Madoc. Jaargang 2006
(2006)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
We weten dat het niet kan. En toch moet het
| |
[pagina 176]
| |
het concept - en de gesuggereerde postmoderne benadering was veeleer een mengeling van pragmatische en eclectische keuzes. Met Stemmen op schrift heeft Frits van Oostrom de discussie over literatuurgeschiedschrijving zoals gevoerd onder literatuurhistorici fundamenteel verder geholpen:Ga naar eindnoot3 doordat er nu een concrete proeve ligt hoeven we ons niet te verliezen in getheoretiseer over hoe zo'n boek eruit moet zien, of het mogelijk is een breder publiek een samenhangende visie over te dragen over de Middelnederlandse letterkunde, en of een literatuurgeschiedenis in het (academisch) onderwijs kan functioneren. We kunnen Stemmen op schrift bevragen op de wensen en verwachtingen die wij hebben. Wat mijzelf betreft lagen de vragen op twee terreinen: is de schrijver in staat mij een nieuwe kijk te bieden op die zo bekende literatuur en is het een boek waarmee ik uit de voeten kan in de cursussen die ik geef.Ga naar eindnoot4 Die eerste vraag wil ik kortweg met ja beantwoorden, wat niet wil zeggen dat ik op alle punten overtuigd ben. Maar juist door de soms verrassend nieuwe kijk op bijvoorbeeld de manier waarop het Nederlands zich ‘ontworstelt’ aan het Latijn zet het aan tot denken en voedt het, mag ik hopen, de vakdiscussie.Ga naar eindnoot5 Op de tweede vraag, die over de bruikbaarheid in het onderwijs, wil ik wat uitvoeriger ingaan. In elk geval is me inmiddels duidelijk dat een eenduidig antwoord moeilijk te geven is. Sinds het verschijnen van Stemmen op schrift heb ik in twee cursussen ervaring opgedaan met dit boek. In een mastercursus over debatten in de oudere Nederlandse letterkunde, die ik samen met Inger Leemans heb verzorgd, hebben we het boek uitvoerig besproken aan het slot van een serie colleges over literatuurgeschiedschrijving. Nadat we eerst een aantal weken de discussie rond Knuvelder en de NLG behandelden, kwam Stemmen op schrift aan bod. De deelnemers aan de cursus hebben elk een gedeelte van Stemmen op schrift vergeleken met de voorgangers van Van Oostrom: wat hebben Jonckbloet, Te Winkel, Kalff, Van Mierlo en Knuvelder te melden over de vroegste letterkunde, over mystiek, over ridderepiek? En wat voegt Van Oostrom daaraan toe? In hoeverre verschilt zijn aanpak van die van zijn voorgangers? In zo'n vierdejaarscursus is Stemmen op schrift een ideaal boek: het geeft aan studenten die het al die jaren zonder zo'n op schrift gesteld overzicht hebben moeten doen, een fascinerend leesboek in handen. De vaak extensieve weergave van vakdiscussies maakt nieuwsgierig in een cursus die gewijd is aan ‘debatten’ en de uitdaging om deze nieuwe literatuurgeschiedenis af te meten aan al die reeds bestaande overzichten, leidde tot een grondige kennismaking met standaardwerken die voordien vooral als naam bekend waren, maar die bij raadpleging meer de moeite waard bleken dan gedacht. En zo ontdekten deze studenten niet alleen de sterke en zwakke kanten van Stemmen op schrift, maar ook van al die voorgangers. Van Oostroms boek blijkt een uitstekend uitgangspunt voor een gedegen kennismaking met de problematiek rond literatuurge- | |
[pagina 177]
| |
schiedschrijving, een inspirerende kennismaking met verschillende debatten in de Nederlandse letterkunde en een enthousiasmerende hernieuwing van het overzicht over de oude letterkunde. Het oordeel over Stemmen op schrift was positief. Een van de studenten waardeerde de enthousiasmerende toon van het boek: ‘Van Oostrom [...] probeert zijn lezers naar alle teksten nieuwsgierig te maken’ en besluit haar bespreking met de constatering dat Van Oostrom een levendig geschreven verhaal aan zijn lezers voorschotelt en hun een ‘culinair hoogstandje’ opdient. En een andere student, die de vraag opwerpt of Stemmen op schrift een vraagbaak is of een leesboek, besluit met ‘Voor de student die even snel iets op moet zoeken over een bepaalde auteur of werk, is het leesboek (want dat is het voornamelijk) van Van Oostrom misschien wat minder geschikt. Maar voor de feiten (hoewel niet meer allemaal up to date) hebben we Te Winkel nog, en de nlg, met zijn beknopte hoofdstukjes en bruikbare literatuurverwijzingen. Uit Van Oostroms werk spreekt vooral een liefde voor het vak en een liefde voor de Middeleeuwse literatuur en hij is er glansrijk in geslaagd die liefde op mij als lezer over te brengen.’Ga naar eindnoot6 Stemmen op schrift is ‘een lekker leesboek’ dat enthousiasmeert en een duidelijke visie op de Middelnederlandse literatuur presenteert. Voor masterstudenten bleek het uitdagend en stimulerend. Maar is het ook bruikbaar in het eerstejaarsonderwijs? Is een boek dat geen handboek wil zijn bruikbaar in een overzichtscollege over literatuurgschiedenis? Toen ik Stemmen op schrift tweemaal had gelezen en er in het hiervoor besproken mastercollege ervaring mee had opgedaan, heb ik besloten het ook in mijn eerstejaarscursus voor te schrijven. En daarom lezen bijna zestig eerstejaars Nederlands in Nijmegen op dit moment in Stemmen op schrift. Ik geef graag toe dat ik er niet helemaal zeker van ben of het kan: dit boek aan pas beginnende eerstejaars voorschrijven. Er zijn bezwaren aan te dragen. Stemmen op schrift is geen handboek of leerboek waarin studenten kunnen opzoeken wat er allemaal te weten valt over Karel ende Elegast of de Roman van Walewein (over deze laatste tekst wordt bijvoorbeeld niets gemeld over het dubbele auteurschap). We kunnen dit jammer vinden, maar het is een bewuste keuze van Van Oostrom geweest een verhaal te schrijven. En die keuze biedt in het onderwijs ook voordelen. Zíjn verhaal van de Nederlandse literatuur uit de Middeleeuwen is een sterk verhaal dat eigenzinnig wordt verteld - misschien soms wat manieristisch - en daardoor bij studenten reacties oproept. Ze zijn verschillend. De een wil liever een houvast dat makkelijk uit het hoofd te leren valt voor het tentamen (dat hoeft niet, roep ik dan steevast), een ander laat zich meeslepen, wil daardoor nog meer weten en vraagt me na het college wat er verder te lezen valt. Een lastig aspect bij dit boek, dat ik me vooraf te weinig heb gerealiseerd, is juist het feit dat het als doorlopend verhaal is geschreven. Wie in de eerste weken van een cursus wil ingaan op aspec- | |
[pagina 178]
| |
ten als wereldbeeld en overlevering en ten behoeve daarvan de studenten verschillende paragrafen door het hele boek heen laat lezen - toverspreuken, Brandaan, Maerlant - krijgt meteen te horen dat het lastig is midden in het betoog te beginnen. Zo stelde ik Maerlant in week 2 aan de orde omdat het toen ging over het wereldbeeld en de verhouding tussen Latijn en volkstaal. Maar de Reinaert behandel ik pas in week 7. De studenten hebben dan enige ervaring met het lezen van Middelnederlands en kunnen, zo hoop ik, deze lastige tekst enigszins te lijf. Gevolg daarvan is dat ze de tweede helft van het laatste hoofdstuk uit Stemmen op schrift, waarin Maerlant behandeld wordt, eerder lezen dan de eerste helft waarin het over de Reinaert gaat. En daarmee is dat zorgvuldig gecomponeerde slothoofdstuk aan duigen. De literator Van Oostrom zit de didacticus wel eens in de weg. Stemmen op schrift is een lastig boek in een cursus over Middelnederlandse letterkunde in de eerste zeven weken van de opleiding. En ik moet eerlijk toegeven dat mijn elders geuite wens naar een beknopte literatuurgeschiedenis die als handboek dienst kan doen, nog steeds van kracht is. Maar ik ben tegelijkertijd blij met Stemmen op schrift. Het brengt debat en discussie in de colleges, roept vragen op, stuurt de studenten meteen naar de vakliteratuur. Ik hoop dat ik er in slaag studenten te laten zien wat het belang is van literatuurgeschiedenis, en dat we onze eigen visie alleen maar kunnen ontwikkelen ten opzichte van andere visies. Ten opzichte van de visie van Van Oostrom, van Jonckbloet, Van Mierlo, Knuvelder, Te Winkel en Kalff. Wat mij betreft schaffen studenten de complete literatuurgeschiedenis aan zo gauw alle delen beschikbaar zijn: als verhaal op de achtergrond dat overzicht geeft, maar dat ook regelmatig fungeert als ‘norm’ waartegen ze zich kunnen afzetten. Een persoonlijk geschreven boek als Stemmen op schrift biedt die mogelijkheid. Je kunt er lyrisch over zijn, je kunt het onoverzichtelijk vinden omdat je liever het houvast hebt van een keurig in paragrafen en subparagrafen ingedeeld handboek, je kunt je laten meeslepen door het enthousiasme ervan, je kunt je afzetten tegen de oordelen van Van Oostrom. Maar het laat je niet onverschillig. Een boek dat reacties oproept is alleen daardoor al bruikbaar in het onderwijs. Ik weet maar al te goed dat we niet meer kunnen geloven in ‘het grote verhaal’, dat dé geschiedenis niet te reconstrueren valt. Maar er is alle reden om telkens ons beeld van het verleden te verantwoorden, verantwoording af te leggen over onze constructie van de geschiedenis. Het is met literatuurgeschiedenis zoals met alle geschiedschrijving: we weten dat het niet kan. En toch moet het.
Johan Oosterman |
|