Madoc. Jaargang 2007
(2007)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[Nummer 1]Gitta van Reeth
| |
Hier beghint die sotternie: list en lustIn de Middeleeuwen mocht er gerust eens gelachen worden. In het Middelnederlandse taalgebied staan de sotternieën als komisch ‘genre’ niet alleen: buiten het drama vinden ze een tegenhanger in de boerden. Deze komische versvertellingen staan centraal in het proefschrift van Fred Lodder, waar de inhoudelijke motieven zijn samengebracht onder de kernwoorden ‘list’ en ‘lust’.Ga naar eindnoot2 Zoals uit de korte samenvatting van Die Buskenblazer hierna blijkt, kunnen deze beide motieven ook gebruikt worden bij de interpretatie van de sotternie. Het toneelstuk gaat van start met een oude man, Goesen, die zichzelf als knecht wil verhuren. Daarbij loopt hij een kwakzalver tegen het lijf. Die belooft dat hij Goesen weer jong kan maken door hem in een busje te laten blazen. Goesen ziet zo'n verjongingskuur wel zitten: zijn jongere echtgenote heeft hem immers al vaak verweten dat hij oud en lelijk is. Hij is dan ook bereid om de kwakzalver te belonen met het geld van een pas verkochte koe. Wanneer hij in het busje blaast, gebeurt er echter niets spectaculairs: het busje blijkt een roetbus te zijn, zodat zijn hele gezicht bestoven is met roet. Goesen denkt echter dat hij er mooier en jonger uitziet, en loopt enthousiast naar huis. De kwakzalver gaat er vandoor met het geld van de koe. Eenmaal thuis roept Goesen zijn vrouw om eens te komen kijken naar zijn verbeterde uiterlijk. Tot zijn verbazing is zij echter razend. Hij ziet er belachelijk uit, en bovendien heeft hij het geld van de koe verkwist. Buurman Gheert komt nieuwsgierig een kijkje nemen, en verzekert Goesen dat hij er daadwerkelijk niet beter | |
[pagina 3]
| |
Afb. 1 Een wat oudere geestelijke schudt een beurs leeg voor een jonge vrouw, maar zij lijkt een afwerend gebaar te maken. Probeert hij haar te verleiden om op een oneerbaar voorstel in te gaan? (Gorleston Psalter, ca. 1310-1325). Uit: A.G. Stewart, Unequal lovers: a study of unequal couples in northern art (New York 1978), p. 32.
uitziet. Wanneer Goesen in de spiegel kijkt, beseft hij dat hij bedrogen is. Zijn vrouw bedaart niet, zodat ook hij kwaad wordt en haar confronteert met haar overspelige gedrag: heeft zij ook geen geld verbrast aan een avontuurtje met een geestelijke? Dat verwijt valt bij de vrouw helemaal niet in goede aarde, zodat de sotternie afsluit met een vechtpartij. Het is duidelijk dat de list een belangrijk motief is in Die Buskenblazer. De kwakzalver leidt Goesen immers met een leugen om de tuin: hij beweert dat hij hem tien jaar kan verjongen door hem in een ‘magisch’ busje te laten blazen. Dat bedrog levert de kwakzalver een aardige duit op, terwijl Goesen zijn geldverspilling en goedgelovigheid achteraf bij zijn vrouw moet bekopen. Het eerste gedeelte van de sotternie toont de uitwerking van de list, het tweede gedeelte centraliseert de gevolgen. De functie van het listmotief wordt door Lodder hoofdzakelijk in verband gebracht met de komische lading ervan.Ga naar eindnoot3 In het geval van Die Buskenblazer bewerkstelligt de list niet alleen verrassingen in het handelingsverloop (Goesens plotseling beroete gezicht), maar zorgt zij tevens voor dramatische ironie (het publiek kan de negatieve reactie van Goesens vrouw al voorspellen). Natuurlijk blijft het enigszins riskant om ervan uit te gaan dat middeleeuwers hetzelfde gevoel voor humor hadden als wij. Sotternieën en boerden worden echter ook in de Middeleeuwen als komische genres aangeduid, en de frequentie van het listmotief doet dan ook vermoeden dat het tot die komische functie heeft bijgedragen.Ga naar eindnoot4 Ook het motief van de lust heeft die komische functie wellicht ondersteund. In Die Buskenblazer gaat het vooral om het motief van de ongelijke liefde, dat in de Middeleeuwen zowel in de literatuur als in de beeldende kunsten geregeld opdook (afb. 1). Het motief wordt hier op een nogal stereotiepe manier uitgewerkt. Het ongelijke huwelijk bestaat uit een oudere man en een jongere vrouw, die geen seksuele voldoening meer vindt bij haar echtgenoot en hem daarom horens opzet, zoals blijkt uit Goesens verwijt dat ze hem ontrouw was met een geestelijke. Dergelijke huwelijken worden negatief gestigmatiseerd, omdat ze uitdraaien op overspel. Goesens mislukte poging om zijn huwelijk wat te egaliseren door een verjongingskuur te ondergaan, zorgt ervoor dat zijn vrouw een nog grotere hekel aan hem krijgt. De ongelijke liefde leidt dus eveneens tot humoristische taferelen. Zo maakt Goesens vermelding van het avontuurtje van zijn vrouw haar nog kwader dan ze al is, zodat ze haar man aanvalt en de sotternie eindigt met een gevecht. Hoewel het resultaat van dat gevecht onvermeld blijft, is de vrouw de vermoedelijke winnares. Goesen wordt namelijk afgeschilderd als een domme pantoffelheld, terwijl zij zich dominant opstelt. | |
[pagina 4]
| |
Afb. 2 Gravure van Martin Treu, ca. 1540-1543. Het motief van de strijd om de broek (en de vrouw als winnares) uitgewerkt in de beeldende kunst. Uit: W. van Engeldorp Gastelaars, Ic sal u smiten op uwen tant: geweld tussen man en vrouw in laatmiddeleeuwse kluchten (Amsterdam 1984), p. 123.
Impliciet bevraagt de sotternie dus ook de rolverdeling binnen het huwelijk, zodat het gevecht kan staan voor een letterlijke uitbeelding van ‘de strijd om de broek’ (afb. 2 en afb. 3].Ga naar eindnoot5 Zoals hierna zal blijken, wordt het komische potentieel van de motieven rond list en lust versterkt door het specifieke taalgebruik dat met deze motieven samenhangt.Ga naar eindnoot6 | |
De kwakzalverHet listmotief kan in Die Buskenblazer zo goed als vereenzelvigd worden met het personage van de kwakzalver. Hij ziet in Goesen wellicht een makkelijk slachtoffer, aangezien het stuk begint met een monoloog van Goesen waarin die zich niet bepaald als een intelligent personage profileert.Ga naar eindnoot7 Met een opsomming van zijn kwaliteiten poogt hij zich als knecht te verhuren; een hopeloze zaak, want hij vermeldt ook een heleboel gebreken, zoals luiheid en drankzucht. Wanneer de kwakzalver verschijnt, speelt die handig in op Goesens goedgelovigheid en gemakzucht. Hij stelt zich voor als een soort tovenaar, die Goesen zelfs in een zwart paard kan veranderen als hij zijn sac van consten (tovertas) zou openen (vs. 38). De oude en grijze Goesen is meteen te vinden voor het idee om hem om te toveren in een jonge hengst; hij wil zijn jongere vrouw maar al te graag weer behagen (vs. 46). Bovendien zou haar gezeur over zijn lelijkheid en ouderdom dan meteen voorbij zijn. Het is dus zeker niet alleen ijdelheid die Goesen drijft; ook wellust en (ver)geldingsdrang spelen een rol. De kwakzalver geeft blijk van een zeer sluwe tong om Goesen in de val te lokken. Aanvankelijk maakt hij Goesen duidelijk dat hij bedreven is in de toverkunst: een mens in een paard veranderen is voor hem een fluitje van een cent. Vervolgens speelt hij gretig in op Goesens wens tot verjonging. Wil Goesen zijn vrouw weer kunnen behagen? Wel, dan zal hij van Goesen zo'n knappe man maken dat zijn vrouw meteen wild van hem wordt. | |
[pagina 5]
| |
Afb. 3 Man trekt vrouw de broek aan (detail). Anonieme houtsnede, Kampen, 1555. De vrouw verwerft de dominantie in het huwelijk: de man, met ontbloot geslacht, exposeert (letterlijk) zijn kwetsbaarheid door haar zijn broek aan te trekken. Uit: H. Van Dijk, B. Ramakers e.a. (red.), Spel en Spektakel. Middeleeuws toneel in de Lage Landen (Amsterdam 2001), p. 272.
Daarna gaat de kwakzalver over tot het uitleggen van de ‘behandeling’ en toont hij het attribuut dat noodzakelijk is om het geheel voor Goesen zo geloofwaardig mogelijk te maken (vs. 50-53):
Lietic u in dit busken blasen
Ghi sout al ene ander varruwe ontfaen
Ghi sout werden alsoe ghedaen
U wijf en soude u niet connen gekinnen
(Als ik je in dit busje liet blazen, zou je een heel andere gelaatskleur krijgen. Je zou er zo uitzien dat je vrouw je niet zou herkennen.) De list gaat hier gepaard met dubbelzinnig taalgebruik. Enerzijds kunnen de woorden van de kwakzalver gelezen worden als de loutere uiteenzetting van Goesens miraculeuze verjongingskuur. Die houdt in dat Goesen na het blazen in het busje ene ander varruwe zal krijgen (vs. 51 én 74): hij zal er helemaal anders uitzien en een frissere teint krijgen. Zijn eigen vrouw zal hem zelfs niet herkennen onder dat knappe uiterlijk. De belofte wordt natuurlijk niet gerealiseerd, maar strikt genomen heeft de kwakzalver niet gelogen. Goesen krijgt immers daadwerkelijk een ander kleurtje: zijn vrouw zal hem slechts met moeite herkennen onder de roetlaag. Goesen, die in het wonderbaarlijke effect van het busje wil geloven, doorziet de dubbelzinnigheid allicht niet. De toeschouwers kunnen deze dubbele betekenislaag waarschijnlijk wel onderscheiden, aangezien zij vanuit andere spelen of zelfs vanuit de realiteit al vertrouwd zijn met kwakzalvers en hun oplichterij. Naast een komisch effect, werkte het dubbelzinnige taalgebruik wellicht enige voorpret in de hand. Het publiek kan zich bij de woorden van de kwakzalver al verkneukelen bij de gedachte aan het misplaatste enthousiasme van Goesen na het blazen in de bus en het niet erg warme onthaal door zijn echtgenote. | |
[pagina 6]
| |
Buurman GheertNa het slagen van de list verdwijnt de kwakzalver van het toneel en begeeft Goesen zich naar huis. Het tweede gedeelte van de sotternie speelt zich dan ook vermoedelijk rondom zijn huis af. Buurman Gheert lijkt de dubbelzinnige rol van de kwakzalver enigszins over te nemen als hij nieuwsgierig een kijkje komt nemen wanneer hij Goesen en zijn echtgenote hoort bekvechten. Aanvankelijk is het niet duidelijk welk kamp Gheert kiest. Zo lijkt hij zich aan Goesens zijde te scharen wanneer hij hem verdedigt tegen de scherpe uithalen van diens echtgenote: Bi gode, men moet in dbeste voeghen/ Hi hevet ghedaen om beters wille (Bij God, men moet het in zijn voordeel uitleggen: hij heeft het om bestwil gedaan, vs. 170-171). Gheert minimaliseert hier Goesens geldverspilling, maar suggereert tegelijk dat hij te dom was om de list van de kwakzalver te doorzien. Een aantal verzen later lijkt Gheert de zijde van Goesens echtgenote te kiezen. Goesen wijst op haar eigen geldverspilling ten dienste van een onzedelijk afspraakje met een geestelijke. Goesen dreigt er zelfs mee het avontuurtje van zijn vrouw openbaar bekend te maken, waarop Gheert hem het zwijgen probeert op te leggen: Keren, ghebuer, hout uwen mont/ Ghi sout u wijf al te scanden maken (Verdorie buurman, hou je mond! Je zou je vrouw te schande zetten, vs. 184-185). Gheert lijkt dus geen kant te kiezen en probeert het geschil ook niet op te lossen. Zijn voornaamste reden tot aanwezigheid lijkt dan ook leedvermaak te zijn. Dat blijkt al uit zijn eerste woorden, waarin hij Goesens uiterlijk bespot: Wie heeft u alsoe begaet?/ Ghi hebt emmer in ene weedtcupe gebaet:/ U anschijn es al met swerten bestoven (Wie heeft u zo toegetakeld? Jij hebt zeker in een verfkuip gebaad! Je gezicht is geheel zwart bestoven, vs. 129-131). Gheert betuigt geen medelijden, integendeel: hij insinueert weinig fijnzinnig dat Goesen in een verfkuip heeft gebaad in plaats van in een verjongende bron. De buurman lijkt de situatie vooral grappig te vinden, wat ook blijkt uit zijn volgende voorstel: Men sal u anschijn met seiken eerden/ Ende met ander dinghen die daer toe hoeren (Men zal uw gezicht met urine ontvetten, en met andere zaken die daarbij horen, vs. 157-158). De verwijzing naar ander dinghen die daer toe hoeren kan, de urine indachtig, eventueel een fecalische ondertoon hebben. In plaats van Goesens gezicht schoon te maken, lijkt Gheert er dus net nog een schepje bovenop te willen doen. Net zoals de kwakzalver stelt Gheert aan Goesen een ‘behandeling’ voor die Goesen helemaal niet ten goede zal komen. Goesen is blijkbaar nog sterk onder de indruk van zijn aanvaring met de kwakzalver, want hij neemt Gheerts woorden ernstig. Hij lijkt te geloven dat Gheert hem werkelijk met zijn waanzinnige behandeling te lijf zal gaan, wat valt af te leiden uit zijn antwoord: Hulpe, hulpe! soe salic versmoren (Help, help, dan zal ik stikken, vs. 154). Blijkbaar ziet Goesen niet in dat Gheert gewoon de spot drijft met de situatie, en dat hij geen tweede kwakzalver is die hem geld probeert af te troggelen met een absurde behandeling. Gheerts uiting kan hier dus ook dubbelzinnig geïnterpreteerd worden. Het publiek begrijpt wellicht dat hij gewoon spot met Goesens pijnlijke situatie, terwijl Goesen Gheerts woorden wél ernstig opneemt en zichzelf meteen wil beschermen. Goesen wordt daardoor indirect opnieuw als dom getypeerd omdat hij de ironie van Gheerts woorden niet doorziet. | |
Listigheid in het kwadraat?In mindere mate kan het listmotief ook toegepast worden op Goesen en zijn echtgenote. Zoals vermeld hengelt Goesen aan het begin van de sotternie in een weinig overtuigende monoloog naar een betrekking als knecht. Dat zou kunnen betekenen dat Goesen zelf een bedrieger is: hij vertelt zijn (fictieve) publiek dat hij geen ijverige knecht is, en impliceert | |
[pagina 7]
| |
daarmee dat eventuele werkgevers zich achteraf bedrogen zouden voelen als ze hem zouden aannemen. Eesser enich vrouwe of here/ Die mi wilt hueren tenen knape? (Is er een vrouwe of heer die mij als knecht wil huren?, vs. 16-17) lijkt dan ook vooral een retorische vraag. Goesens monoloog kan gekarakteriseerd worden als een monologue de charlatan, waarin zelfaanprijzingen van werkzoekende knechten op de korrel worden genomen.Ga naar eindnoot8 Toch is Goesen vermoedelijk geen echte oplichter: zijn oproep lijkt immers gemeend te zijn omdat zijn financiële situatie er niet zo rooskleurig uitziet.Ga naar eindnoot9 Uit de rest van de sotternie blijkt bovendien dat Goesen niet al te snugger is. Dat hij zijn gebreken zo openbaar bekend maakt, heeft dan ook eerder te maken met zijn tekort aan intellect dan met een poging tot bedrog. Het vermelden van zijn gebreken benadrukt zijn domheid en heeft bovendien een komisch effect. Ook Goesens echtgenote lijkt aanvankelijk listig, maar blijkt uiteindelijk toch verbaal niet vaardig genoeg om haar man om de tuin te leiden. Het listige lijkt te schuilen in haar overspel: ze heeft haar man horens opgezet en hij is dus bedot. Wanneer echter duidelijk wordt dat Goesen haar zonde zelf gezien heeft, blijkt haar list niet zo geslaagd; het lukte haar immers niet om haar echtgenoot op een veilige afstand te houden. Wanneer hij haar met de feiten confronteert, probeert ze alles te ontkennen. Lang houdt ze dat niet vol: al vlug kan ze geen kant meer uit en brengt ze een verhulde bekentenis (zoals ik hierna zal verduidelijken). Ondanks haar listige bedoelingen, heeft ze Goesen toch geen excuus kunnen aanpraten. Uit het bovenstaande blijkt dat het listmotief meermaals aan bod komt, maar toch vooral in het personage van de kwakzalver wordt uitgewerkt. | |
Dialoog tussen Goesen en zijn vrouw: lustDe woordenwisseling tussen Goesen en zijn echtgenote vertoont ook heel wat voorbeelden van komisch taalgebruik. Wanneer Goesen bij zijn vrouw arriveert, is zij natuurlijk razend omdat hij zich heeft laten bedriegen. Bovendien beseft hij zelf nog steeds niet hoe vreselijk hij eruit ziet, en gelooft hij pas dat hij bedot is wanneer zijn echtgenote hem een spiegel voorhoudt. Goesen verweert zich tegen de woede van zijn vrouw door haar op zijn beurt verwijten toe te slingeren: ze heeft overspel gepleegd met een lollaert.Ga naar eindnoot10 Zijn echtgenote is verontwaardigd en ontkent deze beschuldiging meteen. Vervolgens komt Goesen op de proppen met bewijsmateriaal: hij heeft zelf gezien hoe de geestelijke op haar lag, bovendien in een opmerkelijke houding: Oec hinc sijn flesschelkijn op den eers/ Ende oec lach hi lanchs, hi en lach niet dweers (Ook hing zijn flesje op de aars, en ook lag hij in de lengte, hij lag niet dwars, vs. 189-190).Ga naar eindnoot11 Het flesje van de lollaert kan natuurlijk letterlijk geïnterpreteerd worden en zou dan naar overmatig drankgebruik kunnen verwijzen. In deze context lijkt een figuurlijke interpretatie me echter aantrekkelijker: het flesschelkijn verwijst dan naar het geslachtsdeel van de geestelijke, en de eers waarvan sprake is, behoort toe aan de vrouw. Een dergelijke vorm van seksuele metaforiek werd in middeleeuwse komische teksten wel meer gebruikt.Ga naar eindnoot12 Aangezien Goesen het overspel zelf heeft zien gebeuren, kan de vrouw haar ondeugd niet langer ontkennen. Ze zoekt dan ook naar een andere verklaring van het gebeurde: Ic mochte na die vloijken sien (Ik wilde naar zijn vlooien kijken, vs. 194). De vrouw veinst dat haar contact met de geestelijke volkomen onschuldig was: ze keek gewoon naar zijn vlooien. De seksueel geladen context suggereert dat de diertjes zich in het schaamhaar van de geestelijke bevinden. Door deze uitspraak maakt de vrouw haar situatie alleen maar erger. Vervolgens geeft Goesen nogmaals aan dat hij het zelf heeft zien gebeuren, en dat haar | |
[pagina 8]
| |
leugens overbodig zijn: Wat duvel maecte dan die lollaert/ Dat hi alsoe lach en roerde sijn lijf? (Wat voor de duivel voerde die lollaert dan uit, dat hij zo lag en zijn lichaam zo bewoog?, vs. 196-197). Opnieuw gaat zijn vrouw compleet de mist in en brengt ze een verhulde bekentenis: Dan hadde ons beiden niet dan spel (We speelden slechts een spelletje, vs. 199). Ze probeert de situatie niet meer goed te praten, maar minimaliseert het: ach, ze dolde maar wat, eigenlijk deed ze niets verkeerd. Dat onschuldige spel kan echter weer metaforisch geladen zijn. Goesen interpreteert het in ieder geval op die manier wanneer hij antwoordt dat het spel dat zij daar speelde, hem allerminst ghenoeghde (vs. 200). Net zoals de toeschouwers begrijpt hij het woord spel als beeldspraak voor de geslachtsgemeenschap. Ghenoeghde heeft bovendien ook een dubbelzinnige lading: het betekent ‘bevallen’, maar ook ‘vrijen’, zodat Goesen opnieuw impliceert dat hij op de hoogte is van het overspel. Het bevat ook een jaloerse ondertoon: ‘waarom kreeg de geestelijke dat pleziertje en ik niet?’ De vrouw kan zich nu niet meer redden en neemt haar toevlucht tot een fysieke confrontatie: Ic sal u smiten op uwen tant! (Ik zal je een dreun op je bek geven!, vs. 204). Hoewel Goesen een pantoffelheld is en niet eerder over het overspel durfde te beginnen, heeft hij zijn vrouw tijdens hun discussie wel kunnen overtroeven en is hij de morele winnaar van het twistgesprek. Bovendien heeft hij met zijn beschuldiging de aandacht afgewend van zijn zwarte gezicht. Dat verhindert echter niet dat zijn vrouw haar dominante positie opnieuw opeist en hij er uiteindelijk wellicht stevig van langs krijgt. Zoals vermeld sluit het twistgesprek aan bij het motief van de strijd om de broek, waarbij het meestal de man is die het onderspit delft. Het is duidelijk dat in deze passage metaforiek gehanteerd wordt die seksuele taboes doorbreekt en dus een komisch effect heeft. Bovendien krijgen sommige metaforen nog een extra pikant tintje mee door het gebruik van de diminutiefvorm. Als het flesschelkijn daadwerkelijk verwijst naar het geslacht van de geestelijke, is dat voor hem niet bepaald vleiend. Ook de nietigheid van de vloijken zou wel eens in deze zin geïnterpreteerd kunnen worden. | |
Ghi goede liede, dit spel es ghedaenUit het voorgaande is gebleken dat de voornaamste bedoeling van de sotternie Die Buskenblazer, het opwekken van een lach, door de combinatie van bepaalde literaire motieven met specifiek taalgebruik wordt verwezenlijkt. Het motief van de list komt vooral tot uitdrukking in het dubbelzinnige taalgebruik van de kwakzalver, het motief van de lust krijgt met de seksuele metaforiek een wapen in de verbale strijd tussen Goesen en zijn vrouw. Een derde vorm van taalgebruik met een komisch effect is te vinden bij Gheert. Hij doet een ironische uitspraak die vooral gestoeld is op leedvermaak, hoewel Goesen die niet als zodanig begrijpt. Het samenspel tussen het komische gehalte van de motieven en het taalgebruik, dat het humoristische effect van het toneelstuk versterkt, heeft zelfs na al die jaren nog steeds een hoge amusementsfactor.Ga naar eindnoot13 |
|