op de ongeveer 1400 verzen, heeft Van der Have een punt met zijn voorstel de tekst in het milieu van de kleinschalige epiek te plaatsen: dat laat een vergelijking met Beatrijs (1038 verzen), Die Borchgravinne van Vergi (1127 verzen) en Theophilus (1854 verzen) zien. Maar ook de abele spelen, waaronder Gloriant (1142 verzen) en Esmoreit (1018 verzen), zijn van ongeveer dezelfde lengte, en daarmee begeven we ons op het terrein van het toneel. Daarbij beslaat de vertelde tijd in Karel ende Elegast nog geen etmaal (de handeling begint aan de vooravond van een hofdag en eindigt op deze dag), terwijl in de Duitse versie de aanloop naar de hofdag alleen al twee weken in beslag neemt. Hierdoor zijn bij een eventuele opvoering van de Middelnederlandse versie geen tijdsprongen nodig. Terwijl Karl und Ellegast daarnaast opent met een geschiedkundige uitweiding, begint Karel ende Elegast in het midden van de gebeurtenissen. Er is maar één hoofdintrige: Karel die op Gods bevel uit stelen gaat, hulp krijgt van Elegast en zodoende op de hoogte raakt van een aanslag op zijn leven. De handeling speelt zich af op een beperkt aantal plaatsen. Het verhaal begint in Ingelheim, waar een engel Karel in een droom | |
[pagina 5]
| |
beveelt te gaan stelen. Vervolgens doolt de koning rond in een bos, waar hij Elegast tegen het lijf loopt. Samen besluiten ze naar het kasteel Eggermonde te gaan om Karels leenman Eggeric te beroven. Eenmaal op de hoogte van de aanslag die Eggeric beraamd heeft, keert Karel weer terug naar Ingelheim. Wanneer van Karel ende Elegast ooit een dramatische voorstelling, misschien zelfs toneelopvoering is gemaakt, zou - afgaande op het geringe aantal locaties - aan een simultaanoptreden kunnen worden gedacht. Bij deze manier van opvoeren verplaatsen personages zich tussen verschillende locaties op een ondiep, langwerpig toneel. Dit is de toneelstrategie die vermoedelijk werd gebruikt bij het abele spel Esmoreit.Ga naar eindnoot7 Daarmee is niet gezegd dat de abele spelen uitsluitend op toneel werden opgevoerd, laat staan dat dit voor Karel ende Elegast het geval was. Voor Lanseloet van Denemerken wordt bijvoorbeeld aangenomen dat het stuk door voordrachtskunstenaars werd vertoond, omdat er voor een uitvoering van het stuk in principe maar twee spelers nodig zijn die meerdere rollen op zich nemen.Ga naar eindnoot8 Een dergelijk rollenspel zou ook voor Karel ende Elegast goed voorstelbaar zijn, gezien het geringe aantal personages. In de Duitse versie komen veel meer handelende personages voor. Er is bijvoorbeeld een actieve rol weggelegd voor de poortwachter die Karl ervan probeert te weerhouden 's nachts van het kasteel weg te rijden (vs. 165-218 en 1231-1254). Daarnaast voert Karl een gesprek met zijn vrouw, wanneer hij na zijn dieventoer weer bij haar in bed kruipt (vs. 1291-1309). Bovendien treden bisschop Turpin (vs. 1314-1324) en Karls trouwe vazal Roland (vs. 1338-1362) daadwerkelijk op. In Karel ende Elegast daarentegen komen slechts de personages voor van Karel, de engel, Elegast, Eggeric, de vrouw van Eggeric en de hertog van Beieren. Deze laatste zinspeelt weliswaar op andere ridders en schildknapen die aanwezig zijn op de hofdag (vs. 1084-1087), maar deze vervullen geen actieve rol in het verhaal. | |
Flitsende dialogenEen ander opvallend aspect van de Middelnederlandse Karel ende Elegast is de achtergrondpositie van de verteller. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de passage waarin de Middelnederlandse tekst alleen vermeldt dat Karel zijn wapenrusting aantrekt (vs. 130-137), terwijl de Duitse versie deze uitrusting uitvoerig beschrijft (vs. 132-159). Het valt op dat er in Karel ende Elegast over het algemeen veel minder details voorkomen, met name waar het de omgevingen betreft. De passage in het kasteel van Eggeric omvat in het Middelnederlands bijvoorbeeld maar de helft van het aantal verzen van de Duitse versie.Ga naar eindnoot9 Het is daarom des te opvallender dat dit bij de ontmoeting tussen Karel en Elegast precies omgekeerd is: in het Middelhoogduits bestrijkt de passage 242 verzen en in Karel ende Elegast 483, dus twee keer zoveel! Dat er veel nadruk gelegd wordt op de ontmoeting tussen de twee helden, bewijst ook de wijze van vertellen. Waar in het Middelnederlands de naam van Karels tegenspeler zo lang mogelijk geheim wordt gehouden om de spanning van het gevecht te laten oplopen, herkent Karl in de Duitse versie zijn tegenspeler direct. Het gevecht tussen Karel en Elegast is tevens de scène waar in het Middelnederlands de meeste dialoogtekst voorkomt. De vertellerstekst beperkt zich hier tot zinnetjes als Elegast seide (vs. 602) of Doen antwoerde die coninc (vs. 367). Kennelijk was het de bedoeling de gevechtsscène tot in de hoogste mate te verlevendigen, of misschien wel: te dramatiseren. Ook over het geheel genomen wordt Karel ende Elegast gekenmerkt door een buitengewone hoeveelheid dialoog- en monoloogtekst. Ik voel er dan ook veel voor de inner- | |
[pagina 6]
| |
Afb. 2 Zeitzer handschrift van Karl und Ellegast uit 1455 (Zeitz, Domherrenbibliothek, Cod. 60 (olim XXXII), fol. 151V). Foto: Fotoarchief Middelnederlands, Utrecht.
lijke monologen als onderdeel van een dramatische lees- of luisterwijze te zien. Hetzelfde geldt voor de dialoogstukken, die het verhaal tevens verlevendigen. In dit verband is het interessant te vermelden dat er een handschriftfragment van Karel ende Elegast bestaat dat meer dialoogtekst bevat dan de latere drukken.Ga naar eindnoot10 Mogelijk zijn er handschriften geweest met nog meer - misschien wel uitsluitend - dialoogtekst. De dialogen werken ook zogenaamde dramatische ironie in de hand: hiervan is sprake wanneer het publiek een kennisvoorsprong heeft op de personages, zoals in het geval van Karel die zich aan Elegast voorstelt als Adelbrecht en vervolgens oppert koning Karel - zichzelf dus - te gaan beroven. Wanneer dit bij Elegast een groot protest uitlokt, weten zowel Karel als het publiek dat Elegast nog steeds trouw is aan zijn vroegere leenheer. Zoals het begrip al aangeeft, komt dramatische ironie veel voor in een dramatische context. Noch de overgeleverde drukken, noch de handschriftfragmenten bevatten clauskoppen (de namen van personages boven hun spreektekst) of andere opvallende kenmerken die wijzen in de richting van een toneelstuk. In het Zeitzer handschrift van Karl und Ellegast springt echter in het oog dat zinnetjes als Der konnig sprach of Ellegast sprach op een aantal plaatsen een eigen versregel vormen (afb. 2).Ga naar eindnoot11 Dit gebeurt evenwel niet systematisch. In sommige gevallen lijkt het alsof de zin omwille van de lengte is afgebroken (al is er bij de opbouw in één kolom niet bepaald sprake van ruimtegebrek). In andere gevallen kan ik het voorkomen van een eigen versregel niet verklaren. Op één plaats staat He sprach aan het einde van een vorig vers (vs. 275). Hebben we hier misschien te maken met een afschrift van een legger (voorbeeldtekst) waar de wisseling van sprekers met een apart zinnetje werd aangegeven? Bij een voordracht zou dit soort zinnetjes een praktisch referentiepunt vormen. | |
In de archievenHoewel archivalisch onderzoek heeft aangetoond dat er in de Nederlanden gedurende de late Middeleeuwen een rijke toneelcultuur heeft bestaan, zijn er geen aanwijzingen dat de Middelnederlandse Karel ende Elegast ooit is opgevoerd. Voor Noord-Duitsland bestaat een dergelijke vermelding echter wél. In 1450 is in Lübeck een Fastnachtspiel (vastenavondspel) opgevoerd met de titel koningk Karl steken vor mit Ollegaste.Ga naar eindnoot12 Of dit toneelstuk exact hetzelfde verhaal heeft bevat als Karel ende Elegast, is onduidelijk, maar het is in ieder geval zo goed als zeker dat de verhaalstof op een gegeven moment als toneelstuk heeft gefunctioneerd. | |
[pagina 7]
| |
Gezien de dramatische vorm van Karel ende Elegast lijkt het me waarschijnlijk dat het Lübeckse toneelstuk teruggaat op Middelnederlandse bronnen en niet, zoals Eckehard Simon onlangs heeft beweerd, op de Rijnlandse versie uit de Karlmeinet-compilatie.Ga naar eindnoot13 De vraag is dan hoe deze - zoals aangenomen oorspronkelijk Nederlandse - verhaalstof in Noord-Duitsland is terechtgekomen. Hierbij mogen de huidige landsgrenzen niet misleidend zijn: veel wijst erop dat Noord-Middelnederlandse en Middelnederduitse streken, zeker gedurende de late Middeleeuwen, als één groot cultuurgebied mogen worden beschouwd. Dit was een gevolg van de levendige handel van de Hanze, kooplieden die voor een zowel materiële als culturele uitwisseling zorgden. Hun lingua franca was het Middelnederduits, een taal die sterk lijkt op het Middelnederlands. Het is goed denkbaar dat de Karel ende Elegast-stof door de Hanze meegenomen is, misschien zelfs al in de vorm van een (rederijkers-) toneelstuk, of dat de stof behoorde tot het repertoire van de sprooksprekers, die eveneens zorgden voor een kruisbestuiving tussen Nederlandstalige en Duitstalige literatuur.Ga naar eindnoot14 De mogelijkheid dat rederijkers het verhaal al vroeg tot toneelstuk hebben omgevormd, is een aantrekkelijke gedachte, maar het is niet bekend of een dergelijke toneelbewerking heeft bestaan.Ga naar eindnoot15 Toch ondersteunt de mogelijke distributie van het Karel ende Elegast-verhaal door de Hanze de stelling dat een van de Middelnederlandse teksten ten grondslag heeft gelegen aan het Lübeckse Fastnachtspiel. | |
Steken of stelen?Naast onzekerheid over de herkomst van het Lübeckse Fastnachtspiel blijft de vraag bestaan welke inhoud het stuk heeft gehad. Hier is geen eenduidig antwoord op te geven, zeker omdat alleen de titel al tot verdeelde interpretaties leidt. Volgens Walther is het steken uit de titel waarschijnlijk een verschrijving van stelen.Ga naar eindnoot16 Hij geeft hier echter geen argumenten voor, waardoor zijn theorie niet gecontroleerd kan worden. Niettemin zou steken (in de zin van ‘toernooien’ of ‘een steekspel houden’) ook goed mogelijk geweest kunnen zijn; het accent verschuift dan van Karel die op Gods bevel uit stelen gaat en inziet dat hij Elegast in ere moet herstellen, naar het gevecht tussen Karel en zijn trouwe leenman, oftewel, van een moralistische boodschap naar een spektakel, waarbij rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de titel alleen een publiekstrekker is geweest. Dat het middeleeuwse publiek een dergelijk spektakel heeft kunnen waarderen, is te lezen in een opmerking in het vlak na 1455 ontstane Zeitzer handschrift, die het gevecht tussen Karl en Ellegast aankondigt: Do mochte man schöwen gůten lust (Daar kon men een vermakelijke vertoning aanschouwen, vs. 301).Ga naar eindnoot17 Hierdoor wordt duidelijk dat er veel aandacht uitging naar het visuele schouwspel dat het gevecht tussen de twee figuren ongetwijfeld is geweest. In de Middelnederlandse tekst ontbreekt een dergelijke vermelding, maar wordt het gevecht tussen Karel en Elegast breed uitgemeten. Blijkbaar is de strijd tussen beide helden een hoofdmotief geweest. Of Karel en Elegast nu samen gingen stelen of steken: vast staat dat beide motieven voorkomen in zowel de Nederlandse als de Duitse verhaaltraditie. In het kader van deze bijdrage is het relevant dat het stofcomplex kennelijk ooit geschikt werd bevonden voor een opvoering. Wanneer de ons overgeleverde Karel ende Elegast-handschriften en -drukken een betrouwbare afspiegeling vormen van de daadwerkelijk voorhanden verhaalstof rond 1450, zou het zelfs mogelijk kunnen zijn dat niet alleen de inhoud, maar ook de verhaalvorm past bij een dramatische voorstelling. | |
[pagina 8]
| |
Drama op schrift: de culturele contextDe grenzen tussen toneel en epiek zijn vaag, zeker in de vijftiende eeuw. Het oorspronkelijk abele spel Lanseloet van Denemerken werd bijvoorbeeld in de late Middeleeuwen een aantal keer herdrukt als Lanseloet en Sanderijn, een rijmtekst die door een groter publiek kon worden gelezen.Ga naar eindnoot18 Maar ook het omgekeerde kwam voor; in sommige gevallen werden leesteksten in dramatische vorm gegoten, soms wel, soms niet bedoeld voor de voordracht: een oorspronkelijk in proza of rijm gestelde tekst die niet voor opvoering was bestemd, werd dramatisch bewerkt, evenwel niet ten behoeve van een opvoering maar ter stimulering van een dramatische leeswijze, waarbij het gelezene als het ware op een denkbeeldig podium werd geprojecteerd. Zo vertrouwd was het laatmiddeleeuwse publiek met toneel en voordracht dat het teksten die voor lezing waren bestemd, kennelijk graag in gedialogiseerde vorm tot zich nam.Ga naar eindnoot19 Een kenmerk van het genre dat hier geschetst wordt, is het veelvuldig gebruik van de directe rede. Hiervan is al eerder opgemerkt dat het verlevendiging in de hand werkt. Er komen dan ook relatief veel dialogen voor, die de gelijkenis met toneel benadrukken. Het is goed mogelijk dat de performatieve aspecten uit Karel ende Elegast verklaard kunnen worden vanuit de stimulering van een dramatische leeswijze. Dit principe is bijvoorbeeld van toepassing op de latere drukken van Mariken van Nieumeghen, waardoor er ook wel van ‘leesdrama’ wordt gesproken. Echter, een van de kenmerken van het leesdrama is de onmogelijkheid om het stuk daadwerkelijk op te voeren, en dat is bij Karel ende Elegast nu juist niet het geval. Deze tekst zou zowel de illusie van drama kunnen wekken bij stillezen als bij een daadwerkelijke voordracht. | |
Omzwervingen in het NoordenHoe werden deze verhalen die toneeltekst willen zijn dan opgevoerd? Bart Ramakers en Hans van Dijk benadrukken dat de beknopte aard van de dramadrukken zich uitstekend leent voor het repertoire van reizende voordrachtskunstenaars, zoals sprooksprekers en minnezangers.Ga naar eindnoot20 Dit is hetzelfde type voordrachtskunstenaar dat ook Frits van Oostrom voor ogen heeft voor de kleinschalige epiek. Hij wijst eveneens op een groep van rondtrekkende dichters die op verschillende plaatsen voor een verschillend publiek hun voornamelijk korte oeuvre opvoerden. Het korte gedicht is namelijk ‘gemakkelijker (goedkoper) te produceren, te transporteren en te recipiëren’.Ga naar eindnoot21 Al eerder is opgemerkt dat rondtrekkende zangers of handelaars (zoals de Hanze) of sprooksprekers die eveneens de steden afreisden, een rol zouden kunnen hebben gespeeld in de uitwisseling van literatuur tussen Duits- en Nederlandstalige gebieden. Ook Van Oostrom ziet voor de sprooksprekersliteratuur een connectie met Duitse gebieden: ‘Zo bezien zou de overgang naar de korte epische vorm kunnen correleren met de overgang van een Frans- naar een Duitstalige invloedssfeer, in de eerste plaats op politiek gebied en in het voetspoor daarvan - ook letterlijk: de dichters reisden de autoriteiten na! - ook literair’.Ga naar eindnoot22 En daarmee is het kringetje rond. De verkorte epische vorm, een milieu van rondtrekkende dichters en de relatie tot Duitstalige gebieden: het zijn stuk voor stuk historische aanknopingspunten voor een beeld van de distributie van het Karel ende Elegast-verhaal. Deze inzichten, gekoppeld aan de vermelding van een Noord-Duits Fastnachtspiel in verreweg de belangrijkste handelsstad van de Hanze (Lübeck), leiden ertoe dat wij ook op cultureel-historische gronden een meer performatieve lezing van Karel ende Elegast kunnen veronderstellen. | |
[pagina 9]
| |
Afb. 3 Karel de Grote en de zwarte ridder. Houtsnede uit de postincunabel Coninck Karel ende Elegast. Een schone ghenuechlijcke historie om te lesen (Brussel, KBR, II 54948. Uit: H. Slings (ed.), Karel en Elegast, Tekst in context 1 (Amsterdam 1997) 35).
| |
Tot besluitIn deze bijdrage heb ik via close-reading, archivalisch en cultureel-historisch onderzoek gepleit voor een dramatische lezing van Karel ende Elegast. Deze tekst bevat namelijk opvallend veel dramatische kenmerken. Het lijkt me daarom een aantrekkelijke veronderstelling dat de tekst door de eeuwen heen een dramatische leeswijze heeft gepro- | |
[pagina 10]
| |
beerd te stimuleren en door zijn performatieve aard op bepaalde momenten heel eenvoudig tot rollenspel of toneelstuk kon worden omgevormd. Naar mijn idee is dit het geval geweest bij het Lübeckse Fastnachtspiel uit 1450. Een aspect dat in het bestek van deze bijdrage onderbelicht is gebleven, is de kant van de performance zelf, een onderdeel dat niet uit de tekst valt af te lezen. Toneel wordt tenslotte pas echt toneel wanneer woord en daad samenvallen en er dus sprake is van een opvoering. Een experimentele opvoering, zoals die van de Counterparts, kan hiervoor als uitgangspunt dienen. Als het inderdaad zo is dat het Karel ende Elegast ooit dramatisch vertoond is, kan een experiment met hedendaags toneel hier wellicht een nieuw licht op werpen.
Dit artikel is een bewerking van de paper die ik schreef voor het college ‘Charlemagne epics’ aan de Universiteit Utrecht. Ik dank Bernd Bastert voor zijn commentaar, literatuuraanwijzingen en meedenken en Bart Besamusca voor zijn suggesties ter verbetering van dit artikel. Daarnaast wil ik Carla Dauven- van Knippenberg bedanken voor haar tips over performativiteit en secundaire literatuur. |
|