Madoc. Jaargang 2006
(2006)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |
Sophie Oosterwijk
| |
Oorsprong en ontwikkelingWie ooit de Grote Kerk in Vianen heeft bezocht, zal niet snel het Brederode-praalgraf vergeten. Onder de geïdealiseerde marmeren grafbeelden van het overleden echtpaar Reynout III van Brederode (1492-1556) en Philippote van der Marck († 1536/1537) ligt als schril contrast een naakt kalkstenen lichaam in verregaande staat van ontbinding (afb. 1).Ga naar eindnoot1 Wormen vreten zich een weg door de restanten vlees die nog aan het skelet kleven en in de geopende buikholte zijn zelfs de organen zichtbaar. Toch getuigt dit nihilistisch aandoende monument van grote laatmiddeleeuwse vroomheid, zoals ook af te leiden valt uit het bijbehorende kalkstenen retabel tegenover het graf. Het zal weinig verbazing wekken dat dit merkwaardige type monument aanleiding heeft gegeven tot allerlei misvattingen en plaatselijke legenden. Meestal wordt een relatie gelegd met de pestepidemie, die vanaf 1347 vanuit Italië door Europa trok. In Italië komt echter het transi-graf eigenlijk niet voor, in tegenstelling tot Noord-Europa waar we het pas vanaf de late veertiende eeuw aantreffen, enkele decennia na de komst van de Zwarte Dood. Een direct verband tussen de pest en de transi lijkt hierdoor niet waarschijnlijk. Daarentegen is er een lange traditie van ‘macabere’ kunst en | |
[pagina 147]
| |
literatuur die dateert van ver voor de pest. Een voorloper van het transi-monument is het verhaal van de Drie Levenden en de Drie Doden, dat voor het eerst terug te vinden is in de Franse poëzie van de late dertiende eeuw.Ga naar eindnoot2 In dit verhaal ontmoeten drie jonge edelen tijdens de jacht drie doden die hun waarschuwen dat ook zij gedoemd zijn te sterven. Het thema werd al snel afgebeeld door kunstenaars in wandschilderingen en miniaturen, waarbij de Drie Doden er afzichtelijk uitzien, gehuld in half vergane lijkwaden en soms met maden krioelend in hun buikholte. Vaak gaven kunstenaars de staat van vergankelijkheid ook door middel van kleur aan: ‘verse’ lijken zijn vaak grijs-wit, terwijl lichamen in verregaande staat van ontbinding donkerbruin tot bijna zwart afgebeeld werden. Dit valt niet meer af te leiden uit de nu meestal kale transi-graven, waarvan de grauwe steenkleur doods aandoet, maar dat was niet wat de middeleeuwse toeschouwer verwachtte te zien. Middeleeuwse beelden waren immers meestal beschilderd; tijdens restauratiewerk in 1877 schijnt men
Afb. 1 Detail van de buikholte en organen van de transi op het Brederode-praalgraf van ca. 1542 in de Grote Kerk in Vianen (foto auteur).
bijvoorbeeld ontdekt te hebben dat de wormen op het transi-beeld in Vianen oorspronkelijk goud geverfd waren om zo nog beter op te vallen. Tot de vroegst bekende voorbeelden behoren twee transi-monumenten in de kathedraal van Laon en in de dorpskerk van La Sarraz, vlakbij Lausanne (Zwitserland). De uitgemergelde transi van de Franse hofarts Guillaume de Harcigny († 1393) in Laon is een zeer realistische weergave van een dood lichaam (afb. 2). De mond hangt open, de ogen staan bol in hun kassen, en onder de strakgetrokken huid zijn alle pezen en botten duidelijk te zien.Ga naar eindnoot3 Nog extremer is het lugubere monument van François de la Sarra († ca. 1363), al ziet het er op het eerste gezicht heel conventioneel uit (afb. 3).Ga naar eindnoot4 De gestorvene ligt op een gebeeldhouwde grafkist onder een fraai gotisch baldakijn, terwijl familieleden in biddende houding om hem heen staan. Een nadere blik leert echter anders: niet alleen krioelen er wormen over het naakte lichaam van François, maar er kruipen ook grote padden over zijn gezicht en schaamdelen. De transi's in Laon en La Sarraz vertegenwoordigen twee iconografische varianten die voortkomen uit specifieke regionale tradities, zoals ook blijkt uit de verspreiding van dit type grafmonument over Noord-Europa. | |
[pagina 148]
| |
Afb. 2 Detail van de transi van de hofarts Guillaume de Harcigny († 1393) in de kathedraal van Laon. Uit: K. Cohen, Metamorphosis of a death symbol. The transi tomb in the late Middle Ages and the Renaissance, California Studies in the History of Art XV (Berkeley/Los Angeles/London 1973) afb. 1.
| |
VerspreidingHoewel een transi-graf toch altijd een vrij bijzondere keuze moet zijn geweest, zijn er nog heel wat voorbeelden bewaard gebleven, zowel uit de Middeleeuwen als uit de Renaissance. Zo kent Engeland, dat nog altijd rijk is aan middeleeuwse monumenten, het double-decker-type, waarbij de overledene in volledige uitrusting behorende bij zijn of haar status bovenop het monument is afgebeeld, terwijl eronder een kadaver in een lijkwade ligt; eigenlijk is het Brederode-graf in Vianen dus ook een ‘dubbeldekker’. Het vroegst gedateerde voorbeeld in Engeland is het dubbeldekkermonument dat aartsbisschop Chichele († 1443) nog tijdens zijn leven liet oprichten in de kathedraal van Canterbury; het was oorspronkelijk beschilderd, maar de huidige kleuren dateren van een negentiende-eeuwse restauratie. Andere voorbeelden zijn te zien in de kathedralen van Lincoln, Wells, Salisbury, Winchester en Exeter, om er maar een paar te noemen. Hoewel transi-graven vaak door geestelijken besteld werden, waren ze in zekere mate ook in zwang bij de adel. In Ewelme (Oxfordshire) is het zelfs de hertogin van Suffolk die op deze manier herinnerd wilde worden: de weduwe Alice Chaucer († 1475), kleindochter van de dichter Geoffrey, koos voor een bijzonder luxueuze uitvoering van
Afb. 3 Detail van de transi op het graf van François de la Sarra († ca. 1363) in de dorpskerk van La Sarraz, vlakbij Lausanne (Zwitserland) (foto Universiteit van Lausanne).
| |
[pagina 149]
| |
Afb. 4 Double-decker-monument van Alice Chaucer, hertogin van Suffolk († 1475) in de kerk van Ewelme, Oxfordshire (foto Conny Bailey).
albast (afb. 4).Ga naar eindnoot5 Ook koning Edward IV († 1483) had voor zichzelf een transi-monument in gedachten, maar die wens is helaas nooit vervuld.Ga naar eindnoot6 Overigens komen transi-monumenten ook in andere vormen voor. Zo vinden we in Engeland naast gegraveerde stenen grafplaten ook een groot aantal shroud brasses, oftewel koperen grafplaten die de overledene(n) in lijkwade gehuld afbeelden: soms nog ‘vers’ en met de handen vroom gevouwen, zoals Thomasine Tendring († 1485) met haar broers en zussen in Yoxford (Suffolk), maar ook vaak als grijnzend skelet.Ga naar eindnoot7 Een fraai voorbeeld van deze laatste variant is te zien in Aylsham (Norfolk), waar Richard Howard († 1499) met zijn vrouw Cecilie vanuit hun half-open lijkwaden de toeschouwer aankijken (afb. 5). Een bijzondere variant is het type waarbij een of meer overledenen op een tweedimensionale brass bovenop een grafplaat worden weergegeven, terwijl eronder een gebeeldhouwde stenen transi ligt, zoals het geval is bij twee monumenten in de kerk van Wollaton aan de rand van Nottingham. Het feit dat beide monumenten meer dan één dode gedenken, terwijl ze toch slechts een enkele transi omvatten, suggereert dat deze dode figuur niet specifiek de overledene hoeft voor te stellen, maar eerder een moraliserende verbeelding van de dood is. Het transi-graf was echter geen Engelse uitvinding, zoals het veel vroegere voorbeeld in Laon al aangeeft, al is de oorsprong van dit type monument moeilijk te achterhalen. In Frankrijk was het in de zestiende eeuw de koninklijke familie zelf die zulke praalmo-
Afb. 5 Shroud brass van Richard Howard († 1499) met zijn vrouw Cecilie in Aylsham (Norfolk).
| |
[pagina 150]
| |
Afb. 6 Transi-grafreliëf van Claude Bouton († 1556) en zijn vrouw Jacqueline in de Onze-Lieve-Vrouwe-ten-Zavelkerk in Brussel. (foto Dr. Robert Didier).
numenten liet plaatsen in de basiliek van Saint-Denis, waarbij elk echtpaar in statie geknield bovenop het graf wordt afgebeeld, en daaronder liggend als naakte lijken, compleet met de hechtingen die de balsemers ook op de echte lichamen zelf achterlieten.Ga naar eindnoot8 Daarnaast zijn er ook de twee aparte transi-grafmonumenten die Conrad Meit ontwierp voor Margareta van Oostenrijk († 1530) en haar jonggestorven echtgenoot Philibert ‘le Beau’ van Savoye († 1504) in de kerk van Brou (Bourg-en-Bresse).Ga naar eindnoot9 Ook in Nederland zijn nog verscheidene middeleeuwse transi's te vinden, zoals in de Oude Kerk in Amsterdam, de Pieterskerk in Leiden en de St. Matthiaskerk in Maastricht.Ga naar eindnoot10 Een heel bijzonder voorbeeld in België is de transi-grafplaat van de schilder Hubert van Eyck († 1426) in het lapidarium van de St. Baafabdij in Gent, al zijn helaas het inlegwerk en de koperen inscriptieplaat eruit verdwenen. Gelukkig was de oorspronkelijke graftekst al in 1568 door de kroniekschrijver Marcus van Vaernewyck opgetekend en hieruit wordt de identiteit van de overledene duidelijk: ... Hubrecht van Eyck was ich ghenant
Nu spyse der wormen, voormaels bekant
In schilderye zeer hooghe gheeert...Ga naar eindnoot11
Een tweede transi-zerk in het Gentse lapidarium gedenkt Joos van Troyes († 1521), die met wapperende lijkwade en een kronkelende slang tussen zijn grijnzende gebit is afgebeeld. Waarschijnlijk van dezelfde hand als de transi in Vianen is het transi-beeld in het museum van Boussu-lez-Mons, zij het dat hier het bijbehorende graf en de identiteit van de overledene ontbreken. Een ander fraai voorbeeld is het grafreliëf van Claude Bouton († 1556) en zijn vrouw Jacqueline in de kerk van Onze Lieve Vrouwe ten Zavelkerk in Brussel (afb. 6).Ga naar eindnoot12 Overigens is niet ieder skelet een echte transi: op het monument van Louis de Celles († 1539) en Marguerite de Cottreau († 1555) in Celles, dat het echtpaar knielend aan weerszijden van de gekruisigde Christus afbeeldt, ligt onder hen als symbool van de overwonnen dood een skelet met pijl.Ga naar eindnoot13 Hoewel Kathleen Cohen in 1973 een enorm scala aan transi's publiceerde, heeft de lijst | |
[pagina 151]
| |
zich sindsdien alleen maar uitgebreid. Zo werd Ierland niet in haar studie opgenomen, terwijl het toch een relatief groot aantal voorbeelden uit de vijftiende en vroeg-zestiende eeuw telt.Ga naar eindnoot14 Hetzelfde geldt voor Scandinavië, waar tenminste één voorbeeld te vinden is in Nyköping (Zweden) met een afbeelding van een gekroonde transi belaagd door slangen of wormen en padden (afb. 7). Deze gegraveerde zerk, die in 1961 tijdens opgravingen in een franciscaner klooster werd gevonden, herdenkt de in 1429 gestorven Ingeboren.Ga naar eindnoot15 Ook in Midden-Europa worden transi's aangetroffen. In de crypte van de St. Joris-kapel van de Praagse burcht is een staande transi te zien met krioelende wormen en een pad op de schouder (afb. 8), die waarschijnlijk van de vroege zestiende eeuw dateert, maar waarover verder weinig informatie bekend is. Een ander voorbeeld is de door Ulrich Creutz vervaardigde transi in het franciscaner klooster van Kadaò, dat Jan Hasis̀† tejnský van Lobkovice († 1517) herdenkt. Verder is op een monument van 1513-16 voor de koopman Hans Pawels aan de buitenmuur van de St. Olafskerk in Tallinn (Estland) een transi te vinden met een pad op de borst en een slang gekruld om de schedel.Ga naar eindnoot16 Deze laatste details duiden op een interessante iconografische invloed vanuit Duitsland, die afwijkt van de traditie waartoe Guillaume de Harcigny's transi
Afb. 7 Gegraveerde transi-grafzerk van Ingeborch († 1429), Nyköpingshus Museum, Nyköping, Zweden (foto F.A. Greenhill-collectie, met toestemming van de Francis Coales Charitable Foundation).
behoort. Tallinn was een Hanzestad en het monument werd voltooid door de West-faalse beeldhouwer Hinrik Byldensnyder, zodat het nuttig is nu om de Duitse transi-variant onder de loep te nemen. | |
Wormen, maden, padden en ander ongedierteOok al beschreef Hubert van Eycks grafschrift hem als spyse der wormen, het is zeer twijfelachtig of er ook werkelijk wormen afgebeeld waren op dit monument. Verwijzingen naar wormen zijn een vaak voorkomende conventie in opschriften op transi-monumenten, onder andere op dat van aartsbisschop Chichele in Canterbury. Ze zijn echter wel duidelijk aanwezig op de Brederode-transi in Vianen, terwijl het monument in La Sarraz en de grafzerk in Nyköping zowel wormen als padden vertonen. Deze iconografie schijnt afkomstig te zijn uit Duitsland, waar vanaf de late dertiende eeuw allegorische figuren van Frau Welt en de Versucher of Prinz der Welt werden afgebeeld op kerkportalen, zoals in in Freiburg en Worms (afb. 9).Ga naar eindnoot17 Van voren zien deze | |
[pagina 152]
| |
Afb. 8 Staande transi in de crypte van de St. Joriskapel in de Praagse burcht, waarschijnlijk vroeg-zestiende eeuw (foto dr. Jennifer S. Alexander).
beelden er zeer aantrekkelijk uit, totdat men een blik werpt op de achterkant, waar wormen, padden en andere reptielen krioelen als vanitas-waarschuwing tegen uiterlijk schoon. Hoewel een direct verband met de veel latere transi-monumenten moeilijk is aan te tonen, komt deze meer extreme ‘ongedierte’-variant juist in de Duitse invloedssfeer vaak voor, terwijl op Franse transi's bij uitzondering slechts sprake is van maden of kleinere wormen. Deze regionale iconografische verscheidenheid vinden we ook terug in andere ‘macabere’ afbeeldingen: zo krioelen er padden en slangen over de Drie Doden in de vijftiende-eeuwse wandschildering in de Johanneskirche in Crailsheim (Baden-Württemberg), en slangen en kevers in de wandschildering in Tuse (Denemarken; zie omslag). In Engeland zijn transi's met ongedierte zeldzaam: de meest opvallende uitzondering is de brass van Ralph Hamsterley († 1518) in de kerk van Oddington (Oxfordshire), waarvan de iconografie mogelijk beïnvloed is door Duitse Totentanz-houtsneden die in deze periode veel werden gedrukt en die ook vaak doden vergezeld van reptielen vertonen. In Ierland komt deze transi-variant vreemd genoeg wel vaak voor, en de Duitse invloed strekte zich ook duidelijk uit tot Scandinavië en Bohemen. Padden en reptielen riepen van oudsher negatieve beelden op van het kwaad, de dood en bederf. Hierbij kunnen we ook denken aan de slang in het Paradijs of de kikkerplaag in Egypte in de bijbel. Er werd in de Middeleeuwen meestal geen onderscheid gemaakt tussen padden en kikkers, die allebei ook nog eens giftig zouden zijn. Daarnaast meende Plinius de Jongere in zijn Naturalis Historia dat reptielen spontaan voortkomen uit lijken, zodat de combinatie van transi's en ongedierte eigenlijk volkomen logisch is.Ga naar eindnoot18 Ook diende aasetend ongedierte naar middeleeuwse begrippen een nuttig doel, omdat mensen immers zondigen met hun zwakke vlees dat na hun dood op deze manier wordt weggezuiverd, net zoals de zielen in het vagevuur worden gelouterd. De associatie tussen ongedierte en het kwaad was echter bijzonder sterk. In middeleeuwse preken zijn veel stichtelijke exempla te vinden over gestorven zondaren die in hun graf worden opgevreten door padden en ander ongedierte of door reptielen worden geplaagd in de hel. Zo is er het verhaal van de zoon die na de aanblik van de grote zwarte pad op de keel van zijn overleden vader (die tijdens zich tijdens zijn leven schuldig had gemaakt aan gulzigheid) onmiddellijk tot inkeer komt, of dat van de dochter die in een visioen haar zondige moeder in de hel gebeten ziet worden door | |
[pagina 153]
| |
gruwelijke slangen.Ga naar eindnoot19 De schilder Jeroen Bosch maakte ook gretig gebruik van reptielen als straf voor zondaren in zijn visioenen van de hel. De vraag is dus waarom zovele rijke opdrachtgevers in de late Middeleeuwen een type grafmonument voor zichzelf bestelden dat kennelijk zulke negatieve beelden opriep. | |
BetekenisOok zonder een direct verband tussen de eerste pestepidemie en de introductie van het transi-graf enkele tientallen jaren later, is het waarschijnlijk dat de steeds terugkerende pest de verspreiding van het transi-motief heeft bevorderd, zoals ook het geval was met de danse macabre of dodendans in de vijftiende eeuw. Beide zijn kenmerkend voor de laatmiddeleeuwse bezinning over de dood en dienen als oproep voor de toeschouwer: memento mori, gedenk te sterven! Maar al te vaak worden hiermee de Middeleeuwen afgedaan als een morbide tijdperk dat in schril contrast staat met het veel vrolijkere Renaissance-motto carpe diem, pluk de dag. De vraag is of deze karakterisering helemaal terecht is. Hoe demoraliserend de aanblik van een stenen kadaver op een graf ook moge zijn voor de moderne kijker, in de Middeleeuwen had zo'n beeld duidelijk een heel andere betekenis. Het is waar dat de meeste opdrachtgevers de voorkeur gaven aan een geïdealiseerde representatie van zichzelf (want we moeten middeleeuwse grafbeelden niet als letterlijke portretten zien). Toch kozen sommigen bewust voor een grafbeeld dat wars was van zulke ijdelheid. Een transi toont immers hoe het ieder menselijk lichaam uiteindelijk zal vergaan, ongeacht de wereldse status van de overledene. Hiermee uiten vooral kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders een gevoel van humilitas of nederigheid, alsof ze zich ervan bewust zijn dat ze niet beter zijn dan de gemiddelde sterveling. Geestelijken die zo'n graf al tijdens hun leven lieten oprichten, zoals aartsbisschop Chichele in Canterbury, werden daardoor dagelijks herinnerd aan hun eigen sterfelijkheid. Ironisch is dat transi's meestal slechts gedeeltelijk gehuld zijn in een lijkwade, terwijl een bisschop of aartsbisschop juist begraven werd in plechtgewaad, compleet met mijter, ring en staf. Ook waren sommige transi-monumenten allerminst nederig in hun opzet: zo was het graf van kardinaal Jean de La Grange († 1402) in de kerk van Saint-Martial, Avignon oorspronkelijk ruim vijftien meter hoog. Helaas zijn hiervan slechts fragmenten bewaard gebleven, waaronder de vrijwel naakte transi.Ga naar eindnoot20 Daarnaast was er een rotsvast geloof in de wederopstanding, zoals beschreven staat in Job 19:25-26: ‘Ik weet: mijn redder leeft, en hij zal ten slotte hier op aarde ingrijpen. Hoezeer mijn huid ook is geschonden, toch zal ik in dit
Afb. 9 Allegorische figuur van de Versucher of Prinz der Welt op het portaal van de Münster in Freibourg, ca. 1290 (foto Europäische Totentanz-Vereinigung).
| |
[pagina 154]
| |
lichaam God aanschouwen. Een transi herinnert de toeschouwer er dus aan dat de ziel onsterfelijk is en dat het menselijk lichaam weliswaar vergaat, maar bij het Laatste Oordeel weer in goede staat teruggebracht en tot leven gewekt zal worden. Dit wonder werd door Christus al op aarde tot stand gebracht in de opwekking van Lazarus. Het werd vaak afgebeeld bij het dodenofficie in getijdenboeken en ook opgevoerd in de mysteriespelen. Hierbij schroomde men niet om te wijzen op een ander akelig aspect van de dood: stank. Omstanders bij de opwekking door Christus knijpen vaak hun neus dicht in middeleeuwse afbeeldingen, want Lazarus is immers al drie dagen dood. Ook in de miniatuur in het getijdenboek van Catharina van Kleef (New York, Morgan Library, ca. 1440) waarin twee mannen een lijk klaarmaken voor de begrafenis, beeldt de miniaturist om dezelfde reden het raam wijd open af (afb. 10).Ga naar eindnoot21 Ook al konden middeleeuwse beeldhouwers dit laatste aspect niet weergeven, het vaak gruwelijke realisme van transi-beelden in ‘full colour’ (al dan niet gepaard met ongedierte) was ongetwijfeld voldoende om toeschouwers aan hun eigen sterfelijkheid te herinneren, hoe
Afb. 10 Twee mannen maken onder een open raam een dode klaar voor de begrafenis, miniatuur uit het getijdenboek van Catharina van Kleef, Utrecht, ca. 1440 (New York, Morgan Library). Uit: J. Plummer, Het getijdenboek van Catharina van Kleef (facsimile, Amsterdam 1966) afb. 43.
| |
[pagina 155]
| |
onsmakelijk het naar huidige begrippen ook moge zijn. In dit opzicht is de gekuiste Nieuwe Bijbelvertaling van Job 17:14 typerend: ‘Tot het graf roep ik: “Jij bent mijn vader,” en tot de wormen: “Moeder, zuster!’ In de Vulgaat spreekt Job namelijk niet het graf aan, maar de verrotting zelf: putredini dixi pater meus es mater mea et soror mea vermibus. | |
ConclusieHet middeleeuwse transi-graf in al zijn variaties had dus een veel diepere betekenis dan het griezeleffect dat het nu meestal heeft op de moderne kijker. Toch zal deze morbide iconografie ook de gemiddelde opdrachtgever in de Middeleeuwen niet hebben aangesproken: ondanks het grote aantal bewaard gebleven voorbeelden blijven transi-monumenten toch ver in de minderheid vergeleken bij de meer conventionele afbeeldingen van geïdealiseerde opdrachtgevers in hun aardse glorie. Natuurlijk was er ook een didactisch element. Transi-monumenten dienden uiteindelijk als waarschuwing aan de kijker tegen een te grote voorliefde voor aardse genoegens ten koste van het eigen zieleheil. Het vlees is immers niet alleen zwak, maar ook vergankelijk, in tegenstelling tot de eeuwige ziel. Heel vaak gaan transi-monumenten ook vergezeld van variaties op het motto eris quod sum dat we ook terugvinden in de woorden van de Drie Doden tot de Drie Levenden: zoals jij nu bent, was ik ook, en zoals ik nu ben, zul jij ook worden.Ga naar eindnoot22 De transi wordt dus als spiegel voorgehouden aan de nog levende toeschouwer, zoals dat ook ooit werd beschreven in het verloren grafschrift van Hubert van Eyck: Spieghelt U an my die op my treden / Ick was als ghy... |
|