Madoc. Jaargang 2007
(2007)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 194]
| |
[Nummer 4]Anique C. de Kruijf
| |
[pagina 195]
| |
dadige handen van de Hunnen.Ga naar eindnoot2 Verder worden in het celebratiealtaar relieken bewaard van de heilige Laurentius van Rome, de diaken die levend geroosterd werd toen ontdekt werd dat hij alle kerkelijke bezittingen had uitgedeeld aan de armen, en van drie middeleeuwse Utrechtse bisschoppen, namelijk Gregorius (754-776), Frederik (816-837) en Bernold (1027-1054). Het hoofdaltaar van de Gertrudiskathedraal staat sinds de bouw van de kathedraal dicht tegen de sluitwand van het koor. De stipes (de brede holle basis onder het altaarblad) bestaat uit drie compartimenten die bij elkaar ruim zeventienhonderd relieken herbergen. De beender- en textielfragmenten zijn in veel gevallen verpakt in papier of textiel. En, zoals te verwachten is na zo'n lange tijd, zijn veel van de primaire en secundaire relieken inmiddels verworden tot stof en gruis, waarmee de heiligen een voorbeeldige vervulling zijn van Gods voorspelling: ‘Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren’ (Gen. 3:19). Wellicht ten overvloede: tot stof weergekeerde overblijfselen hebben hun religieuze waarde niet verloren. In de schat van deze twintigste-eeuwse kathedraal zijn relieken uit verscheidene middeleeuwse steden uit de Noordelijke Nederlanden samengebracht. In de zestiende eeuw hadden veel van deze steden uitgebreide reliekverzamelingen, waarvan de meest bijzondere relieken als een teken van eerbied omhuld waren door kostbare edelmetalen reliekhouders. Pelgrims bezochten de relieken om van de betreffende heilige iets af te smeken en ook werden de relieken gebruikt in de liturgie, bijvoorbeeld in reliekprocessies en -toningen.Ga naar eindnoot3 Toen de calvinisten tijdens de Reformatie in 1578 de katholieke kerkgebouwen voor hun eigen samenkomsten opeisten, werden de relieken, evenals nagenoeg al het andere katholieke erfgoed, ernstig bedreigd. Omdat de inhoud van de reliekhouders vele malen onvervangbaarder was dan de houders zelf, maakten de katholieken de houders vaak leeg alvorens ze aan de hervormers af te staan. Niet zelden werden in die tijd de ‘naakte’ relieken in simpele stukjes papier gewikkeld, waarop een opschrift kwam te staan over de inhoud van het pakje. Om de heilige bezittingen uit handen van de calvinisten te houden, waren de katholieken genoodzaakt geheime bewaarplaatsen voor hun eigendommen te creëren. Meer dan eens werden de spullen verdeeld onder de geestelijken, die ze vervolgens in hun privéhuizen in bewaring hielden. Maar ook werden ontelbare relieken ondergebracht in het ‘buitenland’, zoals in Emmerik, Kalkar, Leuven en Keulen. De enorme omvang van de reliekschat in de Utrechtse Gertrudiskathedraal getuigt ervan dat gedurende de tijd toch veel relieken zijn teruggekomen in Nederlandse kerkgebouwen. | |
De schat van de GertrudiskathedraalVoor deze schat was met name kanunnik Gerrit van den Steen van groot belang. Terwijl de Utrechtse geestelijkheid na 1600 langzaam transformeerde van katholiek naar protestant, bleef Gerrit het katholieke geloof trouw. Rond 1640 kreeg hij, geboren in 1590 en dus een generatie jonger dan de geestelijken die de Reformatie zelf hadden meegemaakt, via giften en erfenissen verscheidene reliekcollecties uit de bewaring van zijn oudere collega's in handen. Ongeveer een kwart eeuw later besloot hij zijn verzameling te geven aan een goede vriend, Abraham van Brienen.Ga naar eindnoot4 Deze vriend was op dat moment pastoor van de Gertrudisparochie. Het was katholieke parochies in de zeventiende eeuw verboden missen te vieren en bovendien waren ze hun kerkgebouwen kwijtgeraakt. Om toch uiting te kunnen geven aan hun geloof organiseerden katholieken samenkomsten in privéhuizen van parochianen. Af en toe werd achter de gevel | |
[pagina 196]
| |
van zo'n woonhuis een heuse kapel tot stand gebracht. Ook de parochianen van de Gertrudisparochie bewerkstelligden een dergelijke schuilkapel. Deze bestaat tot op de dag van vandaag en is direct naast de Gertrudiskathedraal gelegen.Ga naar eindnoot5 Abraham van Brienen, die de reliekgift ongetwijfeld als kostbaar goed beschouwde, verborg de relieken achter de betimmering van het koor van de schuilkapel.Ga naar eindnoot6 Onder Van Brienens opvolger, Petrus Codde, raakte de parochie van Sint-Gertrudis betrokken bij een conflict tussen de kerk van Rome en de nieuwe kerk van Utrecht. In 1723 was de kloof onoverbrugbaar geworden en ging de kerk van Utrecht haar eigen weg onder de naam oud-katholieke kerk.Ga naar eindnoot7 De relieken, die in de tussentijd gewoon achter de betimmering waren blijven liggen, vielen hiermee automatisch in handen van deze nieuwe kerkgemeenschap. Na de bouw van de kathedraal werden ze van de kapel verplaatst naar het hoofdaltaar van de kathedraal. Daar bevinden zich nu talloze heilige overblijfselen, schijnbaar willekeurig op elkaar gestapeld in houten kisten en kartonnen dozen. Veel van de relieken zijn gewikkeld in textiel, meestal damast, zijde of fluweel. Het textiel is verrijkt met een diversiteit aan decoratie-elementen, zoals zijden bloemetjes, maar ook clousen (bolronde metalen plaatjes), bouillondraad (metalen kruldraad dat tot verschillende lengten kan worden uitgetrokken), borduurwerk, lovertjes, glazen kraaltjes, parelkraaltjes, in allerhande vormen gestanste metalen plaatjes, gekantkloste boordjes en bladkoperen strookjes. Het merendeel van de in deze categorie passende relieken heeft geen opschrift of cedula, dus het is in de meeste gevallen niet meer mogelijk om een specifieke heiligennaam aan de overblijfselen te verbinden. Maar het meest opvallend is dat aan de achterkant van al deze gedecoreerde relieken resten van een plakachtige substantie werden aangetroffen. Combinatie van deze waarnemingen - gelijksoortige decoratie-elementjes, ontbreken van cedulae en aanwezigheid van plakresten - zorgt dat nog maar één conclusie mogelijk is: al deze nu afzonderlijk bewaarde relieken waren eens onderdeel van een groter geheel: een reliekkast of meer in het bijzonder een besloten hofje. | |
Relieken in de kastVanaf de late vijftiende eeuw werd de reliekkast een steeds gangbaardere manier van reliekpresentatie. In een ondiepe houten bak werden in textiel gehulde en met onder andere metaaldraad en lovertjes gedecoreerde relieken aangebracht (afb. 1). Soms werd het reliekje, vaak niet meer dan een splintertje, bovenop het textielen pakketje bevestigd, zodat het zichtbaar bleef voor de beschouwer. Het textiel omhulde in zo'n geval meestal een klein houten of kartonnen plankje of een plukje wol. In de meeste reliekkasten functioneerden de relieken als omlijsting voor bijvoorbeeld een miniatuur of voor een heiligenbeeldje. De cedulae werden boven of onder het betreffende reliek aangebracht. Van de laat-middeleeuwse reliekkasten zijn niet veel exemplaren bewaard gebleven, maar deze manier van het tonen van relieken bleef populair. Toen vanaf de achttiende eeuw de katholieke religie langzaam weer gerestaureerd werd, viel men voor het eerherstel van de relieken terug op de reliekkast. Een aantal Nederlandse kloosters bewaart nu nog dergelijke modernere stukken.Ga naar eindnoot8 Een besloten hofje is een wat uitgebreidere reliekkast. Ook hier wordt de basis gevormd door een ondiepe houten retabelkast, waarin tegen een paradijselijke achtergrond van textiele bloemen en planten door middel van heiligenbeeldjes, insignes, agni dei, medaillons en relieken een symbolisch verhaal verteld wordt. Deze hofjes | |
[pagina 197]
| |
Afb. 1 Reliekkast met relieken rondom een miniatuur met Birgitta van Zweden, ca. 1500, ca. 30 × 20 cm. Brugge, Zwartzusters-Augustinessen. Uit: Vandenbroeck (noot 9) afb. 11.
vonden over het algemeen hun oorsprong in de Zuidelijke Nederlanden in de eerste helft van de zestiende eeuw. De beeldjes werden vervaardigd door professionele beeldensnijders, de hof daaromheen is het werk van begijnen of nonnen. Iconografisch zijn besloten hofjes terug te leiden tot een tekst uit het Hooglied, waarin een bruidegom een loflied aanheft op de schoonheid van zijn bruid: ‘Mijn bruid, een besloten hof ben je, een gesloten tuin [...]’ (Hoogl. 4:12). De besloten hof, ofwel hortus conclusus, staat symbool voor puurheid en maagdelijkheid. Deze geslotenheid is vaak heel letterlijk tot uiting gebracht, namelijk door een hekje aan de voorzijde van de tuin. Naast deze overkoepelende symboliek had elk besloten hofje zijn eigen iconografische programma, veelal gebaseerd op het centrale beeld(engroep)je. De ornamentjes en relieken in de kast dienden ter ondersteuning van dit programma.Ga naar eindnoot9 | |
Een Mechels hofjeAan de hand van een van de bewaard gebleven hofjes in Museum Het Schepenhuis te Mechelen is dit goed te illustreren (afb. 2). De nadruk van dit hofje ligt op de Kruisiging, die centraal is weergegeven op een altaar. Links van het kruis staat Johannes de Evangelist met de kelk, rechts staat Maria Magdalena met de zalfpot. Boven het kruis is God ten halven lijve uitgebeeld. Rondom de armen van het kruis zijn in de vegetatie ranken met volle druiventrossen aangebracht. De druiven verwijzen naar wijn, de eucharistische drank die symbool staat voor het bloed dat Christus vergoot tijdens de Passie. De engel links naast het hoofd van Johannes heeft een banderol met een tekst | |
[pagina 198]
| |
Afb. 2 Besloten hofje met Kruisiging en eenhoornjacht, ca. 1520, ca. 90 × 140 cm. Mechelen, Museum Het Schepenhuis. Uit: Vandenbroeck (noot 9) afb. 85.
die verwijst naar de Annunciatie, het moment waarop de aartsengel Gabriël Maria bezoekt om haar te vertellen dat zij de moeder van de Verlosser zal worden. Voor uitbeelding van de menswording van Christus is gebruik gemaakt van de symbolische eenhoornjacht. Links van het altaar is Gabriël als jagende, hoornblazende engel met twee hondjes voorgesteld. Hij jaagt op de eenhoorn, die rechts van het altaar te zien is. Dit dier kon volgens de legende slechts gevangen genomen worden als het in slaap was gevallen met zijn hoofd in de schoot van een maagd. Evenzo kon Christus in de handen van zijn vijanden vallen door zijn menswording in de schoot van de Maagd. Bovenin zijn aan weerszijden van het kruis agni dei geplaatst. Deze kleine medaillons werden van origine in het Vaticaan vervaardigd uit de was van de paaskaars. Op de voorzijde werd een voorstelling van het Lam Gods ingedrukt, aan de achterzijde een andere religieuze voorstelling, bijvoorbeeld een Kruisiging of Opstanding. Oorspronkelijk werden deze agni dei eens in de zeven jaar door de paus gewijd om vervolgens verspreid te worden over Europa. Een variëteit aan beeldjes, die alle een oud-testamentische prefiguratie van Maria's maagdelijkheid voorstellen, verrijken de iconografie van het hofje. Geheel links staat de toren met de gesloten poort waardoor God binnenkwam (Ez. 44:1-2], daarnaast de geknielde Gideon met het vlies (Richt. 6:36-40). Gideon werd door God tot de taak van profeet geroepen. Hij had echter bevestiging in de vorm van een wonder nodig voor hij de functie aanvaardde. Gideon legde hiertoe een vlies op de dorsvloer en vroeg God om in de nacht alleen dauw op het vlies te laten neerdalen en niet op de omliggende vloer. Zo geschiedde. | |
[pagina 199]
| |
Afb. 3 Reliek in crèmekleurige ribzijde gedecoreerd met lovertjes en metaaldraad, ca. 1500, ca. 6 × 2 cm. Utrecht, hoofdaltaar oud-katholieke Gertrudiskathedraal (foto auteur).
Afb. 4 Ovaal amulet van papier en damast, met een beenderfragment en decoraties van metaaldraad, lovertjes en glaskraaltjes, ca. 1480, ca. 11 × 7 cm. Utrecht, hoofdaltaar oud-katholieke Gertrudiskathedraal (foto auteur).
De tweede nacht vroeg hij precies het omgekeerde: het vlies moest nu als enige droog blijven. Ook nu verhoorde God zijn gebed, zodat voor Gideon duidelijk was dat hij echt de nieuwe uitverkoren profeet was. Dit verhaal staat symbool voor de goddelijke bevruchting van Maria. Ook Aäron met zijn bloeiende staf (Num. 17:5-8), de verzegelde bron (Hoogl. 4:12) en geheel rechts het brandende braambos waarin God aan Mozes verscheen (Ex. 3) zijn voorspiegelingen voor Maria's maagdelijkheid. Meerdere beeldjes uit dit besloten hofje zijn voorzien van een ingesneden hoofdletter M, het merk van de Mechelse beeldensnijders. Rechts van de eenhoorn en de maagd staat nog een klein vrouwenfiguurtje op een zuil. Zij houdt het wapen van Mechelen vast, wat deze herkomst bevestigt.Ga naar eindnoot10 | |
ReliekpakketjesDe uitgebreide iconografie van de besloten hofjes werd opgeluisterd met relieken. De hofjes werden voor en door religieuze vrouwen gemaakt. Tijdens haar devotie betrad een non voor een moment de intieme wereld der heiligen die schuilging achter het hekje op de voorgrond. Uiteraard werd bij de keuze van de relieken rekening gehouden met de doelgroep. Hoewel ook zeker relieken van mannelijke heiligen verwerkt werden in de tuintjes, ligt de nadruk toch op overblijfselen van vrouwelijke heiligen. Met hen konden de kloosterlingen die deze kasten gebruikten zich immers het best identificeren. Daarnaast waren zogenaamde locatierelieken populair. Een besloten hofje met een Kruisiging werd extra krachtig door de toevoeging van relieken - stof of steentjes - van de Olijfberg, de geselkolom, de plaats van het Ecce Homo en de Calvarieberg. Maria's maagdelijkheid kwam nog eens tot uitdrukking in relieken van de plaats van de Annunciatie, de Visitatie of de Geboorte en in overblijfselen van bijvoorbeeld de kribbe. Locatierelieken speelden vermoedelijk ook een rol in het fenomeen van de geestelijke pelgrimage. Aangezien de kloosterlingen te maken hadden met de stabilitas | |
[pagina 200]
| |
Afb. 5 Reliekkast met een altaar met beeld van Madonna en Kind, daaromheen bloemen en takken en tien ovale amuletten met relieken, ca. 1740 met oudere elementen, ca. 40 × 60 cm. Uit: Vandenbroeck (noot 9) afb. 193.
loci, het verbod hun klooster te verlaten, konden zij nooit een lijfelijke pelgrimstocht naar Rome of het Heilige Land maken. Door aanwezigheid van relieken van de locaties die een pelgrim werkelijk bezocht tijdens een bedevaart, werd een religieuze vrouw toch in de gelegenheid gesteld in gedachten een dergelijke reis te volbrengen, en daarmee net als een gewone pelgrim in de voetsporen van Christus te treden.Ga naar eindnoot11 De relieken in besloten hofjes zijn meestal aan de achterwand van de kast bevestigd met een kleverig, wasachtig plaksel. De (gedeeltelijke) verpakking in kleurig, kostbaar textiel is een blijk van eerbied voor de heilige overblijfselen. Om de relieken de sfeer van de tuin te laten ademen werden ze gedecoreerd met handwerkjes in de vorm van | |
[pagina 201]
| |
Afb. 6 Reliek met glazen kern en vegetatieve decoratie, ca. 1510, ca. 4 × 4 cm. Utrecht, hoofdaltaar oud-katholieke Gertrudiskathedraal (foto auteur).
takjes, bladeren en bloemen. Precies deze kenmerken zijn terug te vinden in de uit hun context gehaalde relieken in het altaar van de Gertrudiskathedraal. Tijdens de Reformatie werden blijkbaar niet alleen de reliekhouders van edelmetaal ontdaan van hun inhoud. Ook de reliekkasten en besloten hofjes konden op de haastige zorg van de katholieken rekenen. De houten kasten zelfwaren te groot van formaat om in het geheim weggeborgen te kunnen worden. Ook hier echter zullen de katholieken veel grotere waarde gehecht hebben aan de inhoud van de kast dan aan de kast zelf. En dus verwijderde men de kleine reliekpakketjes uit hun oorspronkelijke context. In deze periode zijn ongetwijfeld veel cedulae - die in de kasten niet aan de relieken bevestigd waren - verloren gegaan of gescheiden geraakt van het bijbehorende reliek. Een reliek uit het hoofdaltaar van de Gertrudiskathedraal (afb. 3) is zowel wat betreft textiel als qua decoraties direct vergelijkbaar met het reliek dat zich in het midden aan de rechterkant van de reeds genoemde reliekkast bevindt (afb. 1). Sowieso zijn in het hoofdaltaar veel voorbeelden te vinden van deze rechthoekige pakketjes met steeds dezelfde afmeting. Er zijn ook talloze langwerpige rolletjes zoals degene die de achterwand van het besloten hofje met de eenhoornjacht vullen en de met zijden bloemetjes gedecoreerde relieken zijn ontelbaar. Een laat vijftiende-eeuws amulet uit het altaar (afb. 4) zou zonder problemen de plaats kunnen innemen van één van de uit dezelfde periode stammende amuletten in een achttiende-eeuwse kast (afb. 5). En de verscheidene relieken met een glazen kern die omgeven wordt door metaaldraad in verschillende krioelende patronen en door bloemetjes uit bladkoper en parelkraaltjes lijken gemaakt te zijn voor een tuinrijke omgeving (afb. 6). | |
BesluitDe katholieken moeten rond 1580 met pijn in hun hart de relieken uit hun oorspronkelijke samenhang gehaald hebben. Veel reliekkasten, besloten hofjes en de decoraties waarmee zij gevuld waren, zijn door deze scheiding verloren gegaan. De onvervangbare heilige overblijfselen bleven wel bewaard, maar moesten het na de haastige reddingsacties vaak zonder hun cedulae stellen, zodat we nu niet meer kunnen achterhalen welke heiligen precies uit de kast gekomen zijn. |
|